ECLI:NL:RBMNE:2019:4904

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2019
Publicatiedatum
24 oktober 2019
Zaaknummer
8046588 UV EXPL 19-234 LT/33864
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van omgangsregeling voor hond na echtscheiding tussen ex-partners

In een kort geding tussen twee ex-partners heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2019 beslist dat er geen verplichte omgangsregeling voor de hond Cooper komt. De partijen, die in 2008 met elkaar getrouwd zijn en in 2017 samen een labrador hebben aangeschaft, hadden een omgangsregeling afgesproken. Deze regeling hield in dat de hond doordeweeks bij de één en in het weekend bij de ander verbleef. Echter, in april 2019 heeft één van de ex-partners, na een periode van problemen met de zorg voor de hond, per e-mail aangegeven dat de gezamenlijke zorg niet langer werkbaar was. De andere ex-partner heeft daarop aangegeven de volledige zorg voor de hond op zich te willen nemen. Tijdens de zitting heeft de vrouw aangegeven dat het haar om een tijdelijke pauze van de regeling ging, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat met de e-mail afstand was gedaan van de zorg voor de hond. De rechter concludeerde dat de regeling niet hervat hoeft te worden, omdat de hond nu rustiger lijkt en de zorg door één persoon op één adres beter is voor het dier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8046588 UV EXPL 19-234 LT/33864
Vonnis in kort geding van 25 oktober 2019
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. B.K.M. Thuijs,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met aangehecht productie 1 t/m 16,
- de conclusie van antwoord,
- de op 10 oktober 2019 ingekomen productie 17 t/m 19 van de zijde van [eiseres] ,
- de mondelinge behandeling van 11 oktober 2019 waarvan aantekening is gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn op [2008] met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Tijdens huwelijk hebben zij gezamenlijk een hond, genaamd [naam hond] , gekocht.
2.2.
Omdat partijen niet samenwoonden zijn zij een (beheers)regeling overeengekomen met betrekking tot de zorg voor en de omgang met [naam hond] . Die regeling hield in dat [eiseres] [naam hond] op maandagochtend naar de opvang bracht, waarna [gedaagde] hem diezelfde middag weer ophaalde. Op vrijdagochtend werd [naam hond] door [gedaagde] naar de opvang gebracht en haalde [eiseres] hem die middag weer op. In onderling overleg werd steeds bepaald bij wie [naam hond] zou zijn tijdens vakanties.
2.3.
Op 2 mei 2018 heeft het volgende WhatsApp-contact plaatsgevonden tussen partijen:
[gedaagde] :
“zeg die proefrit maar af zaterdag. ik wil niet meer. teveel geld en [naam hond] maakt toch een teringbende van de auto. hij is weer super irritant. het komt tussen mij en [naam hond] niet meer goed. Ik. krijg het niet voor elkaar. ik heb hem. net huilend van frustratie uitgelaten. ik doe de opvang op de 3 dagen doordeweek. omdat ik begrijp dat hij dan nergens anders heenkan maar écht geen minuut langer. voor je loop wedstrijden. moet je een andere oplossing zoeken. hij wordt er zeker niet gelukkig van bij mij en ik ben door mn reserves heen.”
[gedaagde] : “
en al. jou vakanties kan hij naar [A] .”
[eiseres] :
“Oh nee, ik dacht en hoopte dat het echter beter ging. Dit is echt niet goed. Zal ik ‘m zometeen komen halen? Breng ik hem morgen om 09.00 weer terug.”
[gedaagde] :
“nee de avond heeft geen zin! dan slaapt hij alleen maar. je kan wel.ern maandabbonement nemen en alle maandagen en vrijdagen inboeken voor vast bij [A] ”
2.4.
Het WhatsApp-contact op 28 mei 2018 is als volgt verlopen:
[gedaagde] : “
fijn dat jijookeen lekker weekenf hebt gehad met [naam hond] ”
[eiseres] :
“Ja, was lekker, hij was ook echt braaf.”
[gedaagde] : “
[naam hond] ging prima bij [A] . wel binnen xtra rust gehad vanmiddag. maar ze merkte niets anders aan hem.”
[eiseres] :
“Thanks voor het goede nieuws! In het weekend ging het ook goed dus dan hebben we goed opgebouwd en is ie nu weer ok. Top.”
