In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 oktober 2019 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure betreffende de zorgregeling voor een minderjarige. De moeder had verzocht om een zorgregeling waarbij de minderjarige, geboren in 2004, om de twee weken een weekend en elke woensdagmiddag bij haar zou verblijven. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, na te hebben vastgesteld dat er sprake was van ouderverstoting en dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig werd bedreigd door de invloed van de vader. De moeder had in november 2017 de procedure gestart uit bezorgdheid over de minderjarige, wat werd bevestigd door een onderzoek van het NIFP in juli 2018. De rechtbank had eerder al een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar de betrokken gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden Nederland, had niet willen meewerken aan het plan om het contact met de vader te beperken. Dit leidde tot complicaties in het contactherstel tussen de minderjarige en de moeder. De rechtbank concludeerde dat het afdwingen van contact geen oplossing zou zijn en dat de vader zijn informatieplicht niet nakwam. De rechtbank betreurde het dat de mogelijkheden van het traject van de GI niet volledig waren benut en dat de verschillen van inzicht tussen de GI en de instelling op de schouders van de moeder terechtkwamen. Uiteindelijk werd het verzoek van de moeder afgewezen, met de verwachting dat de GI de middelen zou aanwenden om de moeder te informeren over de minderjarige.