ECLI:NL:RBMNE:2019:4502

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
27 september 2019
Zaaknummer
16/238276-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en opzettelijke benadeling van de gezondheid door toedienen van drugs met gevangenisstraf als gevolg

Op 27 september 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en het opzettelijk benadelen van de gezondheid van een persoon door het toedienen van drugs. De zaak vond zijn oorsprong in de periode van 5 tot en met 6 oktober 2018, toen de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer, [slachtoffer], heeft ontvoerd en mishandeld. Het slachtoffer werd gedwongen in een auto te stappen, geblinddoekt en naar een schuur in Amsterdam gebracht, waar hij werd vastgebonden en mishandeld. Tijdens deze periode werd hem drugs toegediend, wat leidde tot ernstige gevolgen voor zijn gezondheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer op een zeer gewelddadige en intimiderende manier hebben behandeld, met bedreigingen aan het adres van het slachtoffer en zijn familie. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die zowel materiële als immateriële schade heeft geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/238276-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 september 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn advocaat, mr. A.J. Sprey, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 5 oktober 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Almere en/of Amsterdam, met (een) ander(en)
1. primair:heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven door het toedienen van (hard)drugs, te weten cocaïne en/of metamfetamine en/of
MDMA en/of XTC;
subsidiairten laste gelegd als een mishandeling van [slachtoffer] ;
2.[slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd door hem, onder meer, in een auto te laten stappen, te blinddoeken, vast te houden in een schuur, te zeggen dat hij zijn kleren uit moest trekken en vast te binden aan een stoel, een gasbrander voor zijn gezicht te houden en harddrugs toe te dienen;
3.[slachtoffer] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of een portemonnee, welk(e) (bedreiging met) geweld onder meer bestond uit het – tegen zijn wil – vasthouden in een schuur, hem op een stoel vast binden en tegen hem zeggen "we gaan je kinderen pakken als je niet meewerkt" en/of "we gaan je moeder in mootjes snijden" en/of "we gaan je aan een boom in de buurt vastbinden" en/of "heeft er iemand een trekhaak, dan binden we hem erachter" en/of "we gaan je kleine meid pakken en misbruiken;"
4.[slachtoffer] heeft bedreigd met de dood en/of met zware mishandeling door onder meer tegen hem te zeggen "als je niet meewerkt dan ga ik je ergens in het bos vastzetten en er is dan niemand die je ziet" en/of "heeft er iemand een trekhaak, dan binden we hem erachter"

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie
- acht het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen, zodat daarvan vrijspraak dient te volgen;
- acht het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Gelet op het letsel dat bij aangever [slachtoffer] is geconstateerd, de sporen van drugs die in zijn bloed zijn aangetroffen, de beschrijving van de route en van de ruimte waar die [slachtoffer] volgens zijn verklaring is vastgehouden en de later met betrekking tot die ruimte gedane vaststellingen en de inhoud van de geluidsopname die is aangetroffen op de telefoon van verdachte, is de verklaring van [slachtoffer] wél betrouwbaar, en zijn de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medevedachte] dat niet.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 (primair en subsidiair):
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 zowel primair als subsidiair ten laste gelegde. Uit het deskundigenrapport volgt, dat er geen dermate hoge dosering van een stof in het bloed van [slachtoffer] is aangetroffen dat dit zijn dood ten gevolge zou kunnen hebben. Bovendien bevat het dossier onvoldoende bewijs dat er aan [slachtoffer] drugs zijn toegediend. Het was enkel de bedoeling hem te doen geloven dat hij drugs kreeg, om hem bang te maken.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4:
De onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen, met uitzondering van enkele aan verdachte verweten – door hem ontkende – handelingen die in de tenlastelegging zijn opgenomen. De verdediging verzoekt verdachte ten aanzien van feit 2 vrij te spreken van de onderdelen
blinddoeken, zijn kleren uit te laten trekken, vast te binden met riem of tiewraps aan een stoel; pillen en/of vloeistof inhoudende (hard)drugs toe te dienenen ten aanzien van feit 3 vrij te spreken van het onderdeel
vast te binden.
