ECLI:NL:RBMNE:2019:4693

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2019
Publicatiedatum
10 oktober 2019
Zaaknummer
16/659301-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaken wegens onvoldoende bewijs en steunbewijs

Op 10 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes, [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de benadeelde partijen onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank concludeert dat aan het bewijsminimum niet is voldaan, waardoor de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht de ten laste gelegde feiten te hebben begaan. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2019, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie had gevorderd de feiten wettig en overtuigend te bewijzen, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de benadeelde partijen onderzocht en geconcludeerd dat deze niet voldoende ondersteund werden door ander bewijs. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, omdat de verdachte van de ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in zedenzaken, waar vaak alleen de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte als bewijs aanwezig zijn.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659301-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2019.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en het standpunt van de officier van justitie mr. H. Leepel en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht, alsmede van hetgeen de ouders van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , bijgestaan door hun advocaat mr. P. van der Geest, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

Feit 1:
in de periode van 1 januari 2017 tot en met 19 februari 2018 te Utrecht en/of te Ibiza, met [benadeelde 1] , geboren op [2007] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (meermalen) handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] ;
Feit 2:
in de periode van 1 januari 2017 tot en met 19 februari 2018 te Utrecht en/of te Ibiza, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [benadeelde 1] ;
en/of
in de periode van 1 januari 2017 tot en met 19 februari 2018 te Utrecht en/of Ibiza met [benadeelde 1] die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (meermalen) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
Feit 3:
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 19 februari 2018 te Utrecht met [benadeelde 2] die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (meermalen) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig haar ter terechtzitting overgelegde schriftelijke requisitoir, gevorderd de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Daartoe heeft zij het volgende naar voren gebracht.
De verklaringen van de [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zijn betrouwbaar en gedetailleerd en daarom voor het bewijs bruikbaar, terwijl de door de verdediging aangevoerde ‘alternatieve scenario’s’ geen ondersteuning vinden in de bewijsmiddelen. Daarnaast is een tegenstijdigheid in de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet van invloed op de betrouwbaarheid van de verklaringen van de meisjes.. Het steunbewijs ten aanzien van [benadeelde 1] bestaat uit verschillende verklaringen van personen die niet bij het misbruik aanwezig zijn geweest, zoals de vader van [benadeelde 1] , de therapeut van [benadeelde 1] en de lerares van [benadeelde 1] . Ten aanzien van [benadeelde 2] zijn dit de vader van [benadeelde 2] , getuige [getuige] en de moeder van [benadeelde 1] die verklaarde dat [benadeelde 2] niet bij hen wilde logeren. Ook zijn er situatieve omstandigheden die verdachte plaatsen op de plekken waar het misbruik zou hebben plaatsgevonden. Er is sprake van schakelbewijs: uit het dossier blijkt dat het misbruik bij beide meisjes heeft plaatsgevonden en bovendien komen de verklaringen en omstandigheden waarin het misbruik heeft plaatsgevonden op essentiële punten overeen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig zijn ter terechtzitting overlegde pleitnota, betoogd dat de verdachte van de ten laste gelegde feiten integraal dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij het volgende naar voren gebracht.
De verdachte heeft van begin af aan ontkend de ten laste gelegde feiten te hebben begaan en het dossier bevat onvoldoende (steun)bewijs voor een veroordeling. Daarnaast kan niet tot een bewezenverklaring van de feiten worden gekomen door het gebruik van schakelbewijs. De verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] lopen te ver uiteen en ondersteunen elkaar niet. Daarnaast zijn er geen andere bewijsmiddelen die de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ondersteunen.
Verdachte kan wel in de gelegenheid zijn geweest om gestelde handelingen te verrichten maar het zou te ver gaan om dit op te vatten als steunbewijs. De aanwezigheid van verdachte in de woning is niet vreemd of bijzonder omdat hij in die tijd daar samenwoonde met de moeder van [benadeelde 1] . Er is tevens geen sprake van schakelbewijs nu de twee feitencomplexen geen wezenlijke overeenkomsten vertonen die een onderbouwing van het bewijs kunnen opleveren. Daarnaast zijn er verschillende scenario’s denkbaar waardoor [benadeelde 1] de verklaringen zou kunnen hebben verzonnen en ook valt niet te achterhalen of er een vorm van beïnvloeding van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft plaatsgevonden.
Concluderend stelt de raadsman zich op het standpunt dat er teveel twijfelpunten bestaan en teveel mogelijkheden tot beïnvloeding om een bewezenverklaring in overgrote mate te baseren op de besproken verklaringen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat in zedenzaken doorgaans slechts het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn. In deze zaak is dat ook het geval. Dit betekent dat, indien de verdachte ontkent de ten laste gelegde feiten te hebben begaan, de verklaringen van de veronderstelde slachtoffers als enig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op basis van een enkele verklaring. Deze bepaling strekt ertoe dat zij de rechtbank verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Betrouwbaarheid verklaringen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
De vraag naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] is van andere aard dan de vraag of aan het bewijsminimum is voldaan. De verklaringen van [benadeelde 1] , afgelegd bij de politie tijdens vier studioverhoren, zijn op betrouwbaarheid onderzocht. Deskundige J. van der Sleen heeft geconcludeerd dat er geen onverklaarbare problemen zijn met de accuraatheid en de consistentie van de verklaringen van [benadeelde 1] . Hetzelfde geldt voor de door [benadeelde 2] afgelegde verklaringen.
Steunbewijs
Gelet op voornoemd bewijsminimum dienen de afgelegde verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] te worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De verklaring van [benadeelde 1] wordt in zoverre ondersteund doordat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat [benadeelde 1] regelmatig aanwezig was toen verdachte zijn zoon naar bed bracht. [benadeelde 1] en hij lagen dan op bed in de slaapkamer van de verdachte. De aanwezigheid van beiden in die kamer is – gezien het feit dat beiden in hetzelfde huis woonden – op zich niet bijzonder. De verklaring van verdachte biedt onvoldoende steun voor de concrete context van het verwijt, namelijk het (onder specifieke omstandigheden) plegen van ontuchtige handelingen [1] .
Hetgeen de vader en therapeut van [benadeelde 1] hebben verklaard over wat zij hebben gehoord van [benadeelde 1] is onvoldoende als steunbewijs. Over het ten laste gelegde kunnen zij niet meer vertellen dan wat zij daarover van [benadeelde 1] hebben gehoord. Ook hun waarnemingen van de emotionele en fysieke toestand van [benadeelde 1] zijn voor steunbewijs onvoldoende, omdat deze pas enige tijd nadat de strafbare feiten zouden hebben plaatsgevonden, zijn waargenomen.
De verklaring van [benadeelde 2] wordt ondersteund door de verklaring van haar ouders die hebben verklaard dat [benadeelde 2] hen heeft verteld de verdachte ook ontuchtige handelingen bij haar zou hebben gepleegd. [benadeelde 2] heeft dit, nadat de ontuchtige handelingen zouden zijn gepleegd, ook tegen [benadeelde 1] gezegd, waarna [benadeelde 1] verklaart dat dit ook bij haar zou zijn gebeurd. De verklaring van [benadeelde 2] wordt tevens ondersteund door de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat het wel eens is voorgekomen dat de verdachte alleen met [benadeelde 2] en [benadeelde 1] op de bank een film heeft gekeken. Voornoemde verklaringen houden als steunbewijs voor de tenlastegelegde feiten onvoldoende verband met de ten laste gelegde handelingen als zodanig. De verklaringen van ouders komen uit dezelfde bron, namelijk datgene wat [benadeelde 2] zelf heeft verklaard.
Schakelbewijs
Ter terechtzitting is aan de orde gesteld of er sprake kan zijn van schakelbewijs. De rechtbank is van oordeel dat het bewijsmateriaal ten aanzien van de ten laste gelegde feiten geen op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met de andere soortgelijke ten laste gelegde feiten. De door de officier van justitie genoemde verklaringen en omstandigheden zijn niet voldoende kenmerkend om te kunnen spreken van een gelijke modus operandi.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat de door [benadeelde 1] en [benadeelde 2] afgelegde verklaringen onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Aan het bewijsminimum is niet voldaan.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.

