ECLI:NL:RBMNE:2019:4582

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
2 oktober 2019
Zaaknummer
113841-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op snackbar door minderjarige met geweld en bedreiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 1 oktober 2019, is een minderjarige verdachte aangeklaagd voor een overval op een snackbar in Lelystad, gepleegd op 9 mei 2019. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een terechtzitting met gesloten deuren op 17 september 2019, waar de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. A.J. van der Velden, aanwezig waren. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van afpersing, waarbij hij samen met een ander geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt om een geldbedrag van 508,55 euro van de snackbar te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte het feit heeft bekend. De rechtbank oordeelde dat de primair ten laste gelegde afpersing wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de verdachte vrijgesproken werd van andere tenlasteleggingen. De rechtbank heeft de ernst van het feit in overweging genomen, evenals de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd. De verdachte heeft samen met een ander de snackbar overvallen, waarbij zij gemaskerd waren en wapens bij zich hadden, wat leidde tot angst en onveiligheid bij de slachtoffers.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 82 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte en de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich gedurende de proeftijd van twee jaar niet schuldig te maken aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/113841-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 17 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe, van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.J. van der Velden, advocaat te Almere, de vader van verdachte en jeugdreclasseringsmedewerker [A] van Samen Veilig Midden-Nederland naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: op 9 mei 2019 te Lelystad samen met een ander met geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag dat aan die [slachtoffer] en/of snackbar [naam snackbar] toebehoorde.
Subsidiair: poging tot de hierboven onder primair beschreven verdenking.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zo begrijpt de rechtbank, vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde en acht de subsidiair ten laste gelegde poging tot afpersing, in vereniging gepleegd, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 september 2019;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 mei 2019, genummerd PL0900-2019135947-1, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer] , doorgenummerde pagina 1000 t/m 1002;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 9 mei 2019, genummerd PL0900-2019135947-11, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende het relaas van verbalisant, doorgenummerde pagina 1017.
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen volgt dat het geld uit de kassalade van de snackbar door aangever in de plastic tas is gedaan die verdachte [verdachte] bij zich droeg. Beide verdachten wilden vervolgens met de tas met geld de winkel verlaten en zijn toen door omstanders overmeesterd en aangehouden. Het geld was dus door aangever al afgestaan en verdachten konden er, zij het voor korte tijd, als heer en meester over beschikken. Er is daarom sprake van een voltooid delict. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde afpersing in vereniging wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 9 mei 2019 te Lelystad tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 508,55 euro, dat aan die [slachtoffer] en/of snackbar [naam snackbar] toebehoorde, door
- met een masker op en gezichtsbedekking voor voornoemde snackbar binnen te gaan en vervolgens naar de kassa te lopen en achter die [slachtoffer] te gaan staan en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes te richten op en te tonen aan die [slachtoffer] en andere in die snackbar aanwezige personen en
- daarbij tegen die [slachtoffer] te roepen: ‘Geef geld’ en ‘Kassa leegmaken’ en ‘Ook het muntgeld’ en ‘Snel snel snel’.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 180 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 172 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest en daarnaast een taakstraf van 200 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een overval op een snackbar in Lelystad. Verdachten waren gemaskerd en droegen wapens bij zich, namelijk een wapen dat leek op een echt vuurwapen en een mes. Zij hebben de eigenaar van de snackbar gedwongen om het geld dat zich in de kassalade bevond aan hen af te staan. Verdachte heeft bij de eigenaar, bij het overige in de snackbar aanwezige personeel en bij de omstanders hevige gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Dit spreekt duidelijk uit de aangifte van de eigenaar en de getuigenverklaringen die door het personeel zijn afgelegd. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke overvallen langdurig last van kunnen hebben van zulke gevoelens van angst en onveiligheid. Daarnaast heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen, en heeft hij kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Enkel door het optreden van enkele omstanders is, door hen ter plekke te overmeesteren, voorkomen dat verdachte en zijn mededader de snackbar met hun buit hebben kunnen verlaten.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 8 augustus 2019 betreffende verdachte, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Uit een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 5 juli 2019 volgt dat de kans op herhaling als laag wordt ingeschat. Zorgelijk is wel dat het delictgedrag tot op heden nog niet is verklaard. Verdachte zegt het delict in een opwelling te hebben gepleegd. Er zijn geen aanknopingspunten voor een gedragsinterventie. In een aanvullende brief van 27 augustus 2019 van [B] , raadsonderzoeker, staat dat verdachte bezig is met Perspectief en Herstelbemiddeling, dat het op alle ontwikkelingsdomeinen goed gaat met verdachte en dat zijn ouders zorgen voor strak toezicht en voor begrenzing van verdachte, op basis waarvan de Raad tot de conclusie komt dat de inzet van de maatregel Toezicht en Begeleiding niet aan de orde is. De Raad adviseert aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf.
