ECLI:NL:RBMNE:2019:4583

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
2 oktober 2019
Zaaknummer
113853-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op snackbar door minderjarige met geweld en bedreiging

Op 1 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002 in Irak, die op 9 mei 2019 samen met een ander een overval heeft gepleegd op een snackbar in Lelystad. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting met gesloten deuren op 17 september 2019. De officier van justitie, mr. T. Tanghe, heeft vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde, maar achtte de subsidiair ten laste gelegde poging tot afpersing wettig en overtuigend bewezen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. I. Stas, heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er voldoende bewijs is om de primair ten laste gelegde afpersing in vereniging wettig en overtuigend te bewijzen. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte, met een masker en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de snackbar is binnengegaan en de eigenaar heeft gedwongen tot afgifte van geld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 82 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft ook de positieve ontwikkelingen in de begeleiding van de verdachte meegewogen. De uitspraak is gedaan met inachtneming van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/113853-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] (Irak),
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 17 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe, van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. I. Stas, advocaat te Almere, de ouders van verdachte en jeugdreclasseringsmedewerker [A] van Samen Veilig Midden-Nederland naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: op 9 mei 2019 te Lelystad samen met een ander met geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag dat aan die [slachtoffer] en/of snackbar [naam snackbar] toebehoorde.
Subsidiair: een poging tot de hierboven primair omschreven verdenking.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zo begrijpt de rechtbank, vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde en acht de subsidiair ten laste gelegde poging tot afpersing, in vereniging gepleegd, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 september 2019;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 mei 2019, genummerd PL0900-2019135947-1, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer] , doorgenummerde pagina 1000 t/m 1002;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 9 mei 2019, genummerd PL0900-2019135947-11, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende het relaas van verbalisant, doorgenummerde pagina 1017.
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen volgt dat het geld uit de kassalade van de snackbar door aangever in de plastic tas is gedaan die zijn medeverdachte bij zich droeg. Beide verdachten wilden vervolgens met de tas met geld de winkel verlaten en zijn toen door omstanders overmeesterd en aangehouden. Het geld was dus door aangever al afgestaan en verdachten konden er, zij het voor korte tijd, als heer en meester over beschikken. Er is daarom sprake van een voltooid delict. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde afpersing in vereniging wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 9 mei 2019 te Lelystad tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 508,55 euro, dat aan die [slachtoffer] en/of snackbar [naam snackbar] toebehoorde, door
- met een masker op en gezichtsbedekking voor voornoemde snackbar binnen te gaan en vervolgens naar de kassa te lopen en achter die [slachtoffer] te gaan staan en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes te richten op en te tonen aan die [slachtoffer] en andere in die snackbar aanwezige personen en
- daarbij tegen die [slachtoffer] te roepen: ‘Geef geld’ en ‘Kassa leegmaken’ en ‘Ook het muntgeld’ en ‘Snel snel snel’.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 180 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 172 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uren, waarvan veertig uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde Toezicht en Begeleiding.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming te volgen en verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Subsidiair heeft zij verzocht, voor zover de rechtbank de eis van de officier van justitie volgt en aan verdachte wel een jeugddetentie wil opleggen, om de bijzondere voorwaarde van Toezicht en Begeleiding aan het voorwaardelijk deel van de taakstraf te koppelen en niet aan dat van de jeugddetentie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een overval op een snackbar in Lelystad. Verdachten waren gemaskerd en droegen wapens bij zich, namelijk een wapen dat leek op een echt vuurwapen en een mes. Zij hebben de eigenaar van de snackbar gedwongen om het geld dat zich in de kassalade bevond aan hen af te staan. Verdachte heeft bij de eigenaar, bij het overige in de snackbar aanwezige personeel en bij de omstanders hevige gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Dit spreekt duidelijk uit de aangifte van de eigenaar en de getuigenverklaringen die door het personeel zijn afgelegd. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke overvallen langdurig last van kunnen hebben van zulke gevoelens van angst en onveiligheid. Daarnaast heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen, en heeft hij kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Enkel door het optreden van enkele omstanders is, door hen ter plekke te overmeesteren, voorkomen dat verdachte en zijn mededader de snackbar met hun buit hebben kunnen verlaten.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 8 augustus 2019 betreffende verdachte, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Uit een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 juli 2019 volgt dat er uit het onderzoek geen zorgen naar voren zijn gekomen. De ouders van verdachte hebben goed grip op hem en stimuleren hem positief. Het in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde Harde Kern traject heeft verdachte goed doorlopen en is niet langer noodzakelijk. Omdat het delictgedrag uit de lucht is komen vallen en verdachte het zelf ook niet goed kan verklaren is een vinger aan de pols door middel van een reguliere jeugdreclasseringsmaatregel wenselijk. De Raad adviseert aan verdachte en taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Omdat er verder geen zorgen zijn, verdachte goed heeft meegewerkt en berouw heeft, wordt er geen jeugddetentie geadviseerd.