Ten aanzien van feit 5:
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor zover dat ziet op de diefstal van een laptop en een horloge.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
In een proces-verbaal van bevindingen is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
‘Op 6 oktober 2018 omstreeks 00.44 uur kwamen wij (verbalisanten) aan bij de woning van aangever [slachtoffer] . Aangever vertelde dat hij in de avond van 5 oktober 2018 tussen 18.00 uur en 6 oktober 2018 om 00.30 uur gedrogeerd zou zijn en mishandeld door twee personen. Deze personen waren volgens aangever de verdachteen zijn vriendin [medevedachte] (de rechtbank begrijpt medeverdachte [medevedachte] , hierna te noemen [medevedachte] ). [2] Hij was door drugs gedrogeerd en gebrand op zijn hand met een voorwerp. De verbalisant constateert een cirkelvormige wond van ongeveer één centimeter in diameter op zijn hand. Aangever kwam verward over. Personeel van de ambulance verklaarde dat [slachtoffer] sporen van geweld vertoonde en symptomen vertoonde van intoxicatie. [3]
In een volgend proces-verbaal van bevindingen is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
‘Op 6 oktober 2018 omstreeks 00.44 uur kwamen wij (verbalisanten) aan bij de woning van aangever [slachtoffer] . Aangever verklaarde dat hij van zijn vrijheid beroofd is geweest. Vanaf zijn woning heeft hij een route afgelegd in een voertuig naar een schuur en is hij uiteindelijk weer bij zijn woning afgezet. Wij zagen dat aangever erg wankelde op zijn benen toen hij probeerde op te staan. Ik hoorde aangever zeggen dat hij een pil moest innemen wat vermoedelijk drugs geweest is. Ik hoorde dat de spraak van [slachtoffer] sloom en onsamenhangend was. Ik merkte dat [slachtoffer] niet op alle vragen reageerde. [4]
Aangever verklaarde dat hij zich heeft moeten uitkleden. Ik zag dat [slachtoffer] geen onderbroek aan had. Aangever verklaarde dat hij naakt vastgebonden was geweest op een stoel. Ik zag dat er rond beide enkels van [slachtoffer] rode randen te zien waren. De randen waren ongeveer 5 millimeter breed. Aangever verklaarde aan de binnenkant van zijn elleboog vastgebonden geweest zijn met een riem. Ik zag ter hoogte van de binnenkant van beide ellebogen rode plekken zitten. Aangever verklaarde over een brander, welke in de buurt van de buik van [slachtoffer] was gebracht. Ik zag dat er bij de buik van [slachtoffer] beharing ontbrak ter hoogte van zijn navel.’ [5]
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik liep op 5 oktober 2018 mijn woning uit en toen stond daar de auto van verdachte en [medevedachte] . Ze vroegen of zij even met mij konden praten. Ik zei dat ik wel naar het Van der Valk zou komen. Verdachte zei toen “Nee, je rijdt met mij mee.” Ik moest toen rechts voorin instappen. [medevedachte] ging achter mij zitten en verdachte ging achter het stuur. We zijn toen gaan rijden. [6]
Verdachte vroeg in de auto mijn telefoon en de code ervan. Die code wou ik niet zeggen. Toen heeft [medevedachte] de peuk op mijn hand gedouwd en gezegd dat als ik het niet zou zeggen ze de volgende peuk er ook op zou drukken.
Als ik niet zou meewerken zou ik nog meer klappen krijgen. Ik had toen al drie knietjes tegen mijn bovenbeen gekregen. We zijn weer terug gereden naar mijn huis. [medevedachte] is mijn woning binnengegaan en kwam terug met een volle tas. Daar zat onder meer een klein printertje voor etiketten in en een broodrooster. Ze had ook mijn laptop meegenomen. We gingen weer rijden. Onderweg zei verdachte tegen [medevedachte] op de Rijksweg ‘wil jij je moeder even bellen. Heeft die GHB of drugs?’ Ze zei dat ze wel even een paar mensen liet komen. Ze zei toen dat ik wel een doek over mijn hoofd moest omdat ik niet mocht weten waar haar moeder woonde. Ik kreeg toen een kinderbroekje over mijn hoofd gedrukt tot over mijn neus. [medevedachte] ging bellen en heeft gevraagd of zij het achterdeel van het huis van haar moeder mocht gebruiken. [medevedachte] begon te schreeuwen in de auto en zei dat ze me drugs gingen geven want dan ging ik praten. [7]
Toen werd ik uit de auto getrokken en moest ik meelopen. Ik werd op een stoel neergezet. Verdachte zei toen dat ik mij helemaal moest uitkleden. Ik kreeg een ander zeil over mijn gezicht heen. Toen moest ik mijn armen op de stoelleuning doen en werd er ter hoogte van mijn ellenboog een riem gedaan of een tie wrap, want ik hoorde ‘ritsch’, aan beide kanten. Mijn voeten werden ook vastgemaakt. [medevedachte] zei dat ik cocaïne kreeg.
