ECLI:NL:RBMNE:2019:4892

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
23 oktober 2019
Zaaknummer
UTR 19/3014
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering om te gedogen en niet-ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak hebben eisers bezwaar gemaakt tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten om te gedogen. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 22 oktober 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eisers ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder het bezwaarschrift van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat op grond van de jurisprudentie geen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend tegen een weigering om te gedogen. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat er geen zitting nodig was, omdat de zaak zich leent voor een schriftelijke afhandeling. De rechtbank heeft verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat alleen in uitzonderlijke gevallen een gedoogbeslissing kan worden aangemerkt als een besluit waartegen een rechtsmiddel kan worden aangewend. In deze zaak was er geen sprake van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden, waardoor het beroep van eisers kennelijk ongegrond werd verklaard. De eisers kregen geen gelijk en er werd geen vergoeding voor proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3014

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser, en

[eiser 2], te [woonplaats] , eiser 2,
hierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. K.A. Faber),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers tegen het besluit van verweerder van 26 juni 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Verweerder heeft op 29 december 2011 een persoonsgebonden gedoogbeschikking afgegeven aan eiser voor het uitoefenen van een fietsenzaak. Op 21 december 2018 hebben eisers verzocht om toestemming voor eiser 2 om deze fietsenzaak voort te zetten. Verweerder heeft op 2 april 2019 het verzoek afgewezen. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eisers tegen de afwijzing niet-ontvankelijk verklaard, omdat het besluit van 2 april 2019 geen besluit is waartegen een bezwaarschrift kan worden ingediend.
3. Gelet op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 april 2019 kunnen er geen rechtsmiddelen aangewend worden tegen een gedoogbeslissing, een weigering om te gedogen of de intrekking van een gedoogbeslissing. Alleen in hele uitzonderlijke gevallen kan een dergelijke beslissing worden aangemerkt als een besluit waartegen een rechtsmiddel aangewend kan worden. [1]
4. In de zaak van eisers gaat het om een weigering om te gedogen. Dat is dus geen besluit waartegen een rechtsmiddel aangewend kan worden. Eisers hebben geen omstandigheden genoemd op basis waarvan er hier sprake is van een uitzonderlijk geval en ook uit de beschikbare stukken blijkt niet dat hier sprake is van een uitzonderlijk geval.
5. Verweerder heeft het bezwaarschrift dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is kennelijk ongegrond.
6. Eisers krijgen geen gelijk en daarom ook geen vergoeding voor hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van M. Keuning, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.ABRvS 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1356.