[gedaagde] :
“ [naam hond] gaat perfect. hij is veel.minder moe dan normaal.na, de opvang. ze hebben goed opgelet.(…)”
[eiseres] : “
Blij om te horen, thanks! Heeft hem goed gedaan dat breakje denk ik.(…)”
2.5.
Op 16 april 2019 hebben [eiseres] en [gedaagde] onder meer het volgende WhatsApp-contact gehad:
[gedaagde] :
“Ik kan hem niet aan. Het is voor ons beide niet leuk zo. Hij blaft me wakker en als hij in de slaapkmr is blaft hij omdat hij de slaapkamer uit wil. Uitlaten is ern crime. Misschien moet je kijken of je hem met iemand anders kan delen. Dit geeft ongelofelijk veel stress. Kan het er niet meer bij hebben.”
[gedaagde] :
“Hij piept, blaft, valt uit naar… niks. en trekt me met neusriem alle kanten op. Hij is teveel voor mij. Hij vindt het ook echt niet leuk hier. Misschien kan je iemand anders vinden voor mijn 3 dagen.”
[gedaagde] : “
Ruim 2 jaar proberen zonder verbetering is genoeg voor mij.”
[gedaagde] :
“Of jij moet hem helemaal nemen en vaker naar [A] .(…)”
[eiseres] :
“Ik wil graag meewerken aan een oplossing maar je kunt me niet zomaar voor het blok zetten met dreigementen. Als je even terugbelt dan kunnen we het bespreken.”
2.6.
Het huwelijk is op 6 juni 2019 ontbonden.
2.7.
In haar e-mail van 25 april 2019 heeft [eiseres] – voor zover hier relevant – het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“Jouw gedrag van afgelopen maandag was na twee-en-een half jaar de bekende druppel voor mij. Na weer valse beschuldigingen en misselijkmakend gedrag van jouw kant waarbij ik voor de zoveelste keer vals beschuldigd werd van alles en nog wat, feiten werden verdraaid en niet voor het eerst gechanteerd ben met [naam hond] heb ik maandagmiddag definitief de knoop doorgehakt.
Het is volstrekt onrealistisch te verwachten dat de huidige regeling met [naam hond] wel stand zal houden en waarbij ik erop kan vertrouwen dat jij de verantwoordelijkheid voor hem neemt als hij bij jou is. Elk moment dat [naam hond] bij jou is verwacht ik dat ik door jou gebeld of ge- appt wordt en er weer een uitbarsting volgt waarbij je dreigt hem wat aan te doen (…). Ik zie niet hoe we deze situatie van de gezamenlijke zorg van [naam hond] op deze manier nog zo’n tien jaar gaan volhouden.
Jij weet dat ik, hoe graag ik dat ook zou willen, ik [naam hond] niet full-time kan hebben dus dat betekent zoals ik al bij eerdere crisis heb aangegeven dat de consequentie daarvan is dat we een nieuw thuis voor [naam hond] zullen moeten zoeken.
(…)
Wanneer jij er zeker van bent dat je niet de volledige zorg voor [naam hond] op je wil nemen en akkoord gaat met het via [A] op zoek gaan naar een nieuw thuis voor [naam hond] dan ga ik dat in gang zetten. (…)”
2.8.
In reactie op de e-mail van [eiseres] , heeft [gedaagde] diezelfde dag het volgende per e-mail geantwoord:
“Ik wil heel graag de volledige zorg van [naam hond] op me nemen. Vanaf het begin heb ik dat aangegeven. Jij wilde hem niet loslaten. Ik wil geen contact meer tussen ons. Maar [naam hond] is hier per direct full time welkom maar niet meer met ons samen.(…) Ik denk dat het heen en weer geslinger ook niet goed werkt.”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te gebieden medewerking te verlenen aan het hervatten van de overeengekomen (beheers)regeling voor hond [naam hond] op verbeurte van een dwangsom. Daarnaast vordert [eiseres] [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Standpunt [eiseres]
4.1.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiseres] het volgende gesteld. [eiseres] en [gedaagde] zijn gezamenlijk eigenaar van hond [naam hond] . Zij hebben [naam hond] tijdens hun huwelijk samen uitgezocht en gekocht. Zij droegen in gelijke delen bij aan de verzorging van [naam hond] . Omdat [eiseres] en [gedaagde] niet samen woonden hebben zij een regeling getroffen over de zorg van en omgang met [naam hond] . Die regeling hield in dat [eiseres] [naam hond] op maandagochtend naar de opvang bracht, waarna [gedaagde] hem diezelfde middag weer ophaalde. Op vrijdagochtend werd [naam hond] door [gedaagde] naar de opvang gebracht en haalde [eiseres] hem die middag weer op. De vakanties bracht [naam hond] deels bij [eiseres] en deels bij [gedaagde] door. Tot en met april 2019 hebben zij deze regeling zo gehanteerd.
