4.3Het oordeel van de rechtbank
a.
Feiten
In de nacht van 16 oktober 2016 ontvangt de politie een melding van een vechtpartij bij de McDonalds te Breukelen. Ter plaatse constateert de politie een ongewoon drukke en onrustige situatie. Een groep luidruchtige, vermoedelijk dronken jonge mensen staat tussen de voertuigen bij de McDrive. Diverse individuen houden zich hinderlijk op. De politie besluit in een kleine samenstelling ter plaatse te blijven. Zij staan, ter de-escalatie, uit het zicht. Dan volgt een tweede melding van een vechtpartij. De politie gaat ter plaatse, neemt een ruzie waar tussen personen uit de groep en de inzittenden van een auto en ziet dat personen bij elkaar weg worden gehouden. De operationeel coördinator verzoekt versterking. De operationeel coördinator vordert een deel van de groep zich te verwijderen. Hieraan wordt niet of nauwelijks gehoor gegeven. Ondertussen is de versterking van de politie ter plaatse gekomen. Dan volgt een tweede vordering waarbij wordt gezegd dat iedereen van het terrein weg moet. Vervolgens wordt gezegd dat als de groep niet weggaat, geweld wordt toegepast. Uit de processen-verbaal komt naar voren dat de groep nog steeds blijft staan en dat wordt geroepen “eerst eten, dan maar geweld”. Hierop geeft de operationeel coördinator het commando ‘trek wapenstok’. Vervolgens is de groep door de politie met gebruik van de wapenstok gedwongen om het terrein te verlaten. Hierbij is een aantal personen geslagen met een wapenstok.
Wettelijk kader
Politieambtenaren die op grond van artikel 3 Politiewet 2012 in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam zijn, hebben op grond van artikel 7 Politiewet 2012 de bevoegdheid om bij de uitoefening van hun taak geweld toe te passen. Het gebruik van geweld dient aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit te voldoen. De proportionaliteitseis ziet op de evenredigheid tussen het doel en het middel. De subsidiariteitseis houdt in dat een bepaald geweldsmiddel (in dit geval een wapenstok) enkel mag worden aangewend wanneer het doel niet met een minder ingrijpend middel kan worden bereikt. Daarnaast dient op grond van artikel 7 lid 7 Politiewet 2012, de het gebruik van geweld, in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn.
beoordeling van het gebruik van de wapenstok
Subsidiariteit en proportionaliteit
Uit de feitelijke gang van zaken, zoals beschreven onder a, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de groep personen zorgde voor verstoring van de openbare orde en dat zij geen gehoor gaf aan de vordering zich te verwijderen. Ook de aanwezigheid van de politieambtenaren en een politiehond, de mededeling dat geweld zou worden toegepast en het trekken van de wapenstok heeft geen zichtbaar effect op de groep gehad. Zij heeft zich niet verwijderd. Gelet op de vordering, de waarschuwing dat geweld gebruikt zou gaan worden en de tijd die is gegeven aan de groep om zich daadwerkelijk te verwijderen, is de rechtbank -anders dan de officier van justitie- van oordeel dat voldoende gelegenheid is geboden aan de groep om het terrein te verlaten. Onder deze omstandigheden mocht de politie, en daarmee dus verdachte, geweld gebruiken om de groep te verwijderen, zodat de openbare orde weer werd hersteld. Dat er op dat moment geen sprake was van een dreigende situatie in de richting van de politie, zoals de officier van justitie heeft betoogd, doet aan het voorgaande niet af. Artikel 7 van de Politiewet 2012 vereist dat niet.
De vraag is vervolgens of een minder ingrijpend middel dan de wapenstok kon worden ingezet. Gelet op het verhandelde ter zitting volgt de rechtbank het standpunt van de verdediging dat bij optreden van de politie in dit geval, tegen een grotere groep die weigert weg te gaan, het wegduwen van personen en het prikken met de wapenstok geen geschikte geweldsmiddelen zijn. De verdediging heeft in dit verband naar voren gebracht dat in een dergelijke situatie eerder individuele conflicten kunnen ontstaan tussen politieambtenaren en burgers en dat het prikken met de wapenstok meer kans geeft op letsel dan het slaan met de wapenstok. De rechtbank weegt verder mee dat een politieambtenaar in de hitte van de strijd een keuze moet maken over welk middel wordt ingezet en dat die avond door de operationeel commandant het commando “trek wapenstok” was gegeven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het slaan met de wapenstok om de groep jongeren te verwijderen van het terrein om de openbare orde te herstellen voldeed aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Geweld redelijk en gematigd
De slotvraag die hier voorligt is of de mate waarin het gekozen middel is gebruikt, in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd was. De rechtbank leidt uit het procesdossier af dat [A] meermalen is geslagen met de wapenstok door verdachte. Gelet op het verhandelde ter zitting is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat mede gelet op de veiligheid van de politie - van de groep verlangd mocht worden dat zij zich voortvarend zou verwijderen. De verdediging heeft het potentiële gevaar van het achterblijven van enkele groepsleden, zoals in dit geval [A] dat dreigde te doen, toegelicht. Deze persoon zou achter de linie terecht kunnen komen, hetgeen gelet op de veiligheid van de politie onwenselijk is. Ook zouden andere, snellere groepsleden weer terug kunnen komen, waardoor het beoogde doel, het verwijderen van de groep, niet wordt bereikt. [A] reageerde ook na de eerste slag telkens niet zoals van hem mocht worden verlangd, zodat verdachte hem meermalen heeft moeten slaan om hem uiteindelijk van het terrein te krijgen. Verdachte heeft bovendien, daar waar het kon, geen gebruik gemaakt van de wapenstok en geduwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de hoeveelheid slagen jegens [A] redelijk en gematigd was.
conclusie
Verdachte heeft gelet op het voorgaande niet wederrechtelijk, gehandeld. Daardoor is geen sprake van mishandeling (ex. artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht). De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.