ECLI:NL:RBMNE:2019:4536

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
16/659756-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving in een prostitutiecontext

Op 30 september 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats op 8 juni 2016 in Soest, waar de verdachte en haar medeverdachte een slachtoffer, die als bezoeker van een prostituee in een kwetsbare positie verkeerde, onder druk zetten om een geldbedrag van 120 euro te betalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachte geweld en bedreiging met geweld hebben gebruikt om het slachtoffer te dwingen tot betaling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer werd vastgehouden en dat er een dreigende sfeer werd gecreëerd, waardoor hij zich niet vrij kon bewegen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar achtte de afpersing en de wederrechtelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de kwetsbare positie van het slachtoffer en de gevolgen voor hem, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659756-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 september 2019.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en mr. M.N. Guntenaar advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 (eerste alternatief):
op 8 juni 2016 te Soest, tezamen en in vereniging, een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer] heeft weggenomen, welke diefstal is voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door (bedreiging met) geweld tegen die [slachtoffer] ;
en/of
Feit 1 (tweede alternatief):
op 8 juni 2016 te Soest, tezamen en in vereniging, door (bedreiging
met) geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag, welke
(bedreiging) met geweld bestond uit het:
- rond de nek vastpakken van [slachtoffer] ;
- tegen de borst en/of hals duwen van [slachtoffer] ;
- tegen [slachtoffer] zeggen: “Je denkt toch niet dat je zomaar weg kan, je bent een vieze hoerenloper, we hebben cameratoezicht, we hebben je kenteken en daarmee weten we ook je werkgever, je staat op de foto. Je komt hier niet weg”;
- in het gezicht slaan van [slachtoffer] ;
- tegen [slachtoffer] zeggen: “je moet betalen, we maken foto’s, doe geen rare dingen zoals de politie bellen;
- het tegen [slachtoffer] zeggen dat hij zijn broek moest laten zakken en dat zij een foto zouden maken van het ontblote geslachtsdeel van die [slachtoffer] .
Feit 2:
op 8 juni 2016 te Soest, tezamen en in vereniging, [slachtoffer] , wederrechtelijk van
zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 (eerste alternatief) en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarvoor op de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt, omdat verdachte recht had op betaling van het geldbedrag en omdat aangever zelf aanbood om te willen betalen, hetgeen ook gebruikelijk is bij het last minute annuleren van een afspraak.
Ten aanzien van feit 2 stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat er geen sprake was van een wederrechtelijke vrijheidsbeneming. Uit de verklaring van verdachte volgt dat aangever weg mocht. Verder blijkt uit de zich in het dossier bevindende foto van de hal en deur dat aangever ook weg kon.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (eerste alternatief)
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de onder feit 1 eerste alternatief ten laste gelegde diefstal met geweld heeft begaan. Voor een bewezenverklaring van diefstal moet komen vast te staan dat sprake was van een wegnemingshandeling door de dader. Aangever heeft verklaard dat hij, nadat veelvuldig tegen hem was gezegd dat hij moest betalen en er geweld tegen hem was uitgeoefend, uiteindelijk het geld in zijn hand heeft genomen en heeft gezegd “hier is het geld”, waarna het geldbedrag uit zijn hand werd gepakt.. De rechtbank is van oordeel dat hiermee sprake is geweest van het afgeven van het geldbedrag en niet van het wegnemen. De rechtbank zal verdachte dan ook van diefstal vrijspreken.
Feit 1 (tweede alternatief)
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en heeft het volgende verklaard:
Op 8 juni 2016 keek ik thuis op mijn mobiele telefoon op de website www. [website] .nl.
