ECLI:NL:RBMNE:2019:4871

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
8082654 AV EXPL 19-42 nig/1449
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsverhouding tussen Dienstapotheek Eemland B.V. en Stichting Meander Medisch Centrum inzake huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vordert de Dienstapotheek Eemland B.V. (hierna: Dienstapotheek) in kort geding dat de Stichting Meander Medisch Centrum (hierna: Meander) de huurovereenkomst met haar naleeft. De Dienstapotheek is sinds 2014 gevestigd in het gebouw van Meander en maakt gebruik van de transmurale apotheek. De overeenkomst, die op 9 december 2013 is gesloten, is voor vijf jaar en kan steeds met één jaar worden verlengd. Meander heeft deze overeenkomst opgezegd per 1 januari 2020, maar de Dienstapotheek verzet zich daartegen en stelt dat er sprake is van een huurovereenkomst in de zin van artikel 7:290 BW.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeenkomst tussen partijen inderdaad als een huurovereenkomst moet worden gekwalificeerd. De rechter heeft vastgesteld dat de apotheekruimte een bedrijfsruimte is in de zin van het huurrecht, en dat de opzegging van de overeenkomst door Meander geen effect heeft, omdat de Dienstapotheek niet heeft ingestemd met de opzegging. De kantonrechter heeft Meander veroordeeld om de huurovereenkomst na te leven en de afgesproken diensten te blijven leveren. Daarnaast is Meander in de proceskosten veroordeeld, omdat zij als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

De uitspraak benadrukt het belang van de kwalificatie van de overeenkomst en de rechten van de huurder in het huurrecht. De kantonrechter heeft ook enkele onderdelen van de vordering van de Dienstapotheek afgewezen, waaronder vorderingen die niet voldoende waren onderbouwd of niet relevant waren voor de rechtsverhouding tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 8082654 AV EXPL 19-42 nig/1449
Kort geding vonnis van 25 oktober 2019
inzake
de besloten vennootschap
Dienstapotheek Eemland B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
verder ook te noemen de Dienstapotheek,
eisende partij,
gemachtigde: mr. B.J.L. Baas,
tegen:
Stichting Meander Medisch Centrum,
gevestigd te Amersfoort,
verder ook te noemen Meander,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. T.A.M. van den Ende.

