ECLI:NL:RBMNE:2019:4948

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2019
Publicatiedatum
25 oktober 2019
Zaaknummer
16/011370-10
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersagressie en artikel 6 Wegenverkeerswet. Straftoemeting.

Op 25 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 april 2016 betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, bestuurder van een VW Golf, heeft zich zodanig gedragen dat hij een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij het slachtoffer, een motorrijder, zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de vluchtstrook van de A6 zijn voertuig stilzette en vervolgens in botsing kwam met de motor van het slachtoffer, wat resulteerde in een open fractuur aan het linker onderbeen van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen en dat zijn handelen als verkeersagressie kan worden gekwalificeerd. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, besloten om een taakstraf van 160 uren op te leggen, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit en hem veroordeeld tot de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/011370-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
op 16 april 2016 te [plaatsnaam 1] als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dan wel zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:
op 16 april 2016 te [plaatsnaam 1] als bestuurder van een personenauto door zijn gedragingen gevaar op de weg heeft veroorzaakt dan wel het verkeer op de weg heeft gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat getuigen hebben verklaard dat verdachte als bestuurder zijn auto schuin over het puntstuk van de oprit van het [..] tankstation heeft opgereden, dan wel dat hij zijn auto haaks op de oprit van het tankstation heeft opgesteld. Hierdoor kon het latere slachtoffer op zijn motor niet goed passeren en is er een aanrijding ontstaan. Wegens deze ongebruikelijke manoeuvres in het verkeer treft verdachte het verwijt van een zeer hoge mate van schuld, in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat wat feitelijk is gebeurd niet overeenkomt met de in de tenlastelegging primair en subsidiair omschreven gedragingen. Daarbij komt, dat niet kan worden aangenomen dat hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit ongeluk zou plaatsvinden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 16 april 2016 reed ik op mijn motor, een Kawasaki, type ZZ-R1100, voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Op de A6 nam ik de afrit naar het [..] Benzinestation te [plaatsnaam 1] . [2] Terwijl ik op de toerit naar de rijbaan van de A6 reed zag ik ineens dat er een personenauto stilstond op de vluchtstrook ter hoogte van het einde van de toerit. Nadat ik dichter bij de personenauto kwam zag ik dat de bestuurder met zijn auto haaks over de rijbaan reed. Hierbij reed hij over het witte vlak op de rijbaan. Ik ging zoveel mogelijk aan de rechterzijde rijden, vlak langs de rand tussen de rijbaan en de berm. Ik zag dat er nog ruimte was om tussen de personenauto en de berm door te rijden. Toen ik met het voorwiel van de motor net voorbij de voorzijde van de personenauto was gereden zag ik dat de bestuurder van de auto gas gaf, doorreed en tegen mij en de motor aanreed. Ik stond bijna direct stil en viel om. Ik zag dat de voorbumper deels los hing en ik voelde pijn aan mijn linker been. [3]
Getuige [getuige] heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 16 april 2016 zat ik achterin de auto. Op het moment dat wij ter hoogte van het [..] tankstation [....] te [plaatsnaam 1] reden, zag ik dat de vader van [A] over de uitrit voorbij het [..] tankstation reed weer richting de A6. Op dat moment zag ik ook dat er een donkerblauwe Volkswagen stil stond op het puntstuk aan het begin van de invoegstrook naar de A6. Op het moment dat de vader van [A] op zijn motor de invoegstrook naderde, zag ik dat de Volkswagen naar rechts draaide over de invoegstrook. Ik zag dat de vader van [A] voor de Volkswagen moest uitwijken en ik zag dat hij naar rechts stuurde, de zijberm in over het gras. Ik zag vervolgens dat de vader van [A] met zijn motor tegen de rechter voorkant van de Volkswagen botste. Hierdoor viel de vader enkele meters voorover zijn motor op de grond. [4]
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 16 april 2016 reed ik met mijn personenauto, VW Golf, blauw, gekentekend [kenteken 2] , over de A6. Ik reed over de linker rijstrook en haalde personenauto’s in. In de achteruitkijkspiegel zag ik een motorrijder die tussen 2 personenauto’s aan het inhalen was. Na het inhalen wilde ik terug naar de rechter rijstrook en gaf richting aan. Toen ik amper met het rechter voorwiel over de middenstreep reed, haalde de motorrijder mij gevaarlijk in. Ik had al gezien dat de motorrijder mij eerst rechts wilde inhalen. Kennelijk bedacht de motorrijder zich vanwege de richtingaanwijzer en mijn rijrichting en haalde mij links in terwijl (hij) eerst naar rechts stuurde. [5] Ik schrok van deze manoeuvre en had verwacht dat hij mij links in zou halen als ik op de rechter rijstrook zou rijden, op een normale manier. Ik was boos omdat hij deze actie deed. Ik seinde met mijn grote licht en toeterde. De motorrijder reed harder en liep op mij uit. Ik zag dat de motorrijder links en rechts asociaal bleef inhalen met hoge snelheid.