Ik had zin in een leuk contact/avontuurtje. Ik kwam een advertentie tegen en nam telefonisch contact op met het opgegeven nummer. Ik hoorde de vrouw zeggen dat ik naar Soest moest rijden. [2] Bij het huisje aangekomen zag ik dat de deur werd open gedaan door een dame. Ik heb toen tegen deze dame gezegd dat ze niet op de foto leek welke ik op [website] .nl had gezien. Ik zag dat er een deur achter mij in de hal openging en ik zag dat er een manspersoon (de rechtbank begrijpt: verdachte) vanuit het toilet kwam. Ik hoorde deze man zeggen dat ik 120 euro moest betalen. [3] Ik heb gezegd dat ik het hele bedrag niet redelijk vond. Ik hoorde de man zeggen dat ik geen rare dingen moest doen. De man pakte mij rond de nek. Ik heb nu licht letsel in mijn nek. Ik trok de voordeur open en ik zag dat er buiten een man stond. Ik voelde dat deze man 2 (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) met beide handen op mijn borst en hals duwde. Ik hoorde man 2 van alles roepen waaronder: ‘je denkt toch niet dat je zomaar weg kan, je bent een vieze hoerenloper, we hebben cameratoezicht, we hebben je kenteken en daarmee weten we ook je werkgever, je staat op de foto, je komt hier niet weg’. Ik voelde dat ik op de linkerkant van mijn gezicht werd geslagen door man 2. Ik hoorde man 2 zeggen dat ik moest betalen en dat ze foto’s gingen nemen. Ik hoorde man 2 zeggen dat ik geen rare dingen moest doen zoals de politie bellen. [4] Ik heb al het geld wat ik in mijn kontzak had, dit was 120 euro, omhoog gehouden. Ik heb hierbij gezegd hier is het geld. Ik zag dat de transseksueel dit uit mijn hand pakte. [5]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft het volgende verklaard:
De klant keek naar mij en ik hoorde dat hij zei: ‘Jij bent niet de dame die ik besteld heb’. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) zei tegen de man dat hij niet wegkwam zonder te betalen. [verdachte] greep die klant beet. [6] [verdachte] begon aan de klant te duwen en trekken. Er ontstond een worsteling tussen [verdachte] en de klant. Jai (de rechtbank begrijpt: verdachte [medeverdachte 1] ) nam de worsteling van [verdachte] over. Ik zag dat Jai die man tegen de wc-deur aandrukte en hem een paar harde klappen in zijn gezicht gaf. [7]
Bewijsoverweging
Wederrechtelijkheid
De verdediging heeft aangevoerd dat geen sprake is van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling, omdat de verdachte en/of haar medeverdachten recht hadden op het geld van aangever. De verdachte heeft verklaard dat de vrouw op de foto op [website] .nl niet mevrouw [medeverdachte 2] was. De verdachte heeft tevens verklaard dat het gebruikelijk is in deze branche dat degene die de diensten verleent niet zelf op de foto staat. [8] Nu aangever pas in de woning afzag van de afspraak was hij de overeengekomen prijs wel verschuldigd. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Uit het procesdossier volgt dat aangever er in het vakantiehuisje achter kwam dat de vrouw in het vakantiehuisje niet de persoon was met wie hij dacht een afspraak te hebben gemaakt. Aangever verklaarde in de woning dat hij om die reden de afspraak niet wilde doorzetten. Er was op dat moment nog geen dienst verleend. Verdachte en haar medeverdachte [medeverdachte 1] meenden dat aangever desondanks moest betalen en hebben ter verkrijging van dat geld geweld gebruikt en een dreigende situatie gecreëerd.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat indien iemand redelijkerwijs kan menen recht te hebben op betaling van een geldbedrag, dit nog niet betekent dat er geen sprake kan zijn van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. Dit oogmerk kan namelijk bestaan indien diegene moet hebben beseft dat hij door zijn handelswijze de grenzen van het maatschappelijk betamelijke overschrijdt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in de onderhavige zaak had moeten beseffen dat de grenzen van het maatschappelijke betamelijke werden overschreden door de wijze waarop zij aangever hebben bejegend toen aangever aangaf niet te willen betalen voor iets wat hij niet had afgesproken en hij weg wilde.
Door verdachte en haar medeverdachte is geweld gebruikt en een bedreigende situatie gecreëerd, die heeft geleid tot afgifte van het geld door aangever. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachten een ontoelaatbare en strafbare vorm van eigenrichting betreft, zodat wel degelijk sprake is van wederechtelijk handelen.
Gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de afpersing in vereniging wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank spreekt vrij van het gedeelte van de tenlastelegging waarin staat dat tegen [slachtoffer] is gezegd dat hij zijn broek moest laten zakken en dat een foto zou worden gemaakt van het ontblote geslachtsdeel van die [slachtoffer] . Uit de verklaring van aangever blijkt dat hij eerst geld heeft afgegeven en dat pas daarna tegen hem is gezegd dat hij zijn broek naar beneden moest doen en dat er een foto van zijn ontblote geslachtsdeel werd gemaakt. De afpersing was al voltooid op het moment dat dit tegen aangever werd gezegd.
Feit 2
Bewijsmiddelen:
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en heeft het volgende verklaard:
Op 8 juni 2016 keek ik thuis op mijn mobiele telefoon op de website www. [website] .nl.
