ECLI:NL:RBMNE:2019:4653

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
16/242077-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen politieagent wegens mishandeling met wapenstok tijdens uitzetting van jongeren

Op 7 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige politieagent uit Utrecht, die werd beschuldigd van mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 16 oktober 2016, toen de politie werd opgeroepen voor een vechtpartij bij de McDonald's in Breukelen. Tijdens de confrontatie met een groep jongeren, die weigerden het terrein te verlaten, greep de agent in met zijn wapenstok. De rechtbank oordeelde dat de agent te vaak met de wapenstok had geslagen, wat resulteerde in een veroordeling tot een geldboete van 250 euro. Twee andere agenten die ook betrokken waren bij het incident, werden vrijgesproken omdat hun gebruik van geweld als redelijk en gematigd werd beschouwd. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de agent handelde, zijn functie als politieagent en het feit dat er geen letsel was veroorzaakt. De officier van justitie had een hogere boete geëist, maar de rechtbank kwam tot een lagere straf omdat slechts één van de twee ten laste gelegde feiten bewezen werd verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak van proportionaliteit en subsidiariteit bij het gebruik van geweld door politieagenten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/242077-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
domicilie kiezende [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officieren van justitie mrs. E.M. van der Burg en H.M. Gorter (verder: de officier van justitie) en van hetgeen verdachte en mr. M. van der Steeg, advocaat te Schalkhaar, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1op 16 oktober 2016 te Breukelen [aangever] heeft mishandeld door met de wapenstok op het (boven)lichaam te slaan;
feit 2op 16 oktober 2016 te Breukelen een (tot op heden onbekend gebleven) persoon (in het dossier aangeduid als B01) heeft mishandeld door met de wapenstok op het (boven)lichaam te slaan;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.BEOORDELING

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het onder 1 tot en met 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het nog niet nodig was om de groep jongeren met de wapenstok te slaan, omdat er geen dreigende situatie was en omdat er nog alternatieven voor het gebruik van de wapenstok waren. Er is daardoor niet voldaan aan de eis van subsidiariteit. Bij het gebruik van de wapenstok is niet voldaan aan de eis van proportionaliteit, omdat er te vaak is geslagen en het gebruikte geweld niet is afgeschaald op het moment dat de groep jongeren zich in de aangegeven richting verwijderde. Verdachte heeft hierdoor, ten aanzien van feit 1 en feit 2, buiten de grenzen van artikel 7 Politiewet 2012 opgetreden. Nu een rechtvaardiging voor het toegepaste geweld ontbreekt, is het toegepaste geweld wederrechtelijk. Hierdoor is sprake van mishandeling van B 01 en [aangever] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Volgens de raadsvrouw kan niet in alle gevallen worden bewezen dat er raak is geslagen en dat er sprake was van letsel of pijn. Bovendien ontbreekt de wederrechtelijkheid. Het toegepaste geweld voldoet namelijk aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en was derhalve gerechtvaardigd op grond van artikel 7 van de Politiewet 2012.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
a.
feiten
In de nacht van 16 oktober 2016 ontvangt de politie een melding van een vechtpartij bij de McDonalds te Breukelen. Ter plaatse constateert de politie een ongewoon drukke en onrustige situatie. Een groep luidruchtige, vermoedelijk dronken jonge mensen staat tussen de voertuigen bij de McDrive. Diverse individuen houden zich hinderlijk op. De politie besluit in een kleine samenstelling ter plaatse te blijven. Zij staan, ter de-escalatie, uit het zicht. Dan volgt een tweede melding van een vechtpartij. De politie gaat ter plaatse, neemt een ruzie waar tussen personen uit de groep en de inzittenden van een auto en ziet dat personen bij elkaar weg worden gehouden. De operationeel coördinator verzoekt versterking. De operationeel coördinator vordert een deel van de groep zich te verwijderen. Hieraan wordt niet of nauwelijks gehoor gegeven. Ondertussen is de versterking van de politie ter plaatse gekomen. Dan volgt een tweede vordering waarbij wordt gezegd dat iedereen van het terrein weg moet. Vervolgens wordt gezegd dat als de groep niet weggaat, geweld wordt toegepast. Uit de processen-verbaal komt naar voren dat de groep nog steeds blijft staan en dat wordt geroepen “eerst eten, dan maar geweld”. Hierop geeft de operationeel coördinator het commando ‘trek wapenstok’. Vervolgens is de groep door de politie met gebruik van de wapenstok gedwongen om het terrein te verlaten. Hierbij is een aantal personen geslagen met een wapenstok.
wettelijk kader
Politieambtenaren die op grond van artikel 3 Politiewet 2012 in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam zijn, hebben op grond van artikel 7 Politiewet 2012 de bevoegdheid om bij de uitoefening van hun taak geweld toe te passen. Het gebruik van geweld dient aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit te voldoen. De proportionaliteitseis ziet op de evenredigheid tussen het doel en het middel. De subsidiariteitseis houdt in dat een bepaald geweldsmiddel (in dit geval een wapenstok) enkel mag worden aangewend wanneer het doel niet met een minder ingrijpend middel kan worden bereikt. Daarnaast dient op grond van artikel 7 lid 7 Politiewet 2012, de het gebruik van geweld, in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn.
