Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Inleiding
2.De beoordeling
720,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vordert de Dienstapotheek Eemland B.V. (hierna: Dienstapotheek) in kort geding dat de Stichting Meander Medisch Centrum (hierna: Meander) de huurovereenkomst met haar naleeft. De Dienstapotheek is sinds 2014 gevestigd in het gebouw van Meander en maakt gebruik van de transmurale apotheek. De overeenkomst, die op 9 december 2013 is gesloten, is voor vijf jaar en kan steeds met één jaar worden verlengd. Meander heeft deze overeenkomst opgezegd per 1 januari 2020, maar de Dienstapotheek verzet zich daartegen en stelt dat er sprake is van een huurovereenkomst in de zin van artikel 7:290 BW.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeenkomst tussen partijen inderdaad als een huurovereenkomst moet worden gekwalificeerd. De rechter heeft vastgesteld dat de apotheekruimte een bedrijfsruimte is in de zin van het huurrecht, en dat de opzegging van de overeenkomst door Meander geen effect heeft, omdat de Dienstapotheek niet heeft ingestemd met de opzegging. De kantonrechter heeft Meander veroordeeld om de huurovereenkomst na te leven en de afgesproken diensten te blijven leveren. Daarnaast is Meander in de proceskosten veroordeeld, omdat zij als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.
De uitspraak benadrukt het belang van de kwalificatie van de overeenkomst en de rechten van de huurder in het huurrecht. De kantonrechter heeft ook enkele onderdelen van de vordering van de Dienstapotheek afgewezen, waaronder vorderingen die niet voldoende waren onderbouwd of niet relevant waren voor de rechtsverhouding tussen partijen.