5.BENADEELDE PARTIJ

De advocaat van (de ouders van) [benadeelde 1] heeft namens de benadeelde partij een vordering ingediend en vordert als schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde een bedrag van € 10.064,12. Dit bedrag bestaat uit € 64,12 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat van (de ouders van) [benadeelde 2] heeft namens de benadeelde partij een vordering ingediend en vordert als schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 tenlastegelegde een bedrag van € 1.527,04. Dit bedrag bestaat uit € 27,04 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
5.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal (de ouders van) de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal (ouders van) de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- verklaart (de ouders van) [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- verklaart (de ouders van) [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en E.W.A. Vonk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2019.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 19 februari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, en/of te Ibiza, met [benadeelde 1] , geboren op [2007] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het (telkens) seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans éénmaal,
- zijn penis in de mond van die [benadeelde 1] gebracht/geduwd/bewogen en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [benadeelde 1] gebracht/geduwd/bewogen en/of
- zijn tong in de vagina van die [benadeelde 1] gebracht/geduwd/bewogen;
(art 244 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 19 februari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, en/of te Ibiza, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [benadeelde 1] , geboren op [2007] , door meermalen, althans éénmaal,
- de vagina van die [benadeelde 1] te betasten/strelen/likken/aan te raken en/of
- die [benadeelde 1] zijn, verdachtes, penis te laten aanraken/betasten/strelen/likken en/of
- die [benadeelde 1] met haar hand(en) op en neergaande bewegingen op zijn, verdachtes, penis te laten uitvoeren en/of
- die [benadeelde 1] met haar ontblote vagina op zijn, verdachtes, ontblote penis te laten zitten en/of (vervolgens) heen en weer te laten bewegen,
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks periode van 1 januari 2017 tot en met 19 februari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, en/of te Ibiza, met [benadeelde 1] , geboren op [2007] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten meermalen, althans éénmaal,
- het betasten/strelen/likken/aanraken van de vagina van die [benadeelde 1] en/of
- het laten aanraken/betasten/strelen/likken van zijn, verdachtes, penis door die [benadeelde 1] en/of
- het door die [benadeelde 1] met haar hand(en) op en neergaande bewegingen op zijn, verdachtes, penis te laten uitvoeren en/of
- het laten zitten van die [benadeelde 1] met haar ontblote vagina op zijn, verdachtes, ontblote penis en/of (vervolgens) heen en weer te laten bewegen;
(art 247 Wetboek van Strafrecht)
(art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 19 februari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met [benadeelde 2] , geboren op [2006] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (steeds) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans eenmaal, ontuchtig aanraken/betasten/strelen van de vagina/schaamstreek van die [benadeelde 2] (onder de kleding);
(art 247 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer de rechtbank in dit vonnis spreekt over ‘ontuchtige handelingen’ bedoelt de rechtbank alle op de tenlastelegging staande handelingen.