4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (eerste alternatief)
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de onder feit 1 eerste alternatief ten laste gelegde diefstal met geweld heeft begaan. Voor een bewezenverklaring van diefstal moet komen vast te staan dat sprake was van een wegnemingshandeling door de dader. Aangever heeft verklaard dat hij, nadat veelvuldig tegen hem was gezegd dat hij moest betalen en er geweld tegen hem was uitgeoefend, uiteindelijk het geld in zijn hand heeft genomen en heeft gezegd “hier is het geld”, waarna het geldbedrag uit zijn hand werd gepakt.. De rechtbank is van oordeel dat hiermee sprake is geweest van het afgeven van het geldbedrag en niet van het wegnemen. De rechtbank zal verdachte dan ook van diefstal vrijspreken.
Feit 1 (tweede alternatief)
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en heeft het volgende verklaard:
Op 8 juni 2016 keek ik thuis op mijn mobiele telefoon op de website www. [website] .nl.
Ik had zin in een leuk contact/avontuurtje. Ik kwam een advertentie tegen en nam telefonisch contact op met het opgegeven nummer. Ik hoorde de vrouw zeggen dat ik naar Soest moest rijden.Bij het huisje aangekomen zag ik dat de deur werd open gedaan door een dame. Ik heb toen tegen deze dame gezegd dat ze niet op de foto leek welke ik op [website] .nl had gezien. Ik zag dat er een deur achter mij in de hal openging en ik zag dat er een manspersoon (de rechtbank begrijpt: verdachte) vanuit het toilet kwam. Ik hoorde deze man zeggen dat ik 120 euro moest betalen.Ik heb gezegd dat ik het hele bedrag niet redelijk vond. Ik hoorde de man zeggen dat ik geen rare dingen moest doen. De man pakte mij rond de nek. Ik heb nu licht letsel in mijn nek. Ik trok de voordeur open en ik zag dat er buiten een man stond. Ik voelde dat deze man 2 (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) met beide handen op mijn borst en hals duwde. Ik hoorde man 2 van alles roepen waaronder: ‘je denkt toch niet dat je zomaar weg kan, je bent een vieze hoerenloper, we hebben cameratoezicht, we hebben je kenteken en daarmee weten we ook je werkgever, je staat op de foto, je komt hier niet weg’. Ik voelde dat ik op de linkerkant van mijn gezicht werd geslagen door man 2. Ik hoorde man 2 zeggen dat ik moest betalen en dat ze foto’s gingen nemen. Ik hoorde man 2 zeggen dat ik geen rare dingen moest doen zoals de politie bellen.Ik heb al het geld wat ik in mijn kontzak had, dit was 120 euro, omhoog gehouden. Ik heb hierbij gezegd hier is het geld. Ik zag dat de transseksueel dit uit mijn hand pakte.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft het volgende verklaard:
De klant keek naar mij en ik hoorde dat hij zei: ‘Jij bent niet de dame die ik besteld heb’. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) zei tegen de man dat hij niet wegkwam zonder te betalen. [verdachte] greep die klant beet.[verdachte] begon aan de klant te duwen en trekken. Er ontstond een worsteling tussen [verdachte] en de klant. Jai (de rechtbank begrijpt: verdachte [medeverdachte 1] ) nam de worsteling van [verdachte] over. Ik zag dat Jai die man tegen de wc-deur aandrukte en hem een paar harde klappen in zijn gezicht gaf.
Wederrechtelijkheid
De verdediging heeft aangevoerd dat geen sprake is van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling, omdat de verdachte en/of haar medeverdachten recht hadden op het geld van aangever. De verdachte heeft verklaard dat de vrouw op de foto op [website] .nl niet mevrouw [medeverdachte 2] was. De verdachte heeft tevens verklaard dat het gebruikelijk is in deze branche dat degene die de diensten verleent niet zelf op de foto staat.Nu aangever pas in de woning afzag van de afspraak was hij de overeengekomen prijs wel verschuldigd. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Uit het procesdossier volgt dat aangever er in het vakantiehuisje achter kwam dat de vrouw in het vakantiehuisje niet de persoon was met wie hij dacht een afspraak te hebben gemaakt. Aangever verklaarde in de woning dat hij om die reden de afspraak niet wilde doorzetten. Er was op dat moment nog geen dienst verleend. Verdachte en haar medeverdachte [medeverdachte 1] meenden dat aangever desondanks moest betalen en hebben ter verkrijging van dat geld geweld gebruikt en een dreigende situatie gecreëerd.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat indien iemand redelijkerwijs kan menen recht te hebben op betaling van een geldbedrag, dit nog niet betekent dat er geen sprake kan zijn van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. Dit oogmerk kan namelijk bestaan indien diegene moet hebben beseft dat hij door zijn handelswijze de grenzen van het maatschappelijk betamelijke overschrijdt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in de onderhavige zaak had moeten beseffen dat de grenzen van het maatschappelijke betamelijke werden overschreden door de wijze waarop zij aangever hebben bejegend toen aangever aangaf niet te willen betalen voor iets wat hij niet had afgesproken en hij weg wilde.
