ECLI:NL:RBMNE:2019:492

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
11 februari 2019
Zaaknummer
C/16/473966 / KG ZA 19-43
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van krakers uit een pand in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, eiseres, en krakers, gedaagden, die zich zonder recht of titel in een pand bevonden. Eiseres vorderde de ontruiming van het pand aan [adres] in [woonplaats] binnen twee dagen na betekening van het vonnis, met machtiging om de ontruiming desnoods zelf te bewerkstelligen, eventueel met behulp van de sterke arm. Eiseres stelde dat de krakers inbreuk maakten op haar eigendomsrecht en dat zij de verhuur van het pand aan [adres] B.V. per 1 maart 2019 belemmerden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren met behulp van de sterke arm overbodig was en wees de vorderingen van eiseres gedeeltelijk toe. De krakers werden veroordeeld om het pand te ontruimen en de proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter bepaalde dat de veroordeling tot ontruiming ook ten uitvoer kon worden gelegd tegen een ieder die zich gedurende 12 maanden na het vonnis in het pand bevond. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 7 februari 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/473966 / KG ZA 19-43
Vonnis in kort geding van 7 februari 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. T. Vink te Amsterdam,
tegen
[gedaagden],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de krakers worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 11;
  • de brief van 1 februari 2019 met producties 12 t/m 18 van [eiseres] ;
  • de mondelinge behandeling op 6 februari 2018;
  • de verstekverlening tegen de krakers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[eiseres] vordert – samengevat - om:
de krakers te veroordelen om het pand aan de [adres] in [woonplaats] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ter beschikking van [eiseres] te stellen, met machtiging van [eiseres] om die ontruiming desnoods zelf te bewerkstelligen, eventueel met behulp van de sterke arm;
te bepalen dat, indien ontruiming dient plaats te vinden met behulp van de sterke arm, de daarbij te maken kosten hoofdelijk voor rekening van de krakers zullen komen;
te bepalen dat deze veroordeling tot ontruiming ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich gedurende 12 maanden na dit vonnis in de onroerende zaak bevindt of daar binnentreedt, telkens wanneer zich dit voordoet;
e krakers hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
Aan deze vorderingen legt [eiseres] het volgende ten grondslag. De krakers maken zonder recht of titel gebruik van de onroerende zaak en maken hiermee een inbreuk op het eigendomsrecht van [eiseres] . Daarnaast heeft [eiseres] met [adres] B.V. op 4 december 2018 een huurovereenkomst gesloten op basis waarvan de onroerende zaak ( [adres] en [adres] ) per 1 maart 2019 aan [adres] B.V. verhuurd zal worden. De krakers belemmeren dus ook het beheer en de verhuur per 1 maart 2019 van de onroerende zaak. Ten slotte voert [eiseres] aan dat de krakers geprobeerd hebben om in de onroerende zaak aanwezige ijzerwaren van [eiseres] te verkopen.
2.3.
De voorzieningenrechter acht het onverenigbaar met het belang dat [eiseres] bij de vordering heeft, om inlichtingen als bedoeld in artikel 557a lid 2 Rv in te winnen.
2.4.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge art. 556 lid 1 en art. 557 Rv overbodig is.
2.5.
Ook de gevorderde vergoeding voor de kosten voor de ontruiming van het gehuurde wijst de voorzieningenrechter af. Ingevolge artikel 237 lid 3 Rv wordt het bedrag van de kosten waarin de verliezende partij wordt veroordeeld bij het vonnis vastgesteld, voor zover die kosten vóór de uitspraak zijn gemaakt. Daarvan is bij ontruimingskosten geen sprake, omdat ten tijde van het ontruimingsvonnis nog niet vaststaat of deze kosten zullen worden gemaakt.
2.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter reeds aangegeven dat het gevorderde onder c. (zie punt 2.1) slechts zal worden toegewezen voor zover de persoon/personen zich onrechtmatig in de onroerende zaak bevinden of daar onrechtmatig binnentreden. Het gevorderde komt de voorzieningenrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
2.7.
De gedaagden zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 99,01
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat €
633,00
Totaal € 1.371,01
2.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt de krakers om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het pand aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van [eiseres] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiseres] ,
3.2.
bepaalt dat deze veroordeling binnen de in art. 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar onrechtmatig bevindt of binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet,
3.3.
veroordeelt de krakers hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.371,01, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt de krakers hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de gedaagden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2019. [1]

Voetnoten

1.type: 5033