4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor feit 1 en 2
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van een poging doodslag en vernieling van zijn jas op 16 april 2019 in de [adres] in [woonplaats] . Hij heeft het volgende verklaard zakelijk weergegeven:
De dader heeft meermalen op mijn hoofd en bovenlichaam geslagen. De naam van de dader is [verdachte] .Ik zag dat [verdachte] een hamer uit de binnenzak van zijn jas haalde. Ik zag dat hij op mij af liep en met de hamer tegen mijn linkerzijde sloeg. Ik zag dat [verdachte] de hamer weer terug naar achteren haalde en weer sloeg tegen mijn linkerzij. Ik klemde de hamer toen met mijn armen vast. Ik voelde dat [verdachte] desondanks op mij in bleef slaan en daarbij mijn hoofd meerdere malen hard raakte. Ik zag en voelde dat hij de hamer terugtrok. Hierdoor raakte de klauw van de klauwhamer vast in mijn jas waardoor deze scheurde en kapot ging. Het dons van mijn jas vloog er uit. Ook raakte ik gewond op mijn achterhoofd en linkerzij en rug. Ik werd zo hard geslagen dat ik open wonden kreeg en bloedde. [verdachte] bleef op mij inslaan.
Getuige [getuige 1] heeft op 16 april 2019 bij de politie het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 16 april 2019 was ik in de [adres] (de rechtbank begrijpt: te [woonplaats] ) in een bloemenzaak werkzaam. Toen ik naar buiten keek zag ik een man met een hamer in zijn handen. Dat gebeurde recht voor onze bloemenwinkel. Ik zag dat die man met kracht een andere man met die hamer sloeg. Ik zag dat die man met die hamer meerdere malen met kracht op het slachtoffer in sloeg. Ik hoorde omstanders roepen zoiets van stop, stop. Maar ik zag dat die man met de hamer daar niet op reageerde en gewoon op het slachtoffer in bleef slaan.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 17 april 2019 hebben wij gesproken met [slachtoffer] . Ik heb foto's gemaakt van het letsel op zijn hoofd. Wij verbalisanten zagen dat [slachtoffer] 2 plekken met bloed op de linker achterzijde van zijn hoofd had. Deze foto wordt gevoegd bij dit proces verbaal onder foto 1. Tevens heb ik een foto gemaakt van de rug van [slachtoffer] . Wij verbalisanten zagen meerdere blauwe plekken bij elkaar zitten. Deze blauwe blekken zaten net iets onder zijn schouderblad. Wij hoorden [slachtoffer] zeggen dat zijn ribben zwaar gekneusd waren. Foto's van het letsel op zijn rug worden bijgevoegd bij dit proces verbaal onder foto 2 en 3.
Houben, arts, heeft op 29 april 2019 een geneeskundige verklaring met betrekking tot het letsel van [slachtoffer] opgesteld. Daarin staat, zakelijk weergegeven:
- 2 wondjes achterhoofd
- Kneuzing, bloeduitstorting, thorax linksachter
Datum waarop persoon werd onderzocht: 16 april 2019.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 16 april 2019 zag ik, terwijl [slachtoffer] zich omdraaide om naar de ambulance te gaan, dat zijn zwarte gewatteerde jack aan de achterzijde stuk was. Ik zag namelijk dat er horizontale scheuren aan de rugzijde van zijn jas zaten en dat de gewatteerde voering uit deze jas kwam.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte meermalen met kracht met een klauwhamer op en in de richting van aangever heeft geslagen. Daarbij heeft hij aangevers hoofd en zijn rug geraakt en heeft aangever letsel opgelopen.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank staat voor beantwoording van de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven. Daarvoor is nodig dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het veroorzaken van de dood van aangever. Voor voorwaardelijk opzet op de dood is voldoende dat er een aanmerkelijke kans bestond dat aangever door de gedraging van verdachte zou komen te overlijden en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Naar algemene ervaringsregels is de kans aanmerkelijk dat iemand komt te overlijden indien diegene met een klauwhamer met kracht tegen het hoofd wordt geslagen. Voor het bestaan van de aanmerkelijke kans bij een poging is de aard van het uiteindelijke letsel (achteraf bezien) niet doorslaggevend bij de beantwoording van de vraag of sprake was van een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer had kunnen komen te overlijden. Verdachte heeft in dit geval de aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard. Dit blijkt uit de aard van het geweld, namelijk het ongecontroleerd slaan met een hard voorwerp op en in de richting van het hoofd in de chaos van een worsteling. Het blijkt ook uit de kracht waarmee is geslagen, zoals wordt bevestigd door getuige Zuidema. Ten slotte blijkt het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans uit het feit dat verdachte aangever meermalen heeft geslagen.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank kan het onder 1 primair ten laste gelegde, te weten de poging tot doodslag op [slachtoffer] , wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank verwerpt het door de raadsman gevoerde noodweerverweer. Zij zal hier onder punt 6 nader op ingaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan het onder 2 ten laste gelegde, te weten de vernieling van de jas van [slachtoffer] , gelet op bovenvermelde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend worden bewezen.