Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 mei 2019 met één productie;
- het verweer van 3 juli 2019 met producties genummerd 1 tot en met 4;
- het tussenvonnis van 17 juli 2019, waarmee een zitting is bepaald;
- de akte overlegging producties, tevens houdende akte vermindering van eis van Zilveren Kruis gedateerd 7 augustus 2019;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] voor de zitting van 7 augustus 2019;
- het proces-verbaal van de zitting van 7 augustus 2019;
- de akte van Zilveren Kruis gedateerd 2 september 2019;
- de brief van de griffier van 4 september 2019, waarmee op verzoek van [gedaagde] aan partijen is bevestigd dat tijdens de zitting van 7 augustus 2019 door de kantonrechter is gezegd dat iedere partij de eigen proceskosten moet dragen;
- de schriftelijke reactie van [gedaagde] gedateerd 17 september 2019 met producties genummerd 1 tot en met 12.
- [gedaagde] in persoon, vergezeld door mevrouw [A] .
2.Het geschil en de beoordeling daarvan
€ 684,34
€ 927,03bedraagt.