Ik nam telefonisch contact op met het opgegeven nummer. Ik hoorde de vrouw zeggen dat ik naar Soest moest rijden. [9] Bij het huisje aangekomen zag ik dat de deur werd open gedaan door een dame. Ik heb toen tegen deze dame gezegd dat ze niet op de foto leek welke ik op [website] .nl had gezien. Ik zag dat er een deur achter mij in de hal openging en ik zag er een manspersoon vanuit het toilet kwam. [10] Ik hoorde deze man zeggen dat ik 120 euro moest betalen. De man stond tussen mij en de deuropening naar de hal van de woning. Ik stond in de woonkamer. Ik heb op geen enkel moment een achterdeur gezien. Ik voelde mij ongemakkelijk en bedreigd. Dit kwam voornamelijk door de houding van de man en omdat hij in de deuropening bleef staan. Ik hoorde de man zeggen dat ik geen rare dingen moest doen. De man pakte mij rond de nek. Ik heb gezegd dat ik weg wilde. Op enig moment zag ik dat de man zijn telefoon liet vallen waardoor hij mij los liet. Ik pakte de kans om de voordeur uit te stappen.
Ik trok de voordeur open en ik zag dat er buiten een man stond. Ik voelde dat deze man 2 met beide handen op mijn borst en hals duwde en mij zo terug de woning in duwde tot het eind van de hal. Man 2 zette mij letterlijk klem in een hoek in de hal. Ik hoorde man 2 van alles roepen waaronder: ‘je denkt toch niet dat je zomaar weg kan, je bent een vieze hoerenloper, we hebben cameratoezicht, we hebben je kenteken en daarmee weten we ook je werkgever, je staat op de foto, je komt hier niet weg’. Ik voelde dat ik op de linkerkant van mijn gezicht werd geslagen door man 2. Ik hoorde man 2 zeggen dat ik moest betalen en dat ze foto’s gingen nemen. Ik hoorde man 2 zeggen dat ik geen rare dingen moest doen zoals de politie bellen. [11] Ik kreeg het gevoel dat ik niet weg zou komen. Ik hoorde man 2 zeggen dat ik mijn broek moest laten zakken en anders meer klappen zou krijgen. Ik heb toen gezegd dat ik weg wilde. Ik dacht bij mezelf, ik heb het geld gegeven, ik wil weg. Ik heb weer gezegd dat ik weg wilde. Ik zag dat man 2 breed ging staan en mij scherp aankeek. Ik dacht bij mezelf dat ik hier niet weg zou komen en dat als ik niet deed wat ze zeiden ik in het ziekenhuis zou komen of nog erger. Ik heb toen meegewerkt en mijn broek en onderbroek laten zakken. Ik vroeg of ik nu weg kon. Ik zag dat man 2 nog steeds de uitgang blokkeerde. Ik heb de hele situatie als heel bedreigend ervaren. Nadat ik mijn geld had afgegeven en nog steeds niet weg mocht dacht ik dat mij iets ergs zou overkomen. [12]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft het volgende verklaard:
Die klant wilde weg. [verdachte] zei dat de man niet wegkwam zonder te betalen. [verdachte] greep die klant beet. [13] [verdachte] was absoluut niet van plan om die klant te laten gaan. [verdachte] begon aan de klant te duwen en trekken. Er ontstond een worsteling tussen [verdachte] en de klant. Jai nam de worsteling van [verdachte] over. Jai zei tegen de klant dat hij zijn broek naar beneden moest trekken. Ik vond dit heel vernederend voor die man. Ik snapte niet dat die man niet gewoon weg mocht gaan. Die klant werd op dat moment behoorlijk bedreigd door Jai. Ik zag dat Jai die man tegen de WC-deur aandrukte en hem een paar harde klappen in zijn gezicht gaf. [14]
De aangever heeft ten tijde van het delict 112 gebeld. Dit gesprek is opgenomen door de meldkamer en uitgewerkt. N1 betreft een onbekende man, N2 betreft een onbekende man, en A betreft aangever. Uit de uitwerking blijkt – zakelijk weergegeven – als volgt.
N1: Broek naar beneden
N1: Broek naar beneden, **anders sla ik je** (hetgeen tussen sterretjes is opgenomen is niet goed te verstaan maar klinkt als zodanig)
N1: Ssst, broek naar beneden
N1: Broek naar beneden
N1: Kijk mij aan
N2: Je doet je broek naar beneden nu
N1: Ben je gek in je hoofd of zo? Doe je broek naar beneden
N1: Maak er een foto van
N1: Als je raar gaat lopen doen
A: Ja
N1: Dan heb je een probleem
N2: Alles gaat op de website, ik heb je kenteken, ik heb je telefoonnummer, je staat nu met je blote reet op de foto, snap je ja? [15]
De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard.