Ter hoogte van de [..] benzinepomp " [....] " te [plaatsnaam 1] zag ik links bij de benzinepomp, aan de zijde van de A6, de motorrijder staan. Net voorbij de benzinepomp ging ik op de vluchtstrook rijden. Ik zag dat de motorrijder over de rijstrook vanaf het parkeerterrein richting A6 reed. Ik reed langzaam de oprit over in de richting van de berm om mijn auto te parkeren om een gesprek met de motorrijder aan te gaan. Ik zag dat de motorrijder doorreed. Ik remde nog maar de motorrijder reed tegen mijn rechter voorzijde. De motorrijder bleef tegen mijn auto leunen en kwam in het gras ten val. [6]
Uit een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] blijkt dat hij bij het verkeersongeval op 16 april 2016 letsel heeft opgelopen. Het letsel werd door de arts als volgt omschreven: crurisfractuur links, compliceerd (open). [7] Uit een letselverklaring van 20 maart 2017 blijkt dat [slachtoffer] is geopereerd waarbij er een pen en schroeven in zijn been zijn geplaatst. De schroeven zijn bij een latere operatie verwijderd. [slachtoffer] heeft op het onderbeen littekens van de operatie. De herstelfase heeft 6 maanden geduurd. [8]
Bewijsoverwegingen
Aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag en zeer hoge mate van schuld
De rechtbank stelt, gelet op de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen, vast dat de aanrijding heeft plaatsgevonden in het kader van een conflict in het verkeer tussen verdachte en [slachtoffer] . Verdachte reed op 16 april 2016 in de door hem bestuurde auto op de A6 richting [plaatsnaam 2] en is, naar eigen zeggen, afgesneden door een bestuurder van een motorfiets, namelijk [slachtoffer] . Later, ter hoogte van het [..] tankstation “ [....] ” te [plaatsnaam 1] (hierna te noemen: het [..] tankstation) zag verdachte dat [slachtoffer] daar met zijn motorfiets stilstond. Verdachte heeft vervolgens zijn auto van de rijbaan afgereden en heeft die auto op de vluchtstrook, net voor het puntstuk van de oprit van het [..] tankstation, tot stilstand gebracht en heeft zodoende gehandeld in strijd met artikel 43 lid 3 RVV 1990. Anders dan de raadsman ter zitting heeft bepleit is er op de A6 sprake van een vluchtstrook die overgaat in een puntstuk aan de linkerkant van de oprit van het [..] tankstation. Zulks blijkt ook uit foto 2.1.2. uit de foto map van de Verkeersongevallenanalyse. Verdachte is, terwijl [slachtoffer] de oprit van het [..] tankstation richting de A6 opreed, vervolgens met zijn auto over het puntstuk van die oprit gereden, waardoor hij in strijd met artikel 77 lid 1 RVV 1990 heeft gehandeld. Verdachte heeft zijn auto op de rijbaan van de oprit van de A6 gestuurd teneinde de vrije doorgang voor de door [slachtoffer] bestuurde motorfiets tot de snelweg te blokkeren. Hierdoor is verdachte met de rechtervoorzijde van zijn auto in botsing gekomen met die door [slachtoffer] bestuurde motorfiets, waardoor [slachtoffer] ten val is gekomen.