Het rapport van Samen Veilig Midden-Nederland (Save) van 13 augustus 2019, opgemaakt door [A] , die ook ter terechtzitting als deskundige is gehoord, vermeldt dat verdachte sinds mei 2019 door de jeugdreclassering wordt begeleid in het kader van de voorwaarden die aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn verbonden, waaronder het ITB Harde Kern traject. Verdachte heeft zich goed aan de afspraken gehouden. Zijn ouders zijn betrokken en stellen duidelijke regels en grenzen. Verdachte neemt verantwoordelijkheid voor wat is gebeurd en is inmiddels aangemeld voor slachtofferbemiddeling. Er wordt door Save geen jeugdreclasseringsmaatregel geadviseerd aangezien er geen zorgen zijn en het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Een jeugdreclasseringsmaatregel heeft zodoende geen toegevoegde waarde. Geadviseerd wordt aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf.
De straf
De rechtbank heeft voor het bepalen van de straf gelet op de oriëntatiepunten die door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld. Bij een overval op een winkel geldt als vertrekpunt een jeugddetentie vanaf vier maanden. Daarbij wordt uitgegaan van een verdachte die de overval alleen heeft gepleegd en niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Als strafverzwarende omstandigheden worden meegewogen dat verdachte dit feit niet alleen heeft gepleegd maar samen met een ander en dat er gebruik is gemaakt van wapens. Aan de andere kant weegt de rechtbank mee dat verdachte verantwoordelijkheid neemt voor wat hij heeft gedaan. Hij heeft ter zitting meerdere malen aangegeven dat hij veel spijt heeft en hij zich achteraf erg voor schaamt voor wat hij heeft gedaan. Hij is zich er ook van bewust wat hij de slachtoffers heeft aangedaan en er is inmiddels een traject voor herstelbemiddeling met het slachtoffer ingezet. Verder heeft hij – samen met zijn ouders – goed met de jeugdreclassering meegewerkt.
Alles afwegende vindt de rechtbank een jeugddetentie van negentig dagen passend en geboden. Een deel daarvan, namelijk 82 dagen, zal voorwaardelijk worden opgelegd en dient als stok achter de deur om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Deze voorwaardelijke straf is nodig omdat de rechtbank het zorgelijk vindt dat het strafbare gedrag van verdachte uit het niets lijkt te komen en er tot op heden ook geen verklaring voor is gevonden. Omdat er volgens de jeugdreclassering en de Raad geen doelen zijn waaraan gewerkt kan worden, zal de rechtbank aan dit voorwaardelijk deel verder geen bijzondere voorwaarden verbinden. Het onvoorwaardelijk gedeelte van de jeugddetentie wordt gelijk gesteld aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Gelet op de positieve ontwikkelingen bij verdachte is het namelijk niet wenselijk dat hij nu opnieuw vast komt te zitten.
Om verdachte de consequenties van zijn strafbare gedrag ook daadwerkelijk te laten voelen, zal de rechtbank ook een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 180 uren aan hem opleggen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77m, 77x, 77y, 77z en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
82 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van
180 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wilken, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en D.S. Terporten-Hop, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2019.
Mr. R.B. Eigeman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 mei 2019 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 508,55 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of snackbar [naam snackbar] toebehoorde, door
- met (een) masker(s) en/of gezichtsbedekking voor/op voornoemde snackbar binnen te gaan en/of (vervolgens) naar/achter de kassa te lopen en/of achter die [slachtoffer] te gaan staan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te richten op en/of te tonen aan die [slachtoffer] en/of één of meer andere in die snackbar aanwezige perso(o)n(en) en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] te roepen/zeggen : ‘Geef geld’ en/of ‘Kassa leegmaken’ en/of ‘Ook het muntgeld’ en/of ‘Snel snel snel’, althans woorden van gelijke dwingende en/of dreigende aard en/of strekking en/of
- zich na aanhouding door [C] en/of [D] en/of [E] met geweld te verzetten tegen die [C] en/of [D] en/of [E] door te duwen en/of trekken in een richting tegenovergesteld aan de richting waarin die [C] en/of [D] en/of [E] hem/hen
trachtten te bewegen.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 mei 2019 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s)
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of snackbar [naam snackbar] toebehoorde,
- met (een) masker(s) en/of gezichtsbedekking voor/op voornoemde snackbar binnen is/zijn gegaan en/of (vervolgens) naar/achter de kassa is/zijn gelopen en/of achter die [slachtoffer] is/zijn gaan staan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer] en/of één of meer andere in die snackbar aanwezige perso(o)n(en) en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen/gezegd: ‘Geef geld’ en/of ‘Kassa leegmaken’ en/of ‘Ook het muntgeld’ en/of ‘Snel snel snel’, althans woorden van gelijke dwingende en/of dreigende aard en/of strekking en/of
- zich na aanhouding door [C] en/of [D] en/of [E] met geweld heeft/hebben verzet tegen die [C] en/of [D] en/of [E] door te duwen en/of trekken in een richting tegenovergesteld aan de richting
waarin die [C] en/of [D] en/of [E] hem/hen trachtten te bewegen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.