1.4Tegen het primaire besluit heeft LBP Sight namens eisers pro forma bezwaar gemaakt. Op 17 mei 2017 heeft mr. H.J.M. Winkelhuizen, advocaat te Alphen aan den Rijn, als gemachtigde van eisers, de gronden van bezwaar ingediend.
Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de verleende
omgevingsvergunning moet worden getoetst aan het inmiddels in werking getreden bestemmingsplan Gooisekant en De Uitgeverij (het bestemmingsplan) en dat het besluit wordt gehandhaafd. Verweerder heeft aanvullend gemotiveerd dat een (solitaire) carwash naar aard en invloed geacht kan worden te behoren tot de volgens de bestemmingsplanomschrijving toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, omdat een autowasserij volgens de publicatie “Bedrijven en milieuzonering, editie 2009” in milieucategorie 2 valt en dus ook binnen de op het perceel maximaal toegestane milieucategorieën tot en met 3.2.
3. De rechtbank stelt voorop dat de vestigingen van eisers zijn gelegen rondom het centrum en langs de Hogering in Almere en dat zij alle werkzaam zijn in hetzelfde marktsegment als vergunninghouder. Voor NRGValue Tankstations Nederland B.V. geldt dit uitsluitend voor de vestiging aan de Audioweg, aangezien de vestiging aan de Markerkant geen wasstraat heeft. Verweerder heeft eisers dan ook terecht aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. De rechtbank stelt verder vast dat eisers de beroepsgrond dat verweerder het ingewonnen advies van de milieudeskundige dat ten grondslag is gelegd aan het primaire besluit bekend had moeten maken, ter zitting hebben ingetrokken. Deze grond behoeft daarom geen bespreking meer.
5. Eisers voeren aan dat verweerder de omgevingsvergunning niet met toepassing van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid heeft kunnen verlenen. Zij betogen dat een carwash niet voldoet aan de definitie “bedrijf”, zoals bedoeld in artikel 1.13 van de planregels, en daarmee op de betreffende locatie niet is toegestaan. Bovendien heeft verweerder volgens hen onvoldoende gemotiveerd waarom een carwash naar aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten genoemde ‘overige dienstverlenende bedrijven’ die zijn toegestaan op deze locatie. Het is volgens eisers niet duidelijk of de ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geluidhinder en een toename van verkeersbewegingen, zijn onderzocht. De in het bestreden besluit gemaakte vergelijking die enkel gebaseerd is op de milieucategorie vinden zij onvoldoende.