Het hiervoor beschreven handelen van verdachte, waarbij ook twee verkeersovertredingen zijn gemaakt, is reeds op zichzelf beschouwd gevaarzettend. Het is ook voldoende voor de vaststelling voor het bewijs dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen en ook schuld heeft aan het vervolgens ontstane verkeersongeval. Deze gedragingen dienen niet geïsoleerd maar in het samenstel van gedragingen van verdachte te worden beoordeeld, dat louter erop gericht is geweest verhaal te halen bij [slachtoffer] , als andere verkeersdeelnemer. Verdachte vond het naar eigen zeggen nodig om [slachtoffer] ‘aan te spreken’ op zijn rijgedrag. De rechtbank leidt ook uit dit door verdachte verwoorde motief voor het begaan van de even vermelde verkeersovertredingen af dat hij verhaal ging halen bij [slachtoffer] . Het begaan van verkeersovertredingen in de sleutel van het verhaal willen halen bij een andere verkeersdeelnemer naar aanleiding van ergernis over diens daaraan voorafgegane rijgedrag is een normaal weggebruiker onwaardig en kan niet anders worden geduid dan als verkeersagressie. Het is verdachte slechts erom te doen geweest om met het oog op het halen van verhaal de vrije doorgang voor [slachtoffer] op de weg zonder noodzaak te blokkeren, waarbij hij niet alleen de verkeersregels maar ook de veiligheid voor [slachtoffer] als verkeersdeelnemer aan zijn laars heeft gelapt.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de ten laste gelegde zeer hoge mate van schuld in de zin van artikel 6 WVW voor bewezenverklaring in aanmerking komt.
Zwaar lichamelijk letsel
Gelet op de aard en ernst van het letsel bij [slachtoffer] , namelijk een fractuur aan het linker onderbeen, de noodzaak van twee operaties en een herstelduur die zes maanden heeft geduurd, is de rechtbank van oordeel dat het letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW juncto artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Conclusie
Het voorgaande voert de rechtbank tot het oordeel dat het primair ten laste gelegde feit voor bewezenverklaring in aanmerking komt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:
op 16 april 2016 te [plaatsnaam 1] , als bestuurder van een motorrijtuig te weten een VW Golf met kenteken [kenteken 2] , daarmee rijdende over de voor het verkeer openstaande weg te weten de Rijksweg A6, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig te rijden, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte,
- zijn voertuig op de vluchtstrook (ter hoogte van het puntstuk van de oprit van het tankstation aan de A6) stil heeft gezet en daardoor in strijd heeft gehandeld met artikel 43 lid 3 RVV 1990 en
- vervolgens toen [slachtoffer] op zijn motor (merk Kawasaki ZZ-R1100 met kenteken [kenteken 1] ) aan kwam rijden) zijn, verdachtes, voertuig over het puntstuk van de oprit van het tankstation [..] heeft gereden en daardoor in strijd heeft gehandeld met artikel 77 lid 1 RVV 1990, en
- vervolgens zijn auto op de rijbaan (van de oprit van die A6) heeft gestuurd en stapvoets door is gaan rijden ten einde de vrije doorgang van die [slachtoffer] te blokkeren,
waardoor hij, verdachte, met de rechtervoorzijde van zijn auto tegen de motor van die
[slachtoffer] is gebotst/gereden en waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen,
waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel te weten een open fractuur aan het
(linker)(onder)been, werd toegebracht;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht . Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie houdt met zijn vordering rekening met de overschrijding van de redelijke termijn.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, bij het bepalen van een straf rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Voorts is aangevoerd dat verdachte als zelfstandige (eenmanszaak) werkzaam is en dat hij voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden zijn rijbewijs nodig heeft.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto zeer onvoorzichtig gereden en een verkeersongeval veroorzaakt. Hij vond dat [slachtoffer] gevaarlijk rijgedrag kon worden verweten en vond het vervolgens nodig om hem daarop aan te spreken, in de vorm van het halen van verhaal. Verdachte heeft daarbij willens en wetens verkeersregels overtreden terwijl het hem erom was te doen de vrije doorgang van [slachtoffer] op de oprit van een snelweg te blokkeren. Een ongeval met zwaar lichamelijk letsel aan de zijde van [slachtoffer] is daarvan het gevolg geweest. Dit gedrag heeft niets met regulier deelnemen aan het verkeer en alles met verkeersagressie te maken. Door het door verdachte veroorzaakte ongeval heeft hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toegebracht. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich volledig heeft laten leiden door zijn emoties in een reactie op een manoeuvre in het verkeer door het latere slachtoffer. Het gedrag van verdachte als verkeersdeelnemer is onaanvaardbaar. In het verkeer worden immers geen rekeningen vereffend.
