4.3Het oordeel van de rechtbank
In een proces-verbaal van bevindingen is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
‘Op 6 oktober 2018 omstreeks 00.44 uur kwamen wij (verbalisanten) aan bij de woning van aangever [slachtoffer] . Aangever vertelde dat hij in de avond van 5 oktober 2018 tussen 18.00 uur en 6 oktober 2018 om 00.30 uur gedrogeerd zou zijn en mishandeld door twee personen. Deze personen waren volgens aangever de verdachteen zijn vriendin [medevedachte] (de rechtbank begrijpt medeverdachte [medevedachte] , hierna te noemen [medevedachte] ).Hij was door drugs gedrogeerd en gebrand op zijn hand met een voorwerp. De verbalisant constateert een cirkelvormige wond van ongeveer één centimeter in diameter op zijn hand. Aangever kwam verward over. Personeel van de ambulance verklaarde dat [slachtoffer] sporen van geweld vertoonde en symptomen vertoonde van intoxicatie.
In een volgend proces-verbaal van bevindingen is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
‘Op 6 oktober 2018 omstreeks 00.44 uur kwamen wij (verbalisanten) aan bij de woning van aangever [slachtoffer] . Aangever verklaarde dat hij van zijn vrijheid beroofd is geweest. Vanaf zijn woning heeft hij een route afgelegd in een voertuig naar een schuur en is hij uiteindelijk weer bij zijn woning afgezet. Wij zagen dat aangever erg wankelde op zijn benen toen hij probeerde op te staan. Ik hoorde aangever zeggen dat hij een pil moest innemen wat vermoedelijk drugs geweest is. Ik hoorde dat de spraak van [slachtoffer] sloom en onsamenhangend was. Ik merkte dat [slachtoffer] niet op alle vragen reageerde.
Aangever verklaarde dat hij zich heeft moeten uitkleden. Ik zag dat [slachtoffer] geen onderbroek aan had. Aangever verklaarde dat hij naakt vastgebonden was geweest op een stoel. Ik zag dat er rond beide enkels van [slachtoffer] rode randen te zien waren. De randen waren ongeveer 5 millimeter breed. Aangever verklaarde aan de binnenkant van zijn elleboog vastgebonden geweest zijn met een riem. Ik zag ter hoogte van de binnenkant van beide ellebogen rode plekken zitten. Aangever verklaarde over een brander, welke in de buurt van de buik van [slachtoffer] was gebracht. Ik zag dat er bij de buik van [slachtoffer] beharing ontbrak ter hoogte van zijn navel.’
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik liep op 5 oktober 2018 mijn woning uit en toen stond daar de auto van verdachte en [medevedachte] . Ze vroegen of zij even met mij konden praten. Ik zei dat ik wel naar het Van der Valk zou komen. Verdachte zei toen “Nee, je rijdt met mij mee.” Ik moest toen rechts voorin instappen. [medevedachte] ging achter mij zitten en verdachte ging achter het stuur. We zijn toen gaan rijden.
Verdachte vroeg in de auto mijn telefoon en de code ervan. Die code wou ik niet zeggen. Toen heeft [medevedachte] de peuk op mijn hand gedouwd en gezegd dat als ik het niet zou zeggen ze de volgende peuk er ook op zou drukken.
Als ik niet zou meewerken zou ik nog meer klappen krijgen. Ik had toen al drie knietjes tegen mijn bovenbeen gekregen. We zijn weer terug gereden naar mijn huis. [medevedachte] is mijn woning binnengegaan en kwam terug met een volle tas. Daar zat onder meer een klein printertje voor etiketten in en een broodrooster. Ze had ook mijn laptop meegenomen. We gingen weer rijden. Onderweg zei verdachte tegen [medevedachte] op de Rijksweg ‘wil jij je moeder even bellen. Heeft die GHB of drugs?’ Ze zei dat ze wel even een paar mensen liet komen. Ze zei toen dat ik wel een doek over mijn hoofd moest omdat ik niet mocht weten waar haar moeder woonde. Ik kreeg toen een kinderbroekje over mijn hoofd gedrukt tot over mijn neus. [medevedachte] ging bellen en heeft gevraagd of zij het achterdeel van het huis van haar moeder mocht gebruiken. [medevedachte] begon te schreeuwen in de auto en zei dat ze me drugs gingen geven want dan ging ik praten.