beoordeling van het gebruik van de wapenstok
Subsidiariteit en proportionaliteit
Uit de feitelijke gang van zaken, zoals beschreven onder a, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de groep personen zorgde voor verstoring van de openbare orde en dat zij geen gehoor gaf aan de vordering zich te verwijderen. Ook de aanwezigheid van de politieambtenaren en een politiehond, de mededeling dat geweld zou worden toegepast en het trekken van de wapenstok heeft geen zichtbaar effect op de groep gehad. Zij heeft zich niet verwijderd. Gelet op de vordering, de waarschuwing dat geweld gebruikt zou gaan worden en de tijd die is gegeven aan de groep om zich daadwerkelijk te verwijderen, is de rechtbank -anders dan de officier van justitie- van oordeel dat voldoende gelegenheid is geboden aan de groep om het terrein te verlaten. Onder deze omstandigheden mocht de politie, en daarmee dus verdachte, geweld gebruiken om de groep te verwijderen, zodat de openbare orde weer werd hersteld. Dat er op dat moment geen sprake was van een dreigende situatie in de richting van de politie, zoals de officier van justitie heeft betoogd, doet aan het voorgaande niet af. Artikel 7 van de Politiewet 2012 vereist dat niet.
De vraag is vervolgens of een minder ingrijpend middel dan de wapenstok kon worden ingezet. Gelet op het verhandelde ter zitting volgt de rechtbank het standpunt van de verdediging dat bij optreden van de politie in dit geval, tegen een grotere groep die weigert weg te gaan, het wegduwen van personen en het prikken met de wapenstok geen geschikte geweldsmiddelen zijn. De verdediging heeft in dit verband naar voren gebracht dat in een dergelijke situatie eerder individuele conflicten kunnen ontstaan tussen politieambtenaren en burgers en dat het prikken met de wapenstok meer kans geeft op letsel dan het slaan met de wapenstok. De rechtbank weegt verder mee dat een politieambtenaar in de hitte van de strijd een keuze moet maken over welk middel wordt ingezet en dat die avond door de operationeel commandant het commando “trek wapenstok” was gegeven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het slaan met de wapenstok om de groep jongeren te verwijderen van het terrein om de openbare orde te herstellen voldeed aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Geweld redelijk en gematigd
Tot slot dient de rechtbank te oordelen of de uitoefening van de bevoegdheid, in dit geval de toepassing van geweld, in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd was. De rechtbank beoordeelt dit afzonderlijk voor het onder 1 tenlastegelegde geweld ten aanzien van [aangever] , en het onder 2 tenlastegelegde geweld ten aanzien van B01. De rechtbank leidt uit het procesdossier af dat B01 éénmaal geslagen is door verdachte met de wapenstok. De rechtbank is van oordeel dat deze éénmalige slag redelijk en gematigd was. De vraag of het ten aanzien van [aangever] toegepaste geweld redelijk en gematigd was zal hieronder onder 5 worden besproken.
conclusie: vrijspraak ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft gelet op het voorgaande niet wederrechtelijk gehandeld tegenover B01. Daardoor is geen sprake van mishandeling (ex. artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht) van B01. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder feit 2.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Bewijsmiddelen feit 1 [1]
Uit het algemeen proces-verbaal, opgesteld door [verbalisant] volgt ten aanzien van het vaststellen van de identiteit van politieambtenaren en aangevers, het volgende:
“PA 02: [verdachte] (…) B 02: [aangever] ” [2]
Uit het proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever] blijkt het volgende:
“Op 16 oktober 2016 (…) te Breukelen [3] (…) vervolgens werd ik […] met een wapenstok in mijn nek geslagen. Ik voelde een helse pijn in mijn nek (…). Ik werd vervolgens met een wapenstok op mijn schouder en rug geslagen en geraakt. Ik voelde pijn op de plaatsen waar ik door de wapenstok geraakt werd”. [4]
Uit het proces-verbaal van verhoor verdachte van [verdachte] van 21 augustus 2017 blijkt het volgende:
V: hoe hard heb jij deze [persoon] met een wapenstok geslagen?
A: Hard.
Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant] op 3 april 2017 blijkt het volgende:
“(…) heb ik een nader onderzoek aan de verschillende camerabeelden (…) ingesteld. [5] (…) Tijdsaanduiding: 04:02:58 uur Ik zag dat PA 02 voor de 3e maal een slag met de wapenstok in de richting van B02 maakte. Ik zag dat B 02 hierbij door de wapenstok geraakt werd. (…) Tijdsaanduiding: 04:02:59 uur Ik zag dat PA 02 voor de 4e maal een slag met de wapenstok in de richting van B02 maakte en hem hierbij ook raakte. (…) Tijdsaanduiding 04:03:01 uur Ik zag dat PA 02 voor de 5e maal een slag met de wapenstok in de richting van B02 maakte. Ik zag dat B 02 door de wapenstok werd geraakt. [6] (…) Tijdsaanduiding: 04:03:01 uur Ik zag dat PA 02 voor de 6e maal een slag met de wapenstok in de richting van B 02 maakte. Ik zag dat B 02 wederom door de wapenstok geraakt werd. (…) [7]
Bewijsoverweging feit 1
De raadsvrouw heeft betoogd dat het slaan met de wapenstok niet wederrechtelijk was. De rechtbank heeft hiervoor onder 4.3 onder c geoordeeld dat het slaan met de wapenstok voldeed aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank is evenwel van oordeel dat niet al het gebruikte geweld richting [aangever] redelijk en gematigd was.