De persoon van de verdachte
Uit een op naam van verdachte gesteld Uittreksel justitiële documentatie van 26 juni 2019 volgt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Oriëntatiepunten straftoemeting
De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en zwaarte van de op te leggen straf de mate van schuld betrokken en acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten wijzen in het geval van het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg en waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld, een gevangenisstraf uit, en wel voor de duur van 4 maanden. Als bijkomende straf is ingevolge die oriëntatiepunten een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren aan de orde.
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat de verdachte aanspraak heeft op berechting binnen een redelijke termijn. Volgens vaste rechtspraak bedraagt de redelijke termijn een periode van twee jaren. De rechtbank stelt vast dat deze termijn in aanzienlijke mate is overschreden. De op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen op 16 april 2016, op welke datum verdachte naar aanleiding van de tegen hem gerezen verdenking door de politie als verdachte is gehoord. Gelet daarop mocht hij verwachten dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem in zou stellen. De rechtbank wijst heden vonnis, zodat gerekend vanaf dat aanvangsmoment en de dag waarop vonnis wordt gewezen een periode van meer dan 3 jaren en 5 maanden is verstreken. Aldus is die op zijn redelijkheid te beoordelen termijn in zeer aanzienlijke mate overschreden, immers met 17 maanden. Van feiten of bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken. De rechtbank zal dit gegeven in het voordeel van de verdachte betrekken bij de straftoemeting door deze te matigen.
De straf
Hoewel het bewezenverklaarde feit op zichzelf beschouwd de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, zoals hierboven is uiteengezet, ziet de rechtbank in de overschrijding van de redelijke termijn aanleiding om daarvan af te zien en te volstaan met het opleggen van een taakstraf. Gezien de aard en ernst van het als verkeersmisdrijf gekwalificeerde rijgedrag van verdachte acht de rechtbank daarnaast een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid aangewezen. Bij het opleggen van deze bijkomende straf heeft de rechtbank het als verkeersagressie te kwalificeren gedrag van verdachte in aanmerking genomen, terwijl de rechtbank op grond van het onderzoek ter terechtzitting vaststelt dat verdachte slechts in zeer beperkte mate heeft getoond dat hij inziet dat het aan hem verweten gedrag volstrekt niet door de beugel kan. De rechtbank zal aan de andere kant en in het voordeel van verdachte rekening houden met wat is gebleken ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden, die meebrengen dat hij dient te beschikken over het rijbewijs voor zijn werkzaamheden. De rechtbank ziet daarin echter onvoldoende reden om die ontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen, zoals gevorderd door de officier van justitie. Het is aan verdachte om voor het door die ontzegging veroorzaakte ongemak een oplossing te vinden.