Door verdachte en haar medeverdachte is geweld gebruikt en een bedreigende situatie gecreëerd, die heeft geleid tot afgifte van het geld door aangever. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachten een ontoelaatbare en strafbare vorm van eigenrichting betreft, zodat wel degelijk sprake is van wederechtelijk handelen.
Gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de afpersing in vereniging wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank spreekt vrij van het gedeelte van de tenlastelegging waarin staat dat tegen [slachtoffer] is gezegd dat hij zijn broek moest laten zakken en dat een foto zou worden gemaakt van het ontblote geslachtsdeel van die [slachtoffer] . Uit de verklaring van aangever blijkt dat hij eerst geld heeft afgegeven en dat pas daarna tegen hem is gezegd dat hij zijn broek naar beneden moest doen en dat er een foto van zijn ontblote geslachtsdeel werd gemaakt. De afpersing was al voltooid op het moment dat dit tegen aangever werd gezegd.
Bewijsmiddelen:
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en heeft het volgende verklaard:
Op 8 juni 2016 keek ik thuis op mijn mobiele telefoon op de website www. [website] .nl.
Ik nam telefonisch contact op met het opgegeven nummer. Ik hoorde de vrouw zeggen dat ik naar Soest moest rijden.Bij het huisje aangekomen zag ik dat de deur werd open gedaan door een dame. Ik heb toen tegen deze dame gezegd dat ze niet op de foto leek welke ik op [website] .nl had gezien. Ik zag dat er een deur achter mij in de hal openging en ik zag er een manspersoon vanuit het toilet kwam.Ik hoorde deze man zeggen dat ik 120 euro moest betalen. De man stond tussen mij en de deuropening naar de hal van de woning. Ik stond in de woonkamer. Ik heb op geen enkel moment een achterdeur gezien. Ik voelde mij ongemakkelijk en bedreigd. Dit kwam voornamelijk door de houding van de man en omdat hij in de deuropening bleef staan. Ik hoorde de man zeggen dat ik geen rare dingen moest doen. De man pakte mij rond de nek. Ik heb gezegd dat ik weg wilde. Op enig moment zag ik dat de man zijn telefoon liet vallen waardoor hij mij los liet. Ik pakte de kans om de voordeur uit te stappen.