1.Inleiding

1.1.
Dienstapotheek Eemland BV is in 2002 opgericht voor waarneming van apothekersdiensten in de avond en nacht, in het weekeind en op feestdagen. Zij doet dat voor een groot aantal apotheken in de regio Amersfoort, die samen ook de aandelen houden in de vennootschap.
1.2.
De Dienstapotheek is sinds 2014 gevestigd in het gebouw van Meander. Deze heeft zelf een zogeheten transmurale apotheek, die medicijnen verstrekt aan poliklinische patiënten van Meander. De Dienstapotheek maakt in haar werkuren gebruik van de ruimte van deze transmurale apotheek. Dit gebruik is geregeld in een overeenkomst van 9 december 2013. De overeenkomst is gesloten voor vijf jaar, met verlenging steeds met één jaar en een opzegmogelijkheid. De Dienstapotheek betaalt voor dit gebruik € 16.400 per jaar, plus een vergoeding voor bepaalde diensten.
1.3.
Vóór 2014 huurde de Dienstapotheek een ruimte op het voormalige terrein van Meander, gelegen naast de toenmalige Huisartsenpost. Sinds 2014 heeft de Huisartsenpost een eigen gebouw, gelegen direct naast het huidige gebouw van Meander.
1.4.
Meander heeft in een brief van 5 december 2018 de overeenkomst opgezegd per 1 januari 2020. De Dienstapotheek verzet zich daartegen.
1.5.
De Dienstapotheek vordert nu in kort geding, kort gezegd, naleving van de huurovereenkomst ook na 1 januari 2020, met allerlei bijkomende beslissingen. De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 16 oktober 2019.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering van Dienstapotheek is gebaseerd op de stelling dat tussen partijen een huurovereenkomst bestaat, en gaat ook over die huurovereenkomst. Daarom is de kantonrechter bevoegd om over de zaak te oordelen. Het geschil gaat over de zaak of de overeenkomst wel of niet eindigt per 1 januari 2020. Daarmee is ook het spoedeisend karakter gegeven.
2.2.
De beslissing van het geschil hangt in grote mate af van de vraag of de overeenkomst inderdaad te beschouwen is als huur, en zo ja, of het gaat om huur van een bedrijfsruimte. De overeenkomst van 2013 heet ‘Overeenkomst Meander Medisch Centrum en Dienstapotheek Eemland B.V. met betrekking tot gebruik transmurale apotheek’. Daaruit blijkt niet dat partijen het als huur hebben willen zien, maar dat hoeft ook niet. Waar het om gaat is of de afspraken het karakter hebben van huur.
2.3.
In artikel 7:201 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is dat als volgt gedefinieerd:
Huur is de overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie.
In de overeenkomst heeft Meander zich verplicht om gedurende bepaalde uren, en onder bepaalde voorwaarden aan de Dienstapotheek ‘de transmurale apotheek’ ter beschikking te stellen. De Dienstapotheek moest daarvoor een vergoeding betalen. Dat wil zeggen dat dit een huurovereenkomst is. Het is misschien een wat ongewoon soort huurovereenkomst, en er zijn mogelijk andere aspecten die juridisch relevant kunnen zijn, maar dat wil niet zeggen dat de regels van huurrecht op deze situatie niet van toepassing zijn. Die andere aspecten (zoals het verlenen van bepaalde diensten aan de Dienstapotheek) zijn niet zo belangrijk dat ze de betrekking tussen partijen domineren. Hier is het dominante aspect dat van het gebruik van de ruimte en van de zaken daarin. De door Meander te verlenen diensten vloeien daaruit voort.
2.4.
De volgende vraag is of de huur te beschouwen is als huur van bedrijfsruimte. Bedrijfsruimte is, volgens artikel 7:290 lid 2 BW:
a. een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan, die krachtens overeenkomst van huur en verhuur is bestemd voor de uitoefening van een kleinhandelsbedrijf, van een restaurant- of cafébedrijf, van een afhaal- of besteldienst of van een ambachtsbedrijf, een en ander indien in de verhuurde ruimte een voor het publiek toegankelijk lokaal voor rechtstreekse levering van roerende zaken of voor dienstverlening aanwezig is;
(…)
De apotheekruimte is een deel van het gebouw van Meander, die is bestemd (en ook wordt verhuurd) voor het uitoefenen van een apotheek. In een apotheek worden geneesmiddelen verkocht; daarin is het te vergelijken met een kleinhandelsbedrijf. Het lokaal is toegankelijk voor het publiek, ook al worden de geneesmiddelen alleen verkocht aan personen met een recept. Die verkoop heeft niet alleen een commercieel karakter maar is ook te beschouwen als een vorm van gezondheidszorg, maar dat wil niet zeggen dat de regels ter bescherming van kleine bedrijven daarop niet van toepassing hoeven te zijn. Naast de verkoop van medicijnen verkoopt Dienstapotheek ook andere zaken, zoals vrij verkrijgbare medicijnen en enkele producten voor persoonlijke verzorging. Kortom, de apotheekruimte is te beschouwen als bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW.
2.5.
Dat betekent dat daarop ook artikel 7:295 BW van toepassing is. Daar staat dat een huurovereenkomst doorloopt, ook al is hij opgezegd, tenzij de huurder zelf heeft opgezegd of schriftelijk in de opzegging heeft toegestemd, totdat de rechter daarover heeft beslist. De verhuurder kan dat aan de rechter voorleggen. De Dienstapotheek stemde niet in met de opzegging. Meander had de zaak dus aan de rechter kunnen voorleggen. Dat heeft zij (nog) niet gedaan. Het gevolg is dat de opzegging per 1 januari 2020 geen effect heeft, tenzij Meander vóór die datum alsnog toestemming heeft van de kantonrechter om de huurovereenkomst per 1 januari 2020 te beëindigen.