Toen werd ik uit de auto getrokken en moest ik meelopen. Ik werd op een stoel neergezet. Verdachte zei toen dat ik mij helemaal moest uitkleden. Ik kreeg een ander zeil over mijn gezicht heen. Toen moest ik mijn armen op de stoelleuning doen en werd er ter hoogte van mijn ellenboog een riem gedaan of een tie wrap, want ik hoorde ‘ritsch’, aan beide kanten. Mijn voeten werden ook vastgemaakt. [medevedachte] zei dat ik cocaïne kreeg.
Op een gegeven moment gaf ik geen antwoord en kreeg ik de eerste klap tegen mijn achterhoofd aan. Verdachte zei dat hij het ging opnemen. Verdachte vroeg hoe ik het ging oplossen. Hij gaf een klap links boven op mijn hoofd. Hij zei ‘dit was een zachte’. Op een gegeven moment stond er iemand voor mij. Die zei dat het een laser dinges was. Het knetterde heel hard. Toen was ik ondertussen al naakt. Het geluid ging weg en op een gegeven moment zag ik een vlam, hij zei: “Ik ga het vuurtje aanstoken." Op een gegeven moment hoorde ik iemand, ik meen verdachte, met die vlammenwerper voor mij. Hij deed deze heen en weer voor mijn gezicht. Ze hebben de vlammenwerper tegen de onderkant van mijn buik gedaan en dat schroeide. Verdachte zei dat ze dit bij de escort vaker deden als mensen niet wilden betalen. Er is nog iemand binnen gekomen. [medevedachte] vroeg of die persoon een auto met een trekhaak had. Verdachte zei dat het wel een goed plan was om hem een keer mee te laten sleuren. [medevedachte] begon weer tegen mij te schreeuwen en vroeg ‘hoe ga je ons betalen, wat ga je [verdachte] betalen?’ [medevedachte] zei dat zij het nu contant wilde hebben. Ze zeiden dat als ik niet meewerkte, zij mij in het bos vast zouden zetten.
Ze zeiden verder, dreigend en intimiderend, we gaan je kinderen pakken als je niet meewerkt. We gaan je moeder in mootjes snijden. We gaan je aan een boom in de buurt vastbinden. [medevedachte] zei ook dat zij mijn kleine meid dan gingen pakken en dat ze die ook gingen misbruiken.
Verdachte kwam op een gegeven moment naast mij staan en haalde twee keer uit naar mijn schouder. De andere man zei dat ze even een lijntje gingen snuiven. [medevedachte] zei dat ik het ook zo moest doen. Toen ik zei dat ik het niet ging doen, zei [medevedachte] dat zij wel een andere manier wist om het binnen te krijgen. [medevedachte] zei ‘je gaat drugs gebruiken, je gaat GHB gebruiken, want als je niet gaat gebruiken dan weet ik waar je kinderen en je ouders wonen’. Als ik naar de politie of het ziekenhuis ging zouden er mensen zijn die mijn familie in de gaten zouden houden en dat ze mijn dochter gewoon zouden pakken.
Ik vroeg of ik iets mocht eten en drinken. [medevedachte] zei dat ik even moest wachten omdat
ze het nog moest klaarmaken. Ik kreeg en plastic bekertje dat ik in één keer achter elkaar moest opdrinken en ik moest een flinke hap nemen van een koek of cake.
Verdachte zei dat zij mijn bankpas, mijn paspoort en de foto’s en adressen van mijn kinderen
hadden en dat zij mijn kinderen in de gaten gingen houden als het niet werd opgelost.