Ik trok de voordeur open en ik zag dat er buiten een man stond. Ik voelde dat deze man 2 met beide handen op mijn borst en hals duwde en mij zo terug de woning in duwde tot het eind van de hal. Man 2 zette mij letterlijk klem in een hoek in de hal. Ik hoorde man 2 van alles roepen waaronder: ‘je denkt toch niet dat je zomaar weg kan, je bent een vieze hoerenloper, we hebben cameratoezicht, we hebben je kenteken en daarmee weten we ook je werkgever, je staat op de foto, je komt hier niet weg’. Ik voelde dat ik op de linkerkant van mijn gezicht werd geslagen door man 2. Ik hoorde man 2 zeggen dat ik moest betalen en dat ze foto’s gingen nemen. Ik hoorde man 2 zeggen dat ik geen rare dingen moest doen zoals de politie bellen.Ik kreeg het gevoel dat ik niet weg zou komen. Ik hoorde man 2 zeggen dat ik mijn broek moest laten zakken en anders meer klappen zou krijgen. Ik heb toen gezegd dat ik weg wilde. Ik dacht bij mezelf, ik heb het geld gegeven, ik wil weg. Ik heb weer gezegd dat ik weg wilde. Ik zag dat man 2 breed ging staan en mij scherp aankeek. Ik dacht bij mezelf dat ik hier niet weg zou komen en dat als ik niet deed wat ze zeiden ik in het ziekenhuis zou komen of nog erger. Ik heb toen meegewerkt en mijn broek en onderbroek laten zakken. Ik vroeg of ik nu weg kon. Ik zag dat man 2 nog steeds de uitgang blokkeerde. Ik heb de hele situatie als heel bedreigend ervaren. Nadat ik mijn geld had afgegeven en nog steeds niet weg mocht dacht ik dat mij iets ergs zou overkomen.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft het volgende verklaard:
Die klant wilde weg. [verdachte] zei dat de man niet wegkwam zonder te betalen. [verdachte] greep die klant beet.[verdachte] was absoluut niet van plan om die klant te laten gaan. [verdachte] begon aan de klant te duwen en trekken. Er ontstond een worsteling tussen [verdachte] en de klant. Jai nam de worsteling van [verdachte] over. Jai zei tegen de klant dat hij zijn broek naar beneden moest trekken. Ik vond dit heel vernederend voor die man. Ik snapte niet dat die man niet gewoon weg mocht gaan. Die klant werd op dat moment behoorlijk bedreigd door Jai. Ik zag dat Jai die man tegen de WC-deur aandrukte en hem een paar harde klappen in zijn gezicht gaf.
De aangever heeft ten tijde van het delict 112 gebeld. Dit gesprek is opgenomen door de meldkamer en uitgewerkt. N1 betreft een onbekende man, N2 betreft een onbekende man, en A betreft aangever. Uit de uitwerking blijkt – zakelijk weergegeven – als volgt.
N1: Broek naar beneden
N1: Broek naar beneden, **anders sla ik je** (hetgeen tussen sterretjes is opgenomen is niet goed te verstaan maar klinkt als zodanig)
N1: Ssst, broek naar beneden
N1: Broek naar beneden
N1: Kijk mij aan
N2: Je doet je broek naar beneden nu
N1: Ben je gek in je hoofd of zo? Doe je broek naar beneden
N1: Maak er een foto van
N1: Als je raar gaat lopen doen
A: Ja
N1: Dan heb je een probleem
N2: Alles gaat op de website, ik heb je kenteken, ik heb je telefoonnummer, je staat nu met je blote reet op de foto, snap je ja?
De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard.
Als een klant binnenkomt dan moet hij betalen, of hij seks heeft gehad of niet.
Ik ben diegene die op de tape van de meldkamer zegt dat ik het kenteken van aangever heb. Ik heb aangever weggeduwd. Ik weet niet waar ik hem heb geraakt. Ik heb gehoord dat de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gezegd dat aangever zijn broek naar beneden moest doen. Als klanten niet betalen dan is het enige wat je kan doen een foto van ze maken.
Bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte diegene is geweest die tegen aangever heeft gezegd dat hij moest betalen, in de deuropening heeft gestaan en heeft gezegd dat ze anders een foto van hem zouden maken (N2). Dit is te horen op de opname van de meldkamer van de politie. Verdachte heeft dit erkend. Verdachte heeft tevens erkend dat zij aangever heeft weggeduwd.
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake was van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dit wordt echter weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen
De rechtbank is van oordeel dat ook bewezen kan worden dat er een dreigende sfeer is gecreëerd en in stand gehouden die er aan heeft bijgedragen dat aangever enige tijd werd belet/belemmerd zich vrijelijk te bewegen en te gaan en staan waar hij wilde. Aangever mocht niet weg voordat hij had betaald en er een foto van hem was gemaakt. Uit de transcriptie van het 112 gesprek blijkt dat dit meermalen op dwingende toon tegen aangever is gezegd, terwijl aangever aangaf dat hij dit niet wilde. Aangever kon zich niet vrijelijk bewegen, heeft uiteindelijk betaald en zijn broek naar beneden gedaan voor het maken van een foto, omdat hij anders niet weg kon en hij bang was dat hem iets ergs zou overkomen. De hiervoor beschreven feiten en omstandigheden illustreren de door verdachte en de medeverdachte gecreëerde dreigende sfeer.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en omstandigheden blijkt dat de samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachte [medeverdachte 1] zodanig nauw en bewust is geweest dat sprake is van medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever [slachtoffer] .