Op een gegeven moment gaf ik geen antwoord en kreeg ik de eerste klap tegen mijn achterhoofd aan. Verdachte zei dat hij het ging opnemen. Verdachte vroeg hoe ik het ging oplossen. Hij gaf een klap links boven op mijn hoofd. Hij zei ‘dit was een zachte’. Op een gegeven moment stond er iemand voor mij. Die zei dat het een laser dinges was. Het knetterde heel hard. Toen was ik ondertussen al naakt. Het geluid ging weg en op een gegeven moment zag ik een vlam, hij zei: “Ik ga het vuurtje aanstoken." Op een gegeven moment hoorde ik iemand, ik meen verdachte, met die vlammenwerper voor mij. Hij deed deze heen en weer voor mijn gezicht. Ze hebben de vlammenwerper tegen de onderkant van mijn buik gedaan en dat schroeide. Verdachte zei dat ze dit bij de escort vaker deden als mensen niet wilden betalen. Er is nog iemand binnen gekomen. [medevedachte] vroeg of die persoon een auto met een trekhaak had. Verdachte zei dat het wel een goed plan was om hem een keer mee te laten sleuren. [medevedachte] begon weer tegen mij te schreeuwen en vroeg ‘hoe ga je ons betalen, wat ga je [verdachte] betalen?’ [medevedachte] zei dat zij het nu contant wilde hebben. Ze zeiden dat als ik niet meewerkte, zij mij in het bos vast zouden zetten. [8]
Ze zeiden verder, dreigend en intimiderend, we gaan je kinderen pakken als je niet meewerkt. We gaan je moeder in mootjes snijden. We gaan je aan een boom in de buurt vastbinden. [medevedachte] zei ook dat zij mijn kleine meid dan gingen pakken en dat ze die ook gingen misbruiken. [9]
Verdachte kwam op een gegeven moment naast mij staan en haalde twee keer uit naar mijn schouder. De andere man zei dat ze even een lijntje gingen snuiven. [medevedachte] zei dat ik het ook zo moest doen. Toen ik zei dat ik het niet ging doen, zei [medevedachte] dat zij wel een andere manier wist om het binnen te krijgen. [medevedachte] zei ‘je gaat drugs gebruiken, je gaat GHB gebruiken, want als je niet gaat gebruiken dan weet ik waar je kinderen en je ouders wonen’. Als ik naar de politie of het ziekenhuis ging zouden er mensen zijn die mijn familie in de gaten zouden houden en dat ze mijn dochter gewoon zouden pakken. [10]
Ik vroeg of ik iets mocht eten en drinken. [medevedachte] zei dat ik even moest wachten omdat
ze het nog moest klaarmaken. Ik kreeg en plastic bekertje dat ik in één keer achter elkaar moest opdrinken en ik moest een flinke hap nemen van een koek of cake.
Verdachte zei dat zij mijn bankpas, mijn paspoort en de foto’s en adressen van mijn kinderen
hadden en dat zij mijn kinderen in de gaten gingen houden als het niet werd opgelost.
Verdachte zei ‘jij gaat tekenen en dan laat ik je misschien wel vrij of ik zet je vast aan een boom’. Verdachte zei dat hij dan vrijdag € 5.000,- op zou komen halen en dat hij dan
gewoon maandelijks € 5.000,- op zou komen halen. Dat hij gewoon zijn jaarsalaris wilde. [medevedachte] zei toen dat haar moeder ook plaats had vrijgemaakt en ook € 100.000,- wilde. En de mensen die mijn familie en mij in de gaten houden moeten ook betaald worden.
[medevedachte] kwam met de papieren aan die ze van verdachte kreeg. [medevedachte] las voor wat er op stond, namelijk dat ik € 5.000,- moest betalen voor afgelopen vrijdag en dat ik hem maandelijks € 5.000,- moest betalen, mijn leven lang. Ik heb gewoon drie papiertjes getekend, want als ik niet tekende kwam ik niet vrij. [11] Voor ik tekende moest ik een laagje uit een fles in vier slokken opdrinken. Toen moest ik tekenen en dat heb ik gedaan.
Na het tekenen kreeg ik weer een fles met dezelfde hoeveelheid en die heb ik ook in een aantal slokken moeten opdrinken. En ik kreeg er een stukje koek bij die ik ook moest eten. Toen zei [medevedachte] dat ik nog een snoepje kreeg en dat ik die ook op moest eten en ik zo alle troep binnenkreeg die ik binnen moest krijgen. [12]
Verdachte zei dat zij mijn paspoort, horloge en laptop zouden houden. Ze hebben ook twee bankpassen gehouden. Toen mocht ik mij aankleden. Ik mocht geen onderbroek aan. [13]
In een proces-verbaal van bevindingen is een geluidsfragment, aangetroffen op de telefoon van verdachte, letterlijk uitgewerkt. Verbalisant heeft hierop onder meer de stemmen van verdachte (hieronder ‘ [verdachte] ’ genoemd), medeverdachte [medevedachte] (hieronder ‘ [medevedachte] ’ genoemd) en aangever [slachtoffer] (hieronder ‘ [slachtoffer] ’ genoemd) herkend. Voorts is er ook de stem te horen van een persoon die ‘ [bijnaam] ’ wordt genoemd. Op deze opname heeft verbalisant onder meer het volgende gehoord:
[medevedachte] : 'We hebben alles hier he? je Laptop. Je twee telefoons, je tablet...’ [14]
‘Noot van de verbalisant: Er zijn geluiden te horen dat iemand opspringt of snel op meneer [slachtoffer] af komt. [verdachte] is hierna ook van veel dichter bij te horen.