Ten aanzien van feit 1 leidt de rechtbank uit het procesdossier af dat [aangever] meermalen is geslagen met de wapenstok door verdachte. Uit het dossier volgt dat verdachte in een zeer kort tijdsbestek van enkele seconden negen keer de wapenstok in de richting [aangever] beweegt en in elk geval vier keer raak slaat. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gelet op de frequentie van het slaan met de wapenstok binnen dit korte tijdsbestek, onvoldoende het effect van elke afzonderlijke slag heeft afgewacht. Uit het dossier volgt bovendien dat op een aantal momenten [aangever] zich niet voortvarender uit de voeten had kunnen maken omdat een andere persoon voor hem stond. Van verdachte als professional mag verwacht worden dat hij hier zicht op heeft en hiermee rekening houdt. Dit tezamen maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het geweldgebruik richting [aangever] niet redelijk en gematigd was.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door verdachte tegenover [aangever] wederrechtelijk geweld is gebruikt, omdat niet aan alle vereisten van artikel 7 van de Politiewet was voldaan.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1: op 16 oktober 2016 te Breukelen, [aangever] heeft mishandeld door hem meermalen, met kracht met de wapenstok op het bovenlichaam te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1: mishandeling.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een geldboete van € 750,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, voor het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, bepleit dat artikel 9a Wetboek van Strafrecht wordt toegepast.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in de uitoefening van zijn functie van politieambtenaar een burger met een wapenstok geslagen. Verdachte heeft te vaak geslagen en heeft daarmee buiten de gestelde grenzen van de wet gehandeld en een strafbaar feit gepleegd. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij uit hoofde van zijn functie van politieambtenaar verplicht is om op te treden bij wanordelijkheden. Daar waar burgers kunnen terugtreden wordt van politieambtenaren verwacht dat zij naar voren stappen om de openbare orde te handhaven. Het kan zijn dat hierbij, zoals in het onderhavige geval, geweld moet worden gebruikt. De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat het geweld geen letsel heeft veroorzaakt. Daarnaast heeft het incident zich meer dan 3 jaar geleden voorgedaan. Deze zaak heeft lang boven het hoofd van verdachte gehangen en dit is van invloed geweest op zowel op zijn werk- als privésituatie, zoals is gebleken uit de verklaring van verdachte tijdens de zitting. Tot slot speelt de open houding van verdachte ter zitting in strafverminderende zin mee. Verdachte heeft inzicht getoond in wat hij naar eigen zeggen kon verbeteren en heeft verklaard te hebben geleerd van het incident. De rechtbank komt verder tot een lagere strafoplegging dan de eis van de officier van justitie en de hoogte van de eerder aangeboden strafbeschikking, omdat de rechtbank één feit wettig en overtuigend bewezen acht, in plaats van twee feiten. De rechtbank is evenwel van oordeel dat sprake is van een delict dat niet onbestraft kan blijven, zodat zij toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht, zoals voorgesteld door de raadsvrouw, niet op zijn plaats acht. De rechtbank acht het al met al passend en geboden om aan verdachte een geldboete van € 250,00 op te leggen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
- vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking, en beslist als volgt;
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor het onder feit 1 bewezen verklaarde tot een geldboete van € 250,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 5 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E. Spruit voorzitter, mrs. M.E. Falkmann en A.A.T. Werner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M.F. Deug, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 16 oktober 2016 te Breukelen, althans in Nederland, een (tot op heden onbekend gebleven) persoon (in het dossier aangeduid als B01) heeft mishandeld door hem/haar meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met de wapenstok op het (boven) lichaam te slaan;
(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2 hij op of omstreeks 16 oktober 2016 te Breukelen, althans in Nederland, [aangever] heeft mishandeld door hem meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met de wapenstok op het (boven)lichaam te slaan;
(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3 hij op of omstreeks 16 oktober 2016 te Breukelen, althans in Nederland, D.J.W. van Wijk heeft mishandeld door hem meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met de wapenstok op het (boven)lichaam te slaan;
(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 augustus 2017, genummerd 2016321593-20, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 1025. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een algemeen proces-verbaal, opgesteld door [verbalisant] , pagina 17.
3.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever] , pagina 84.
4.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever] , pagina 85.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 159.
6.Een proces-verbaal van bevindingen pagina 161.
7.Een proces-verbaal van bevindingen pagina 162.