ECLI:NL:RBMNE:2019:4790

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
16 oktober 2019
Zaaknummer
16/653279-17 en 16/652532-16 en 16/119488-16 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens winkeldiefstal met geweld en bedreiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 15 oktober 2019, is de verdachte beschuldigd van meerdere winkeldiefstallen, waarvan enkele gepaard gingen met geweld. De rechtbank heeft de zaak op tegenspraak behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. R.J.J.S. Visscher, de vordering heeft ingediend. De verdachte, geboren in 1962 in Suriname, heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van goederen uit verschillende winkels in Almere, waarbij geweld is gebruikt tegen winkelpersoneel. De rechtbank heeft de tenlastelegging in vier feiten verdeeld, waarbij de verdachte voor de feiten 1 en 2 is vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Voor de feiten 3 en 4 heeft de rechtbank echter voldoende bewijs gevonden voor diefstal, waarbij feit 4 ook geweld met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 114 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de benadeelde partij, [slachtoffer 3], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces opleverde. De rechtbank heeft ook een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf ten uitvoer gelegd en een mes dat aan de verdachte toebehoorde, onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/653279-17, 16/652532-16 (gev. ttz) en 16/119488-16 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visscher en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/652532-16
feit 1
op 15 augustus 2016 te Almere een usb laadkabel en een usb accu heeft gestolen bij de [winkel 1] met geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
feit 2
op 5 augustus 2016 te Almere een Cellularline Freepower multi 10.000 powerbank heeft gestolen bij de [winkel 1] ;
feit 3
op 1 juni 2016 te Almere een Cellularline Dock Clip Headset en een Cellularline Sim Adapter Kit heeft gestolen bij de [winkel 1] ;
parketnummer 16/653279-17 (hierna: feit 4)
op 3 november 2017 in Almere levensmiddelen heeft gestolen bij de [winkel 2] met geweld tegen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers
16/652532-16 en 16/653279-17ten laste gelegde feiten respectievelijk als feiten 1, 2, 3 en 4.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 en 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor een bewezenverklaring van deze feiten. De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van diefstal van enig goed. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
Verdachte heeft verklaard dat hij op 15 augustus 2016 met zijn eigen zwartkleurige camera naar de [winkel 1] in [vestigingsplaats] is gegaan en hier op zoek is gegaan naar een usb laadkabel en een batterij. Toen bleek dat de kabel en batterij die hij van een medewerker van de [winkel 1] aangereikt had gekregen niet in zijn camera pasten, heeft hij de kabel en batterij van zich afgegooid. Hij heeft zijn eigen camera in zijn tas gedaan en heeft de winkel verlaten.
In zijn aangifte bevestigt [slachtoffer 1] dat verdachte de [winkel 1] binnenkwam met een zwarte camera die niet uit de winkel afkomstig was. Op de camerabeelden zag hij kort samengevat dat verdachte twee verpakkingen van een medewerker aangereikt kreeg en de inhoud daarvan in zijn tas stopte.
De camerabeelden zijn ook uitgekeken en beschreven door verbalisant [verbalisant 1] . Hij beschrijft niet de door aangever waargenomen wegnemingshandelingen, maar beschrijft kort gezegd dat de man een donkerkleurig voorwerp vast heeft, de flap van zijn schoudertas omhoog doet, even buiten bereik van de camera’s is, daarna weer in beeld komt en op dat moment niets meer in zijn hand heeft. Even later zag hij dat verdachte de flap van zijn schoudertas weer opende en zijn hand, met daarin een zwartkleurig voorwerp, in de tas deed. Vervolgens zag de verbalisant dat de hand van de man leeg was toen hij deze uit de tas haalde.