4.2.
In april 2019 verslechterde de verhouding tussen [eiseres] en [gedaagde] zodanig dat zij echtscheiding hebben aangevraagd. Hoewel de (beheers)regeling vanaf het begin al moeizaam verliep, was de (beheers)regeling vanaf eind april 2019 niet meer werkbaar. Voor die tijd gaf [gedaagde] regelmatig aan dat zij de zorg niet meer aan kon en vroeg zij [eiseres] steeds om hulp. Die interventies en de dreigementen van [gedaagde] dat zij [naam hond] wat aan zou doen, waren voor [eiseres] niet meer houdbaar. Dat was voor [eiseres] reden om over te gaan tot een ordemaatregel; om [gedaagde] wakker te schudden en om rust voor partijen en [naam hond] te creëren, heeft zij [gedaagde] meegedeeld dat de gezamenlijke zorg voor [naam hond] niet langer houdbaar was. Zij stelde voor [naam hond] bij een derde onder te brengen. In reactie op die mededeling hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] tijdelijk fulltime de zorg voor [naam hond] op zich zou nemen. Na drie weken bleek dat deze ordemaatregel de bedoelde rust had gebracht; [gedaagde] had [eiseres] tussentijds niet benaderd en [gedaagde] kon de zorg goed aan. Dat was voor [eiseres] dan ook reden om [gedaagde] te vragen de (beheers)regeling te hervatten. Nu [gedaagde] dit weigert, blijft [eiseres] verstookt van contact met [naam hond] en ziet [eiseres] zich genoodzaakt in rechte te vorderen de (beheers)regeling te hervatten.
Standpunt [gedaagde]
4.3.
is het met [eiseres] op veel punten eens; zij zijn gezamenlijk eigenaar van [naam hond] , zij hadden een (beheers)regeling waarbij [eiseres] [naam hond] in de weekenden en vaak tijdens vakanties verzorgde en [gedaagde] doordeweeks. Ook onderschrijft zij de verslechterde verhouding met als gevolg dat de (beheers)regeling onder druk kwam te staan. Waar het standpunt van [gedaagde] echter uiteenloopt met die van [eiseres] is op het punt van het beëindigen van de (beheers)regeling in april 2019. [gedaagde] betwist dat dit slechts tijdelijk was en stelt dat [eiseres] op dat moment afstand heeft gedaan van de zorg van [naam hond] . De vordering van [eiseres] tot het hervatten van de (beheers)regeling is dan ook ongegrond en moet worden afgewezen, aldus [gedaagde] . Naast dat gedeelde verzorging voor [gedaagde] geen optie meer is, is het niet in het belang van [naam hond] . Nu [naam hond] één verzorger en één adres heeft is hij een stuk rustiger. [gedaagde] neemt het standpunt in dat het beter is voor haar en [naam hond] dat hij bij een van partijen wordt ondergebracht, zelfs als dat zou betekenen dat [naam hond] helemaal naar [eiseres] zou gaan.
Wat staat vast?
4.4.
Partijen zijn het over veel eens. Vast staat dat zij in januari 2017 samen hond [naam hond] hebben uitgekozen en gekocht. Daarmee staat vast dat [naam hond] gezamenlijk eigendom is. Partijen twisten evenmin over de (beheers)regeling die vanaf januari 2017 tot en met april 2019 tussen hen heeft gegolden. Zij sloten daarmee een overeenkomst met betrekking tot het beheer van [naam hond] in de zin van artikel 3:168 BW. Tot slot zijn partijen het met elkaar eens dat de (beheers)regeling niet soepel verliep en de strubbelingen in april 2019 een hoogtepunt bereikten.
