In deze zaak, behandeld door de kantonrechter M.J. Slootweg van de Rechtbank Midden-Nederland, staat de vordering centraal van een vereniging van eigenaren (de eiseres) tegen de erfgenamen van een overleden appartementseigenaar. De eiseres vordert betaling van achterstallige maandelijkse bijdragen die de overleden eigenaar verschuldigd was. De erfgenamen, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], hebben de nalatenschap voorwaardelijk aanvaard en zijn daarmee verantwoordelijk voor de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit het eigendom van het appartement. De eiseres heeft hen gedagvaard voor een achterstand van € 1.990,25, plus rente en kosten.
De kantonrechter heeft in zijn vonnis op 9 oktober 2019 geoordeeld dat de formele verweren van de gedaagden niet opwegen tegen de inhoudelijke verplichting tot betaling. De gedaagden hebben geen valide argumenten aangedragen om de achterstand te betwisten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden op de hoogte waren van hun verplichtingen en dat de eiseres voldoende stappen heeft ondernomen om betaling te verkrijgen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres toegewezen, inclusief de proceskosten, die hoger uitvielen door de keuze van de gedaagden om afzonderlijk verweer te voeren. De gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de achterstand, de proceskosten en de toekomstige maandelijkse bijdragen, met wettelijke rente.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van het nakomen van financiële verplichtingen door erfgenamen en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.