De rechtbank concludeert dat op grond van de camerabeelden, waarbij zij uitgaat van de beschrijving daarvan door de verbalisant, niet is vast te stellen dat verdachte enig goed dat toebehoort aan de [winkel 1] in zijn tas heeft gedaan en aldus heeft gestolen. Bij de beschrijving van de camerabeelden wordt enkel gesproken over een zwartkleurig voorwerp. Dit sluit meer aan bij de verklaring van verdachte en [slachtoffer 1] dat verdachte een zwartkleurige camera bij zich had, en sluit niet aan bij de omstandigheid dat er later een usb kabel in de tas van verdachte wordt aangetroffen. Derhalve is niet vast te stellen dat verdachte deze usb kabel dan wel de usb accu op dat moment bij de [winkel 1] heeft gestolen. Het alternatieve scenario, dat verdachte zijn eigen camera in zijn tas deed, acht de rechtbank dan ook aannemelijk. Nu de rechtbank de diefstal niet bewezen acht, komt zij niet toe aan de beoordeling van het geweldscomponent.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat er niet voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld en zij zal verdachte daarvan vrijspreken.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank overweegt dat noch op grond van de aangifte noch op grond van enig ander stuk van het procesdossier de conclusie kan worden getrokken dat het goed, waarvan op de camerabeelden is te zien dat verdachte dat in zijn hand had, een aan de [winkel 1] toebehorende powerbank betrof. Daarbij komt dat op grond van het procesdossier ook niet kan worden vastgesteld dat er op dat moment door verdachte überhaupt enig goed van de [winkel 1] is gestolen. Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden van de [winkel 1] uitgekeken en beschreven en op basis van die beschrijving kan enkel worden geconcludeerd dat de man die op de camerabeelden te zien is op enig moment een wit apparaatje in zijn hand heeft, uit beeld verdwijnt en vervolgens niets meer in zijn handen heeft. Dat is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat er niet voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de onder 2 ten laste gelegde diefstal en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Bewijsmiddelen voor de feiten 3 en 4
De rechtbank acht de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigen bewezen. Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging voor feit 3
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een headset en sim adapter kit heeft weggenomen, nu aangever [A] heeft verklaard kort na het bezoek van verdachte aan de winkel in de winkel de lege verpakkingen daarvan te hebben gevonden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 3
op 01 juni 2016 te Almere, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een Cellularline Dock Clip Headset en een Cellularline Sim Adapter Kit, toebehorende aan [winkel 1] ;
feit 4
op 03 november 2017 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen levensmiddelen toebehorende aan [winkel 2] , welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat
- hij heeft geduwd en zich probeerde los te trekken en met een bierflesje slaande bewegingen heeft gemaakt en dat flesje dreigend aan die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] heeft getoond en
- die [slachtoffer 3] met kracht in de arm heeft gebeten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 3:
diefstal;
feit 4:
diefstal, gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er heeft een psychiatrisch onderzoek plaatsgevonden door P.K.J. Ronhaar, psychiater, naar de persoonlijkheid van verdachte, waarover is gerapporteerd per rapport van 21 juni 2019.
Uit dit rapport blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van matig ernstige stoornissen in het gebruik van cocaïne en cannabis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met vooral antisociale en narcistische kenmerken. De psychiater kan niet vaststellen of de ziekelijke stoornis en gebrekkelijke ontwikkeling van de geestvermogens de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloedden ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte heeft geen zicht gegeven op zijn gedachten, overwegingen en keuzes voorafgaand aan en tijdens het tenlastegelegde. De psychiater heeft daardoor in het geheel geen zicht verkregen op een mogelijk delict scenario en op eventuele beperkingen om tot andere keuzes en gedragingen te komen. De psychiater acht zich dan ook niet in staat om antwoord te geven op de vraag of het ten laste gelegde in verminderde mate dan wel in het geheel niet aan verdachte moet worden toegerekend.
Nu verdachte niet aan dit onderzoek heeft willen meewerken en de rechtbank ook overigens op grond van het rapport geen aanleiding ziet om het bewezen verklaarde in verminderde mate dan wel geheel niet aan verdachte toe te rekenen, is de rechtbank van oordeel dat het bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 126 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat in het geval van strafoplegging dient te worden volstaan met een gevangenisstraf, waarvan de duur gelijk is aan die welke door verdachte in preventieve hechtenis is doorgebracht. Indien de rechtbank van oordeel is dat die straf geen recht doet aan de ernst van de feiten, dan kan daarnaast een voorwaardelijke taakstraf aan verdachte worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, waarvan één gevolgd door geweld tegen winkelmedewerkers. Winkeldiefstallen zijn aan de orde van de dag en bezorgen winkeliers de nodige materiële schade en tijdverspilling. Dat de diefstal zoals bewezen verklaard onder feit 4 gepaard is gegaan met geweld maakt dit vergrijp nog ernstiger. Aangenomen mag worden dat verdachte met zijn gedragingen schrik- en angstgevoelens bij het winkelpersoneel en bij het winkelend publiek heeft veroorzaakt. Verdachte heeft bij dit alles slechts gehandeld uit eigen financieel gewin en laten zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
De persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 20 augustus 2019, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Bij het opleggen van de straf zal de rechtbank, conform de LOVS-oriëntatiepunten, in strafverzwarende zin rekening houden met deze recidive.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het onder 3 bewezenverklaarde op 1 juni 2016 op 26 augustus 2016 is veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, waarvan 10 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met een reclasseringsadvies van 22 februari 2019, waarin de reclassering adviseert om verdachte bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis contact met de reclassering. Hij geeft echter geen openheid van zaken en stelt zich niet behandelbaar op. Hij is niet gemotiveerd voor reclasseringstoezicht, zodat bijzondere voorwaarden geen toegevoegde waarde hebben. De reclassering geeft in haar rapport verder aan dat wanneer verdachte een (langdurige) detentie opgelegd krijgt, de mogelijkheid bestaat dat hij zijn woning kwijtraakt. Door het wegvallen van zijn inkomen zal hij niet langer in staat zijn de huur te voldoen. De verslavingsproblematiek en psychische gesteldheid van verdachte vormen een contra-indicatie voor het opleggen van een taakstraf. Verdachte is niet in staat een financiële sanctie te voldoen. Hij staat onder beschermingsbewind en er is sprake van aanzienlijke schuldenlast.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich wel degelijk meewerkend heeft opgesteld bij de reclassering, maar dat hij door hen niet is geholpen. Inmiddels is hij echter door de reclassering doorverwezen naar het Forensisch ACT Team, waar hij een vaste begeleider heeft die hij vertrouwt. Verdachte heeft aangegeven dat hij veel baat heeft bij de hulp die hij via het Forensisch ACT Team krijgt, het inmiddels een stuk beter met hem gaat en dat hij in de toekomst ook mee wil blijven werken aan deze begeleiding. Bij voorkeur echter zonder tussenkomst van de reclassering.
