Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De vordering
3.De beoordeling
600,00(2,0 punten × tarief € 300,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. De werknemer had een loonvordering ingediend, omdat zij na haar ontslag op 1 mei 2019 geen loon, reiskostenvergoeding, pensioencompensatie en vakantiebijslag had ontvangen. De werknemer had op 11 maart 2019 haar ontslag per e-mail ingediend en dit op 19 maart 2019 bevestigd per aangetekende brief. De werkgever is niet verschenen in de procedure.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever niet in het geding is verschenen en heeft verstek verleend. De rechter heeft de spoedeisendheid van de zaak erkend en geconcludeerd dat de werknemer recht heeft op de gevorderde bedragen, omdat er geen verweer is gevoerd door de werkgever. De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer toegewezen, inclusief de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de verschuldigde bedragen. Tevens is de werkgever veroordeeld om de salarisspecificaties en jaaropgaven aan de werknemer te verstrekken, op straffe van een dwangsom.
De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van de werknemer begroot op € 785,81 en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 17 juli 2019.