Verdachte zei ‘jij gaat tekenen en dan laat ik je misschien wel vrij of ik zet je vast aan een boom’. Verdachte zei dat hij dan vrijdag € 5.000,- op zou komen halen en dat hij dan
gewoon maandelijks € 5.000,- op zou komen halen. Dat hij gewoon zijn jaarsalaris wilde. [medevedachte] zei toen dat haar moeder ook plaats had vrijgemaakt en ook € 100.000,- wilde. En de mensen die mijn familie en mij in de gaten houden moeten ook betaald worden.
[medevedachte] kwam met de papieren aan die ze van verdachte kreeg. [medevedachte] las voor wat er op stond, namelijk dat ik € 5.000,- moest betalen voor afgelopen vrijdag en dat ik hem maandelijks € 5.000,- moest betalen, mijn leven lang. Ik heb gewoon drie papiertjes getekend, want als ik niet tekende kwam ik niet vrij.Voor ik tekende moest ik een laagje uit een fles in vier slokken opdrinken. Toen moest ik tekenen en dat heb ik gedaan.
Na het tekenen kreeg ik weer een fles met dezelfde hoeveelheid en die heb ik ook in een aantal slokken moeten opdrinken. En ik kreeg er een stukje koek bij die ik ook moest eten. Toen zei [medevedachte] dat ik nog een snoepje kreeg en dat ik die ook op moest eten en ik zo alle troep binnenkreeg die ik binnen moest krijgen.
Verdachte zei dat zij mijn paspoort, horloge en laptop zouden houden. Ze hebben ook twee bankpassen gehouden. Toen mocht ik mij aankleden. Ik mocht geen onderbroek aan.
In een proces-verbaal van bevindingen is een geluidsfragment, aangetroffen op de telefoon van verdachte, letterlijk uitgewerkt. Verbalisant heeft hierop onder meer de stemmen van verdachte (hieronder ‘ [verdachte] ’ genoemd), medeverdachte [medevedachte] (hieronder ‘ [medevedachte] ’ genoemd) en aangever [slachtoffer] (hieronder ‘ [slachtoffer] ’ genoemd) herkend. Voorts is er ook de stem te horen van een persoon die ‘ [bijnaam] ’ wordt genoemd. Op deze opname heeft verbalisant onder meer het volgende gehoord:
[medevedachte] : 'We hebben alles hier he? je Laptop. Je twee telefoons, je tablet...’
‘Noot van de verbalisant: Er zijn geluiden te horen dat iemand opspringt of snel op meneer [slachtoffer] af komt. [verdachte] is hierna ook van veel dichter bij te horen.
Er is een geluid te horen van een klap.
[verdachte] schreeuwt tegen [slachtoffer] en zegt dat [slachtoffer] eerlijk moet zijn.
[medevedachte] vraagt of het gaat en of hij een bloedneus heeft, waarop [verdachte] antwoordt 'nee, ik heb hem niet hard geslagen'.
‘ [medevedachte] : Is dat horloge wat waard?
[verdachte] : Nee, dat is een Fossil.’
[slachtoffer] zegt dat er nog geld op zijn rekening wordt gestort.
[verdachte] : Okay. Ja... Misschien laat ik u hier wel zitten tot die dag. Maar ja, misschien kan ik u ook niet meer vrijlaten.
MENEER [slachtoffer] : Waarom niet?
[verdachte] : Waarom niet? Omdat u gaat praten, denk ik? (….) als u gaat praten, dan ga ik vastzitten.’
‘ [medevedachte] : Wat is die laptop waard?
MENEER [slachtoffer] : (zucht).
Noot van de verbalisant: Er is het geluid van geknetter van een taser te horen.
[slachtoffer] zegt dat hij echt zeker weet dat [verdachte] niet vast komt te zitten en dat hij tot nu toe met alles meewerkt.