Beëindiging (beheers)regeling?
4.5.
Het enige dat partijen verdeeld houdt, is de vraag of in april 2019 definitief een einde kwam aan de (beheers)regeling of dat dit slechts een time-out betrof. [eiseres] is dit kort geding gestart, omdat zij vindt dat de (beheers)regeling in stand is gebleven en zij op grond van die overeenkomst recht heeft op omgang met [naam hond] . Nu [gedaagde] beargumenteerd heeft aangegeven dat zij vindt dat [eiseres] geen recht op omgang meer heeft met [naam hond] , rust op [eiseres] de taak om een onderbouwing te geven van haar standpunt dat zij op dit moment met [gedaagde] een (beheers)regeling heeft.
4.6.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat [eiseres] er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat de (beheers)regeling nog bestaat. Daarentegen is het standpunt van [gedaagde] , dat [eiseres] op 25 april 2019 definitief afstand heeft gedaan van de zorg voor en omgang met [naam hond] , voldoende aannemelijk. In haar e-mail van die dag schrijft [eiseres] immers dat het “volstrekt onrealistisch” is dat de huidige (beheers)regeling stand zou houden waarmee zij doelt op de gezamenlijke zorg voor [naam hond] . Uit de e-mail blijkt – hetgeen door [eiseres] ook ter zitting is bevestigd – dat [eiseres] in april 2019 niet in staat was om de zorg voor [naam hond] fulltime op zich te nemen. Daarom bleef over de mogelijkheid dat [naam hond] naar een derde zou gaan of dat [gedaagde] de zorg fulltime op zich zou nemen. Vast staat dat [eiseres] de volledige zorg bij [gedaagde] wilde leggen, mits [gedaagde] daar mee zou instemmen. Die voorwaarde heeft zich vervuld, want [gedaagde] heeft die dag per e-mail onvoorwaardelijk haar instemming uitgesproken. Hierna hebben partijen uitvoering gegeven aan de nieuwe afspraak; de overdracht van de volledige zorg voor [naam hond] aan [gedaagde] .
4.7.
Uit de ter zitting door [eiseres] gegeven toelichting over de toedracht van de escalatie op 25 april 2019 is gebleken dat [eiseres] [gedaagde] wilde wakker schudden door haar voor te houden dat voor [naam hond] een nieuwe baas gezocht moest worden. [eiseres] wilde dit doemscenario enkel voorleggen, zo stelt zij, om te forceren dat de gezamenlijke omgang daarna misschien beter zou verlopen, doordat [gedaagde] meer haar verantwoordelijkheid zou nemen. De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat, nu [eiseres] op dat moment geen voorwaarde of tijdelijkheid aan de opzegging van de (beheers)regeling heeft verbonden, [eiseres] niet zonder meer na enige tijd kan rekenen op hervatting daarvan. Als het eind april 2019 de bedoeling van [eiseres] was om slechts tijdelijk de (beheers)regeling opzij te schuiven en de zorg fulltime bij [gedaagde] neer te leggen, had het op haar weg gelegen om die voorwaarde te benoemen. Uit niets is gebleken dat [eiseres] destijds een dergelijke voorwaarde heeft gesteld. Dat [eiseres] ter zitting desgevraagd heeft aangegeven dat zij op dit moment in staat is om fulltime voor [naam hond] te zorgen, maakt dit voorlopig oordeel niet anders. Op het moment dat partijen de gezamenlijke (beheers)regeling introkken, heeft [eiseres] afstand gedaan van haar zorgtaak en daarmee haar recht op omgang met [naam hond] . De mogelijkheid om later op de (beheers)regeling terug te komen, is daarmee – hoe spijtig voor [eiseres] ook – komen te vervallen. Daarbij is nog van belang dat niet is gebleken dat [naam hond] lijdt onder de huidige situatie. Onweersproken is dat de huidige zorg door één persoon op één adres rust brengt voor [naam hond] .
4.8.
Het bovenstaande leidt tot het voorlopig oordeel dat – nu de (beheers)regeling is beëindigd – de grondslag voor de vordering van [eiseres] ontbreekt en daarom zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Mendlik en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2019. Bij afwezigheid van mr. J. Mendlik is dit vonnis ondertekend door mr. S.H. Bokx-Boom, rechter.