Als een klant binnenkomt dan moet hij betalen, of hij seks heeft gehad of niet.
Ik ben diegene die op de tape van de meldkamer zegt dat ik het kenteken van aangever heb. Ik heb aangever weggeduwd. Ik weet niet waar ik hem heb geraakt. Ik heb gehoord dat de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gezegd dat aangever zijn broek naar beneden moest doen. Als klanten niet betalen dan is het enige wat je kan doen een foto van ze maken. [16]
Bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte diegene is geweest die tegen aangever heeft gezegd dat hij moest betalen, in de deuropening heeft gestaan en heeft gezegd dat ze anders een foto van hem zouden maken (N2). Dit is te horen op de opname van de meldkamer van de politie. Verdachte heeft dit erkend. Verdachte heeft tevens erkend dat zij aangever heeft weggeduwd.
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake was van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dit wordt echter weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen
De rechtbank is van oordeel dat ook bewezen kan worden dat er een dreigende sfeer is gecreëerd en in stand gehouden die er aan heeft bijgedragen dat aangever enige tijd werd belet/belemmerd zich vrijelijk te bewegen en te gaan en staan waar hij wilde. Aangever mocht niet weg voordat hij had betaald en er een foto van hem was gemaakt. Uit de transcriptie van het 112 gesprek blijkt dat dit meermalen op dwingende toon tegen aangever is gezegd, terwijl aangever aangaf dat hij dit niet wilde. Aangever kon zich niet vrijelijk bewegen, heeft uiteindelijk betaald en zijn broek naar beneden gedaan voor het maken van een foto, omdat hij anders niet weg kon en hij bang was dat hem iets ergs zou overkomen. De hiervoor beschreven feiten en omstandigheden illustreren de door verdachte en de medeverdachte gecreëerde dreigende sfeer.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en omstandigheden blijkt dat de samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachte [medeverdachte 1] zodanig nauw en bewust is geweest dat sprake is van medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever [slachtoffer] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 (tweede alternatief)
op 8 juni 2016 te Soest, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 120,- euro, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander
- die [slachtoffer] rond de nek heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer] tegen de borst en de hals heeft geduwd en
- daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer] hebben gezegd "Je denkt toch niet dat je zomaar weg kan, je bent een vieze hoerenloper, we hebben cameratoezicht, we hebben je kenteken en daarmee weten we ook je werkgever, je staat op de foto, je komt hier niet weg", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en
- die [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen en
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd woorden in de trant van "je moet betalen, we maken foto's, doe geen rare dingen zoals de politie bellen";
Feit 2
op 8 juni 2016 te Soest, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] in een huisje op vakantiepark [vakantiepark] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben zij, verdachte, en haar mededader opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] rond de nek vastgepakt en
- die [slachtoffer] , toen die [slachtoffer] de voordeur open deed, naar binnen geduwd en klem gezet in
een hoek in de hal en
- daarbij die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Je denkt toch niet dat je zomaar weg kan, je bent een vieze hoerenloper, wij hebben cameratoezicht, we hebben je kenteken en daarmee weten we ook je werkgever, je staat op de foto, je komt hier niet weg", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- die [slachtoffer] de weg naar de voordeur versperd en
- een dreigende sfeer gecreëerd en in stand gehouden waardoor die [slachtoffer] enige tijd werd belet/belemmerd zich vrijelijk te bewegen en te gaan en staan waar hij wilde.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 (tweede alternatief):
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2:
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de op te leggen bepleit dat het niet meer op zijn plaats is om aan verdachte een straf op te leggen. Er zijn drie jaren verstreken en de gehele kwestie is een traumatische ervaring voor de verdachte. Zij voelt zich voldoende gestraft. Daarbij komt dat zij haar vergunning voor haar escortbureau heeft ingeleverd en dat er geen sprake is van enig herhalingsgevaar. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om slechts een voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dit zijn ernstige misdrijven en deze misdrijven hebben een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer..