[medevedachte] : 'Ja, want anders kom ik wel 1 van je kindjes halen.'
[slachtoffer] : "en dat wil ik niet".
‘Noot van de verbalisant: Er is het geluid van geknetter van een taser te horen.
[bijnaam] : Doe dan.
[medevedachte] : (grinnikt).
[bijnaam] : Doe dan.’
‘ [verdachte] : Hier. Zo, hebben we wat te snuiven.
[verdachte] : Wil je ook wat snuiven? (….)
[medevedachte] : En mijn moeder wil een ton en ik wil een ton...
[bijnaam] : Ja, ik wil ook snuif hebben.’(….)
‘ [medevedachte] : Wil je, wil je wat snuiven?
MENEER [slachtoffer] : Nee, dank u.
[medevedachte] : Ja, ik wil het wel eigenlijk.
[verdachte] : Ja, ik ook.
[medevedachte] : Dat lijkt me wel leuk.
MENEER [slachtoffer] : Nee, dank u.
[medevedachte] : Ja, dat gaan we wel doen.
MENEER [slachtoffer] : Waarom?
[medevedachte] : Waarom? Omdat dat fijn is.
MENEER [slachtoffer] : Ik heb, ik werk toch netjes met u mee?
[medevedachte] : Nee, dat doe je nog steeds niet, want ik heb geen geld en jij zit nog steeds naakt op je stoeltje gebonden.
MENEER [slachtoffer] : Ja.’
‘Noot van de verbalisant: Er is het geklik van een aansteker te horen en vervolgens het geluid van gas dat ontsnapt. Er is het geluid te horen dat het ontsnappende gas ontstoken wordt.
[verdachte] : Koud toch?
[medevedachte] : Ja, >...
MENEER [slachtoffer] : (schreeuwt) Nee nee! Nee!
[medevedachte] : Ja, maar we zijn die bullshit nou wel een beetje zat van je!
[bijnaam] : Ja, hij, hij, hij lult alleen maar onzin, joh, die gozer.
MENEER [slachtoffer] : Ja, maar ik vr...
[medevedachte] : Ja.
MENEER [slachtoffer] : Ik, ik vroeg wat een, wat euh...
[medevedachte] : (schreeuwt) Ja, maar er komt alleen maar fucking bullshit uit je!
Noot van de verbalisant: Het geluid van het ontstoken gas stopt.’
‘ [medevedachte] : weetje? We hebben, we hebben jammer genoeg geen trekhaak. Mam, heb jij een trekhaak?
MOEDER: >.
: O, mijn moeder heeft een trekhaak.’
‘ [medevedachte] : Ik denk dat ik even een beetje coke aan je ga geven. Daar word je misschien ook spraakzamer van.
MENEER [slachtoffer] : Nee, mevrouw.
[medevedachte] : Hebben we capsules?
[bijnaam] : Geef hem eens puur.
[verdachte] : He?
[bijnaam] : Dat is puur, he?
[verdachte] : Ja, dat maakt toch niet uit?
[bijnaam] : Dat vindt ie misschien ook lekker.
Noot van de verbalisant: Meneer [slachtoffer] maakt een snuifgeluid.
[medevedachte] : oe, snuiven kan ie dus.
[verdachte] : Hij gaat doordraaien heel misschien.
[medevedachte] : O, van een snuifje niet, hoor.
[bijnaam] : Nee, hoor. Van een niet, hoor. Dan wordt ie even helder in z’n hoofd misschien.
: Misschien kan ie dan zich herinneren waar euh, waar ie dat geld van vandaan gaat toveren.”
‘ [medevedachte] : Ga maar even een hapje nemen...
Noot van de verbalisant: Er is een kauwgeluid te horen. Aan de ademhaling van deze persoon hoor ik dat dit meneer [slachtoffer] is.
[medevedachte] . Goed zo. Kauwen. Pakje drinken. Uh! Uh! Uh!