2.6.
Meander zal de huurovereenkomst dus moeten naleven. Daarbij zal zij de diensten moeten blijven leveren die in het kader van die huurovereenkomst zijn afgesproken. Die onderdelen van de eis kunnen dus worden toegewezen.
2.7.
De kantonrechter laat hier in het midden of de huurovereenkomst een eerste huurovereenkomst tussen partijen is en daarmee ook of de bepaling in de huurovereenkomst, dat de overeenkomst steeds met één jaar wordt verlengd na afloop van de eerste vijf jaar ervan. Die vraag zal in de nog te voeren bodemprocedure aan de orde moeten komen.
2.8.
De Dienstapotheek vordert een verbod aan Meander om aan andere partijen zoals Zilveren Kruis mee te delen dat de huurovereenkomst is opgezegd, en een rectificatie van eerdere mededelingen. Het belang daarvan is niet toegelicht, omdat de Dienstapotheek zelf met behulp van dit vonnis aan Zilveren Kruis de stand van zaken kan uitleggen. Onderdeel 3 zal daarom worden afgewezen.
2.9.
Onderdeel 4 van de eis is een verbod aan Meander om met zorgverzekeraars contracten te sluiten voor apothekerszorg buiten de reguliere openingstijden. De kantonrechter ziet geen aanwijzingen dat Meander van plan is om dat te gaan doen. Het is wel mogelijk dat Meander de openingstijden van de transmurale apotheek wil verruimen, maar daarover is in de huurovereenkomst afgesproken dat dat kan. Verder is in Nederland in principe iedereen vrij om contracten te sluiten met wie dan ook, tenzij er redenen zijn waarom dat onrechtmatig is tegenover een derde. De Dienstapotheek heeft niet uitgelegd waarom dat hier het geval zou zijn. Ook om die reden moet dit onderdeel worden afgewezen.
2.10.
Als onderdeel 5 vordert de Dienstapotheek een schadevergoeding van € 2.539,55. Het gaat hier om de kosten van rechtsbijstand (een memo over het karakter van de overeenkomst en de juridische positie van de Dienstapotheek). Dit zijn geen kosten zoals bedoeld in artikel 6:96 BW. Het zijn namelijk geen kosten ter voorkoming of beperking van schade, geen kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en geen kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Zij vallen dus onder de proceskosten en komen niet in aanmerking voor een afzonderlijke vergoeding.
2.11.
Als onderdeel 6 wil de Dienstapotheek een onmiddellijke beëindiging van alle inbreuken op het huurgenot. Onder meer wil zij niet dat medewerkers van de transmurale apotheek buiten kantoortijden aan het werk zijn in de gehuurde ruimte. Daarvoor ziet de kantonrechter geen ruimte. Om te beginnen laat de overeenkomst al de mogelijkheid open dat Meander zelf ook de transmurale apotheek open houdt tijdens polispreekuren in de avonden of weekeinden. Bovendien zal het allicht wel eens nodig zijn dat medewerkers van de (ziekenhuis)apotheek van Meander ook buiten kantoortijden in de ruimte aan het werk zijn voor overwerk of administratie. Dat gebeurt in de meeste organisaties. Tijdens de mondelinge behandeling is dit aan de orde geweest. Meander heeft daarbij voldoende aannemelijk gemaakt dat het gedurende de openingstijden van Dienstapotheek soms noodzakelijk is dat de ziekenhuisapotheek medicijnen nodig heeft die bij de transmurale apotheek in voorraad zijn. Dit kan niet als een “inbreuk op het huurgenot” worden gezien. Dienstapotheek onderbouwt ook verder niet dat zij recht heeft op het exclusieve gebruik van de ruimte, en ook niet dat zij dat nodig heeft.
2.12.
Als onderdeel 7 vordert de Dienstapotheek een bevel aan Meander tot inspanning om inbreuken op de privacy van patiënten te beëindigen, waaronder het open en bloot neerleggen van patiëntinformatie en het aan laten staan van beeldschermen waarop patiëntinformatie zichtbaar is. Hier is het natuurlijk zo dat Meander en de Dienstapotheek zich allebei moeten houden aan alle relevante regels, waaronder de AVG. Aan de andere kant legt de Dienstapotheek niet uit wat zij ermee te maken heeft of Meander die regels naleeft. Dat is een zaak tussen Meander, de betreffende patiënten en de bevoegde autoriteiten. De kantonrechter ziet niet in welk belang van de Dienstapotheek hierbij kan worden geschaad. Daarom zal ook dit onderdeel worden afgewezen.
2.13.
De onderdelen 1 en 2 zullen dus worden toegewezen. De kantonrechter ziet geen noodzaak om een dwangsom op te leggen. Er zijn geen aanwijzingen dat Meander dit vonnis niet zal naleven, en als daar toch problemen mee ontstaan, is een dwangsom snel genoeg alsnog opgelegd.
2.14.
De kantonrechter acht Meander de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij. De belangrijkste vraag in deze zaak is immers de vraag of er sprake is van een huurovereenkomst. Om die reden zal de kantonrechter Meander in de kosten van de procedure veroordelen. Die kosten bedragen aan de kant van de Dienstapotheek tot aan de uitspraak:
griffierecht € 121,00
salaris gemachtigde
720,00
€ 841,00

3.De beslissing

De kantonrechter geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
3.1.
veroordeelt Meander om de huurovereenkomst met de Dienstapotheek na te leven totdat die op rechtmatige wijze wordt beëindigd, en om de diensten te leveren zoals die in de overeenkomst zijn afgesproken;
3.2.
veroordeelt Meander in de kosten van dit kort geding, aan de kant van de Dienstapotheek tot aan het vonnis begroot op € 841,00, waarvan € 720,00 voor salaris van haar gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2019.