Het rapport van Samen Veilig Midden-Nederland (Save) van 25 juli 2019, opgemaakt door [A] , die ook ter terechtzitting als deskundige is gehoord, vermeldt dat het zorgelijk is dat verdachte uit het niets een dergelijk feit heeft gepleegd, te meer omdat verdachte op school en thuis goed functioneert. Verdachte heeft aangegeven dat hij het feit heeft begaan omdat hij films heeft gezien waarin iets soortgelijks werd gedaan en waarbij de daders op die manier snel veel geld verdienden. Verdachte heeft goed meegewerkt aan het ITB Harde Kern traject. Save adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde Toezicht en Begeleiding. Ter terechtzitting heeft [A] in aanvulling op het rapport verklaard dat het ook met betrekking tot de schoolgang van verdachte wenselijk is dat de jeugdreclassering een vinger aan de pols kan houden. Het ontbreekt verdachte niet aan motivatie, maar de resultaten waren niet dusdanig dat hij over kon naar het volgende jaar. Het feit dat de jeugdreclassering geen helder antwoord heeft kunnen krijgen op het ‘waarom’ van het bewezenverklaarde vormt een risicofactor en de deskundige schat verdachte op dat punt kwetsbaar in. De periode van begeleiding kan worden gebruikt om verdachte hierin sterker en weerbaarder te maken.
De straf
De rechtbank heeft voor het bepalen van de straf gelet op de oriëntatiepunten die door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld. Bij een overval op een winkel geldt als vertrekpunt een jeugddetentie vanaf vier maanden. Daarbij wordt uitgegaan van een verdachte die de overval alleen heeft gepleegd en niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Als strafverzwarende omstandigheden worden meegewogen dat verdachte dit feit niet alleen heeft gepleegd maar samen met een ander en dat er gebruik is gemaakt van wapens. Aan de andere kant weegt de rechtbank mee dat verdachte verantwoordelijkheid neemt voor wat hij heeft gedaan. Hij heeft ter zitting meerdere malen aangegeven dat hij veel spijt heeft en hij zich achteraf erg voor schaamt voor wat hij heeft gedaan. Hij is zich er ook van bewust wat hij de slachtoffers heeft aangedaan en er is inmiddels een traject voor herstelbemiddeling met het slachtoffer ingezet. Verder heeft verdachte – samen met zijn ouders – goed met de jeugdreclassering meegewerkt.
Alles afwegende vindt de rechtbank een jeugddetentie van negentig dagen passend en geboden. Een deel daarvan, namelijk 82 dagen, zal voorwaardelijk worden opgelegd en dient als stok achter de deur om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Deze voorwaardelijke straf is nodig omdat de rechtbank het zorgelijk vindt dat het strafbare gedrag van verdachte uit het niets lijkt te komen en er tot op heden ook geen verklaring voor is gevonden. Aan dit voorwaardelijk deel zullen verder geen bijzondere voorwaarden worden verbonden, maar alleen de algemene voorwaarde dat verdachte geen strafbaar feit zal begaan. Het onvoorwaardelijk gedeelte van de jeugddetentie wordt gelijk gesteld aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Gelet op de positieve ontwikkelingen bij verdachte is het namelijk niet wenselijk dat hij nu opnieuw vast komt te zitten.
Om verdachte de consequenties van zijn strafbare gedrag ook daadwerkelijk te laten voelen, zal de rechtbank daarnaast ook een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 180 uren opleggen. Omdat het wenselijk is dat de jeugdreclassering verdachte kan begeleiden en toezicht kan houden, wordt een deel van de taakstraf, namelijk 40 uren, voorwaardelijk opgelegd en zal aan dit voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarde van Toezicht en Begeleiding worden verbonden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77m, 77x, 77y, 77z, 77aa en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
82 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van
180 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van
40 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding meldt bij Samen Veilig Midden-Nederland op het adres [adres 2] te [plaatsnaam] , en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal blijven melden, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
- waarbij de gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wilken, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en D.S. Terporten-Hop, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2019.
Mr. R.B. Eigeman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 mei 2019 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 508,55 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of snackbar [naam snackbar] toebehoorde, door
- met (een) masker(s) en/of gezichtsbedekking voor/op voornoemde snackbar binnen te gaan en/of (vervolgens) naar/achter de kassa te lopen en/of achter die [slachtoffer] te gaan staan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te richten op en/of te tonen aan die [slachtoffer] en/of één of meer andere in die snackbar aanwezige perso(o)n(en) en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] te roepen/zeggen : ‘Geef geld’ en/of ‘Kassa leegmaken’ en/of ‘Ook het muntgeld’ en/of ‘Snel snel snel’, althans woorden van gelijke dwingende en/of dreigende aard en/of strekking en/of
- zich na aanhouding door [B] en/of [C] en/of [D] met geweld te verzetten tegen die [B] en/of [C] en/of [D] door te duwen en/of trekken in een richting tegenovergesteld aan de richting waarin die [B] en/of [C] en/of [D] hem/hen
trachtten te bewegen.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 mei 2019 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s)
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of snackbar [naam snackbar] toebehoorde,
- met (een) masker(s) en/of gezichtsbedekking voor/op voornoemde snackbar binnen is/zijn gegaan en/of (vervolgens) naar/achter de kassa is/zijn gelopen en/of achter die [slachtoffer] is/zijn gaan staan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer] en/of één of meer andere in die snackbar aanwezige perso(o)n(en) en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen/gezegd: ‘Geef geld’ en/of ‘Kassa leegmaken’ en/of ‘Ook het muntgeld’ en/of ‘Snel snel snel’, althans woorden van gelijke dwingende en/of dreigende aard en/of strekking en/of
- zich na aanhouding door [B] en/of [C] en/of [D] met geweld heeft/hebben verzet tegen die [B] en/of [C] en/of [D] door te duwen en/of trekken in een richting tegenovergesteld aan de richting
waarin die [B] en/of [C] en/of [D] hem/hen trachtten te bewegen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.