MENEER [slachtoffer] : Ja, ik, ik...
[medevedachte] : Nee, ik wil het zien.
MENEER [slachtoffer] : O, sorry. (….)
[medevedachte] : Cola. (….)
Noot van de verbalisant: Er is een geluid te horen van een blikje dat geopend wordt.
Het kan een beetje vies zijn in je mond, hoor. Maar ja, door al dat ontbijtkoek proef je dat vast niet.
MENEER [slachtoffer] : (maakt kauwende geluiden).
[medevedachte] : Kom maar. Niet zo leuk allemaal, he? Drink maar even helemaal op, want dit gaat een heel vies smaakje worden in je keel. Ik neem aan dat je nog nooit coke gebruikt hebt?
MENEER [slachtoffer] : Nee, mevrouw.
[verdachte] : Nou, tot vandaag.’
‘ [medevedachte] : O, wil je z’n paspoortje zien? Dat kan wel, hoor. Kijk, ik bedoel. . Ja, je bent hier nu toch een soort van betrokken. (….)
[bijnaam] : Kunnen we niet langs z’n huis gaan dan?
[medevedachte] : Waar denk je, waar denk je dat ik al z’n spullen net vandaan heb gehaald? We hebben ook een huissleutel.”
Verdachte heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik ben op 5 oktober 2018 met [medevedachte] naar de woning van aangever [slachtoffer] gereden. Hij kwam zijn woning uit lopen. Aangever is bij ons in de auto gestapt. We hebben zijn portemonnee gepakt. Wij zijn terug naar zijn woning gereden. [medevedachte] kwam terug uit de woning met een tas met spullen, waaronder papieren en een laptop. Wij zijn naar de schuur van de moeder van [medevedachte] gereden in Amsterdam. Wij zijn de schuur binnengegaan met aangever. We hebben hem neergezet op een stoel en wij zijn hem vragen gaan stellen. Ik stond en hij moest zitten. Dit was om intimiderend over te komen. Ik heb hem een klap gegeven. Wij hebben hem geïntimideerd en bang proberen te maken. Het was waanzin van mijn kant. Ik heb hem bedreigd. Ik heb het adres van zijn vader, zijn ex-partner en zijn kinderen gevraagd en opgeslagen. Ik heb hem geld gevraagd en gezegd dat ik daar recht op had. Wij wisten dat wij fout bezig waren.’
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft een toxicologisch onderzoek in het bloed van aangever verricht, met, zakelijk weergegeven, de volgende resultaten:
- aanwijzing voor de aanwezigheid van cocaïne;
- 0,14 milligram per liter Benzoylecgonine, een omzettingsproduct van cocaïne;
- MDMA, amfetamine-achtigen, 0,050 milligram per liter;
- MDA, amfetamine-achtigen, aanwijzing voor de aanwezigheid van MDA.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meer feiten.