De rechtbank weegt in het bijzonder mee dat het slachtoffer, als bezoeker van een prostituee, zich in een kwetsbare positie bevond. Van deze positie hebben verdachte en haar medeverdachte misbruik gemaakt. Voor het slachtoffer moet het bijzonder angstaanjagend zijn geweest dat hij, ook nadat verdachten zijn geld binnen hadden, het vakantiehuisje niet kon verlaten. Verdachte en haar medeverdachte hebben geen rekening gehouden met de gevolgen voor het slachtoffer. Ook ter terechtzitting heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor de door haar gepleegde feiten. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Op dergelijk gedrag kan slechts worden gereageerd met de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt rekening met de justitiële documentatie van verdachte van 5 augustus 2019. Hieruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht geven geen oriëntatiepunten voor afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank heeft voor de afpersing aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging. Hiervoor staat 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De wederrechtelijke vrijheidsberoving maakte deel uit van de afpersing, maar er kan niet worden uitgegaan van 1 feitencomplex nu de wederrechtelijke vrijheidsberoving voortduurde toen de afpersing was geëindigd. De rechtbank rekent dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) met een jaar is overschreden. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat deze feiten zich in 2016 hebben afgespeeld, ruim drie jaar voor de behandeling bij de rechtbank. De rechtbank zal hiermee rekening houden in strafverlagende zin.
De rechtbank komt gelet op voornoemde omstandigheden tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 282, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 (eerste alternatief) ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 (tweede alternatief) en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor onder rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E. Spruit, voorzitter, mrs. I.J.B. Corbeij en M.E. Falkmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 september 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij op of omstreeks 8 juni 2016 te Soest, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van 120,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- die [slachtoffer] (met kracht) rond/bij de nek heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] op/tegen de borst en/of de hals heeft/hebben geduwd en/of
- ( daarbij) (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd "Je denkt toch niet dat je zomaar weg kan, je bent een vieze hoerenloper, we hebben cameratoezicht, we hebben je kenteken en daarmee weten we ook je werkgever, je staat op de foto, je komt hier niet weg", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd woorden in de trant van "je moet betalen, we maken foto's, doe geen rare dingen zoals de politie bellen" en/of
- ( meermalen) (op dwingende manier) gezegd dat die [slachtoffer] zijn broek moest laten zakken en/of dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (vervolgens) (een) foto('s) zou(den) maken van het ontblote geslachtsdeel van die [slachtoffer] ;
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
zij op of omstreeks 08 juni 2016 te Soest, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van 120,- euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of haar mededader(s), welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- die [slachtoffer] (met kracht) rond de nek heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] op/tegen de borst en/of de hals heeft/hebben geduwd en/of
- ( daarbij) (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd "Je denkt toch niet dat je zomaar weg kan, je bent een vieze hoerenloper, we hebben cameratoezicht, we hebben je kenteken en daarmee weten we ook je werkgever, je staat op de foto, je komt hier niet weg", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd woorden in de trant van "je moet betalen, we maken foto's, doe geen rare dingen zoals de politie bellen"
- ( meermalen) (op dwingende manier) gezegd dat die [slachtoffer] zijn broek moest laten zakken en/of dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (vervolgens) (een) foto('s) zou(den) maken van het ontblote geslachtsdeel van die [slachtoffer] ;
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Feit 2:
zij op of omstreeks 08 juni 2016 te Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] in een huisje (op vakantiepark [vakantiepark] ) wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] (met kracht) rond de nek vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] , toen die [slachtoffer] de voordeur open deed, naar binnen geduwd en/of klem gezet in een hoek in de hal en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer] (dreigend) de woorden toegevoegd: "Je denkt toch niet dat je zomaar wegkan, je bent een vieze hoerenloper, wij hebben cameratoezicht, we hebben je kenteken en daarmee weten we ook je werkgever, je staat op de foto, je komt hier niet weg", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] de weg naar de voordeur versperd en/of
- een dreigende sfeer gecreëerd en in stand gehouden waardoor die [slachtoffer] enige tijd werd belet/belemmerd zich vrijelijk te bewegen en te gaan en staan waar hij wilde;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 juni 2016, 9 november 2016, 24 januari 2017, 15 augustus 2017 en genummerd PL0900-2016175489, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 01 tot en met 126. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV aangifte [slachtoffer] , pagina 64.
3.PV aangifte [slachtoffer] , pagina 65.
4.PV aangifte [slachtoffer] , pagina 66.
5.PV aangifte [slachtoffer] , pagina 67.
6.PV verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 118.
7.PV verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 119.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting 16 september 2019.
9.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , pagina 64.
10.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , pagina 65.
11.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , pagina 66.
12.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , pagina 67.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , 14 december 2016, pagina 118.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , 14 december 2016, pagina 119.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 96-98.
16.Verklaring van verdachte ter terechtzitting 16 september 2019.