Ten slotte heeft de rechtbank met betrekking tot de persoon van verdachte acht geslagen op het eerder genoemde rapport van psychiatrisch onderzoek van 21 juni 2019.
De straf
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De LOVS-oriëntatiepunten gaan voor winkeldiefstal bij recidive uit van een geldboete van
€ 200,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week. Bij winkeldiefstal met geweld of bedreiging met geweld is dat bij recidive een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
De rechtbank constateert dat verdachte niet in staat is een financiële sanctie te voldoen. Daarom zal de rechtbank verdachte in plaats van een geldboete een langere voorwaardelijke straf opleggen. Vanwege verdachtes weigerachtige houding ten opzichte van een reclasseringscontact, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf. Hierbij heeft de rechtbank wel mee laten wegen dat verdachte heeft aangegeven dat hij de begeleiding van het FACT Team wil voortzetten. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte een stok achter de deur krijgt die hem er van zal weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Gelet op verdachtes justitiële documentatie vindt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf hiervoor passend en geboden. De rechtbank ziet, anders dan door de verdediging is verzocht, geen ruimte meer voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke taakstraf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 114 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.713,69. Dit bedrag bestaat uit € 963,96 materiële schade en € 750,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de gevorderde materiële schade, nu de benadeelde partij een natuurlijk persoon is en deze schade is geleden door de B.V. ( [bedrijfsnaam] B.V. [vestigingsplaats] ). Hij heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat de vordering een onevenredige belasting oplevert voor het strafproces. Het is niet duidelijk of de benadeelde partij de vordering uit eigen hoofde of namens de B.V. heeft ingesteld.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het volgende standpunt gesteld. Indien de rechtbank ervan uitgaat dat de benadeelde partij de vordering uit eigen hoofde heeft ingediend, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade moet worden afgewezen, nu deze door de B.V. zijn geleden. Ten slotte heeft hij verzocht de immateriële schade te matigen.
Indien de rechtbank er van uitgaat dat de benadeelde partij de vordering namens de B.V. heeft ingediend, heeft de raadsman aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat een uittrekstel uit de Kamer van Koophandel ontbreekt.
Meer subsidiair heeft hij aangevoerd dat de kosten voor het personeel moeten worden afgewezen, omdat deze niet eenduidig zijn. Ten aanzien van de schade aan de boodschappen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De immateriële schade moet worden afgewezen, omdat een B.V. geen immateriële schade kan lijden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Een nadere onderbouwing is noodzakelijk om de vordering voor vergoeding in aanmerking te kunnen laten komen, omdat het op dit moment onduidelijk is door wie de vordering is ingediend: door [slachtoffer 3] als persoon of namens [bedrijfsnaam] B.V. te [vestigingsplaats] . De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/119488-16
Bij vonnis van de politierechter Midden-Nederland van 26 augustus 2016 is verdachte een taakstraf voor de duur van 10 uur voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.

11.BESLAG

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten een mes (Victorinox), onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij wordt verdacht aangetroffen. Dit voorwerp kan bovendien dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 57, 63, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 2 (16/652532-16) tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 3 (16/652532-16) en 4 (16/653279-17) tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
114 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
60 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd
van twee (2) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/119488-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland, bij vonnis van 26 augustus 2016 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 10 uren;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 een mes (Victorinox).
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 16/653279-17;
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Carbo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-652532-16
feit 1
hij op of omstreeks 15 augustus 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een usb laadkabel en/of een usb accu, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- zijn handen heeft gebald tot vuisten en/of met zijn armen grote zwaaiende en/of slaande bewegingen maakte in de richting van die [slachtoffer 1] en/of
- zich met kracht heeft losgetrokken van die [slachtoffer 1] en/of
- een (op een) mes (gelijkend voorwerp) voor zich uithield en/of heeft gericht op en/of in de richting heeft/hebben gehouden en/of stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (hierbij) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de dreigende woorden heeft toegevoegd: "ga weg en/of als je te dicht bijkomt doe ik je wat aan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking ;
feit 2
hij op of omstreeks 05 augustus 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Cellularline Freepower multi 10.000 powerbank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1] , in elk geval aaneen ander of anderen dan aan verdachte;
feit 3
hij op of omstreeks 01 juni 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Cellularline Dock Clip Headset en/of een Cellularline Sim Adapter Kit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
16/653279-17
hij op of omstreeks 03 november 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
levensmiddelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of een of meer anderen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- hij heeft geduwd en/of zich probeerde los te trekken en/of met een (bier)flesje slaande bewegingen heeft gemaakt en/of dat flesje dreigend aan die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] heeft getoond en/of
- die [slachtoffer 3] (met kracht) in de arm, althans het lichaam, heeft gebeten;