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte met (een) ander(en) opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade heeft getracht aangever [slachtoffer] van het leven te beroven door het toedienen van, kort gezegd, verdovende middelen. De rechtbank zal verdachte overeenkomstig de vordering van de officier van justitie vrijspreken van het hem onder 1 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair (mishandeling):
Het verweer van de raadsman dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat aan aangever drugs is toegediend, vindt zijn weerlegging in de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals hiervoor weergegeven. De verklaring van aangever, die uitgebreid en gedetailleerd is, wordt in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van die verklaring. Onder meer – en met name – het op de telefoon van verdachte aangetroffen geluidsfragment ondersteunt de verklaring van verdachte dat hem – kort gezegd – tegen zijn wil drugs is toegediend. Dit vindt bovendien bevestiging in wat in het betreffende proces-verbaal is gerelateerd over de toestand waarin verbalisanten de aangever hebben aangetroffen, kort nadat hij door verdachten weer was afgezet in zijn woning. Zo is door de verbalisanten gerelateerd dat aangever wankelde op zijn benen en dat hij verward was en sloom en onsamenhangend sprak. Het ter plaatse gekomen ambulancepersoneel constateerde bovendien dat aangever symptomen van intoxicatie vertoonde. Ook de resultaten van het verrichte onderzoek door het NFI bieden steun aan de verklaring van aangever dat hem drugs zijn toegediend. Wat daar door verdachte in de kern tegenover is gesteld - zijn dreigen maar niet ook doen – verdient daarom geen geloof.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
De raadsman heeft bepleit dat enkele ten laste gelegde gedragingen niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ook ten aanzien van deze feiten is de rechtbank echter van oordeel dat de inhoud van de verklaring van verdachte in voldoende mate verankering vindt in de inhoud van andere bewijsmiddelen, zodat de rechtbank ook ten aanzien van deze feiten de verklaring van aangever tot uitgangspunt neemt. De rechtbank wijst in dit verband wederom (onder meer op) voornoemd geluidsfragment. Hierop is onder meer te horen dat medeverdachte [medevedachte] op enig moment zegt ‘jij zit nog steeds naakt op je stoeltje gebonden,’ hetgeen aangever bevestigt met ‘ja’. De rechtbank kan dit niet anders begrijpen dan dat aangever daar, in de betreffende schuur, naakt is vastgebonden geweest, zoals aangever ook heeft verklaard. Dat aangever vastgebonden is geweest, wordt bovendien ondersteund door het letsel dat verbalisanten bij aangever hebben geconstateerd kort nadat aangever weer bij zijn woning was afgezet door verdachten, te weten de rode randen rondom zijn enkels en de rode plekken ter hoogte van zijn beide ellebogen. Deze plekken wees aangever aan als de plekken waar hij was vastgebonden. Dat hij zijn kleding heeft moeten uittrekken in de schuur en dat hij – vervolgens – naakt is geweest aldaar vindt bovendien steun in het navolgende. Aangever heeft verklaard dat hij op enig moment zijn kleding weer mocht aantrekken, behalve enkele kledingstukken, waaronder zijn onderbroek. De verbalisanten die verdachte kort na terugkomst in aangever zijn woning hebben aangetroffen, hebben geconstateerd dat verdachte geen onderbroek droeg.
De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, bovendien geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangever dat hij zowel tijdens de autorit als toen hij naakt en vastgebonden was gezeten op een stoel in de schuur, geblinddoekt is geweest.
Ten aanzien van het onderdeel van het verweer dat ziet op het toedienen van – kort gezegd – verdovende middelen, verwijst de rechtbank naar haar overwegingen die ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zijn gebezigd en die als op deze plaats herhaald en ingelast beschouwd dienen te worden.
Het (bewijs)verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen. De rechtbank acht de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Ten aanzien van feit 4:
Onder feit 4 worden aan verdachte diverse uitlatingen verweten die hij ten overstaan van aangever zou hebben zijn gedaan. Elk van die onder 4 ten laste gelegde uitlatingen kunnen worden bewezen. Echter, het merendeel van die uitlatingen kunnen niet worden gekwalificeerd als een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en/of een bedreiging met zware mishandeling van aangever. Diverse bedreigingen zijn weliswaar jegens aangever geuit, maar zijn gericht aan anderen dan aan verdachte, te weten aan zijn naasten. Die uitlatingen dragen derhalve niet bij aan de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling van aangever zelf. De uitlating "heeft er iemand een trekhaak, dan binden we hem erachter" kan naar het oordeel van de rechtbank worden gekwalificeerd als een bedreiging met zware mishandeling van aangever. De rechtbank zal het feit aldus wettig en overtuigend bewezen verklaren, zoals hierna onder 5 omschreven.
Ten aanzien van feit 5:
Uit de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat naast de laptop en het horloge, ten aanzien van welke goederen de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, ook de overige in de tenlastelegging opgesomde goederen zijn weggenomen. De rechtbank acht de diefstal van ook die goederen wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.