Alles afwegend, acht de rechtbank een taakstraf van 160 uren passend, te vervangen door 80 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van 12 maanden. Een aanzienlijk deel daarvan zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen opdat verdachte ervan wordt weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare (verkeers)feiten te begaan. De proeftijd stelt de rechtbank, gelet op de datum van het bewezen geachte feit, op 1 jaar.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 22c, en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
160 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 dagen hechtenis;
- ontzegt verdachte ter zake van het onder rubriek 5 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
- bepaalt dat van de ontzegging een gedeelte, groot 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
- stelt daarbij een proeftijd van 1 jaar vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Tason Avila, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2019.
mr. N.P.J. Janssens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 16 april 2016 te [plaatsnaam 1] (gemeente Noordoostpolder), althans in het
arrondissement Midden-Nederland,als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een VW Golf met kenteken [kenteken 2] ), daarmee rijdende over de voor het verkeer openstaande weg (te weten de Rijksweg A6), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte,
- zijn, verdachtes, voertuig op de vluchtstrook (ter hoogte van het puntstuk van de oprit van het tankstation [..] aan de A6) stil heeft gezet en daardoor in strijd heeft gehandeld met artikel 43 lid 3 RVV 1990, en/of
- (vervolgens) (toen [slachtoffer] op zijn motor (merk Kawasaki ZZ-R1100 met kenteken [kenteken 1] ) aan kwam rijden) zijn, verdachtes, voertuig over het puntstuk heeft gereden en daardoor in strijd heeft gehandeld met artikel 77 lid 1 RVV 1990, en/of
- (vervolgens) zijn auto op de rijbaan (van de oprit van die A6) heeft neergezet, ten einde de vrije doorgang van die [slachtoffer] te blokkeren, en/of
- (vervolgens) (toen die [slachtoffer] trachtte via de vluchtstrook van die oprit de auto van hem, verdachte, te ontwijken) verder vooruit is gereden, en/of
- waardoor hij, verdachte, (met de (rechter)voorzijde van zijn auto) tegen de motor van die
[slachtoffer] is gebotst/gereden en/of (waardoor) die [slachtoffer] ten val is gekomen,
waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel te weten een (open) fractuur aan het
(linker)(onder)been, althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 16 april 2016 te [plaatsnaam 1] (gemeente Noordoostpolder), althans in het
arrondissement Midden-Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een VW Golf met kenteken [kenteken 2] ), daarmee rijdende over de voor het verkeer openstaande weg (te weten de Rijksweg A6), door - zijn, verdachtes, voertuig op de vluchtstrook (ter hoogte van het puntstuk van de oprit van het tankstation [..] aan de A6) stil heeft gezet en daardoor in strijd heeft gehandeld met artikel 43 lid 3 RVV 1990, en/of
- (vervolgens) (toen [slachtoffer] op zijn motor (merk Kawasaki ZZ-R1100 met kenteken [kenteken 1] ) aan kwam rijden) zijn, verdachtes, voertuig over het puntstuk heeft gereden en daardoor in strijd heeft gehandeld met artikel 77 lid 1 RVV 1990, en/of
- (vervolgens) zijn auto op de rijbaan (van de oprit van die A6) heeft neergezet, ten einde de vrije doorgang van die [slachtoffer] te blokkeren, en/of
- (vervolgens) (toen die [slachtoffer] trachtte via de vluchtstrook van die oprit de auto van hem, verdachte, te ontwijken) verder vooruit is gereden, en/of
- waardoor hij, verdachte, (met de (rechter)voorzijde van zijn auto) tegen de motor van die
[slachtoffer] is gebotst/gereden en/of (waardoor) die [slachtoffer] ten val is gekomen,
en zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, althans door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kan worden gehinderd, en waardoor die [slachtoffer] (zwaar lichamelijk) letsel werd
toegebracht, te weten een (open) fractuur aan het (linker)(onder)been;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal , genummerd PL0900-2016116155-1, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, met als sluitingsdatum 1 maart 2017, doorgenummerd 1 tot en met 38 van het digitale dossier. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 18
3.Pagina 19.
4.Pagina 14.
5.Pagina 8
6.Pagina 9.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van het [naam ziekenhuis] ziekenhuis te [plaatsnaam 3] , opgemaakt door [B] , SEH arts KNMG namens [C] , chirurg, op 16 april 2016, pagina 3.
8.Een schriftelijke bescheid, te weten een letselverklaring opgemaakt door [D] , forensisch arts, op 20 maart 2017, pagina 1.