Er is een geluid te horen van een klap.
[verdachte] schreeuwt tegen [slachtoffer] en zegt dat [slachtoffer] eerlijk moet zijn.
[medevedachte] vraagt of het gaat en of hij een bloedneus heeft, waarop [verdachte] antwoordt 'nee, ik heb hem niet hard geslagen'. [15]
‘ [medevedachte] : Is dat horloge wat waard?
[verdachte] : Nee, dat is een Fossil.’ [16]
[slachtoffer] zegt dat er nog geld op zijn rekening wordt gestort.
[verdachte] : Okay. Ja... Misschien laat ik u hier wel zitten tot die dag. Maar ja, misschien kan ik u ook niet meer vrijlaten.
MENEER [slachtoffer] : Waarom niet?
[verdachte] : Waarom niet? Omdat u gaat praten, denk ik? (….) als u gaat praten, dan ga ik vastzitten.’ [17]
‘ [medevedachte] : Wat is die laptop waard?
MENEER [slachtoffer] : (zucht).
Noot van de verbalisant: Er is het geluid van geknetter van een taser te horen.
[slachtoffer] zegt dat hij echt zeker weet dat [verdachte] niet vast komt te zitten en dat hij tot nu toe met alles meewerkt.
[medevedachte] : 'Ja, want anders kom ik wel 1 van je kindjes halen.'
[slachtoffer] : "en dat wil ik niet". [18]
‘Noot van de verbalisant: Er is het geluid van geknetter van een taser te horen.
[bijnaam] : Doe dan.
[medevedachte] : (grinnikt).
[bijnaam] : Doe dan.’ [19]
‘ [verdachte] : Hier. Zo, hebben we wat te snuiven.
[verdachte] : Wil je ook wat snuiven? (….)
[medevedachte] : En mijn moeder wil een ton en ik wil een ton...
[bijnaam] : Ja, ik wil ook snuif hebben.’ [20] (….)
‘ [medevedachte] : Wil je, wil je wat snuiven?
MENEER [slachtoffer] : Nee, dank u.
[medevedachte] : Ja, ik wil het wel eigenlijk.
[verdachte] : Ja, ik ook.
[medevedachte] : Dat lijkt me wel leuk.
MENEER [slachtoffer] : Nee, dank u.
[medevedachte] : Ja, dat gaan we wel doen.
MENEER [slachtoffer] : Waarom?
[medevedachte] : Waarom? Omdat dat fijn is.
MENEER [slachtoffer] : Ik heb, ik werk toch netjes met u mee?
[medevedachte] : Nee, dat doe je nog steeds niet, want ik heb geen geld en jij zit nog steeds naakt op je stoeltje gebonden.
MENEER [slachtoffer] : Ja.’ [21]
‘Noot van de verbalisant: Er is het geklik van een aansteker te horen en vervolgens het geluid van gas dat ontsnapt. Er is het geluid te horen dat het ontsnappende gas ontstoken wordt.
[verdachte] : Koud toch?
[medevedachte] : Ja, ...
MENEER [slachtoffer] : (schreeuwt) Nee nee! Nee!
[medevedachte] : Ja, maar we zijn die bullshit nou wel een beetje zat van je!
[bijnaam] : Ja, hij, hij, hij lult alleen maar onzin, joh, die gozer.
MENEER [slachtoffer] : Ja, maar ik vr...
[medevedachte] : Ja.
MENEER [slachtoffer] : Ik, ik vroeg wat een, wat euh...
[medevedachte] : (schreeuwt) Ja, maar er komt alleen maar fucking bullshit uit je!
Noot van de verbalisant: Het geluid van het ontstoken gas stopt.’ [22]
‘ [medevedachte] : weetje? We hebben, we hebben jammer genoeg geen trekhaak. Mam, heb jij een trekhaak?
MOEDER: .
: O, mijn moeder heeft een trekhaak.’ [23]
‘ [medevedachte] : Ik denk dat ik even een beetje coke aan je ga geven. Daar word je misschien ook spraakzamer van.
MENEER [slachtoffer] : Nee, mevrouw.
[medevedachte] : Hebben we capsules?
[bijnaam] : Geef hem eens puur.
[verdachte] : He?
[bijnaam] : Dat is puur, he?
[verdachte] : Ja, dat maakt toch niet uit?
[bijnaam] : Dat vindt ie misschien ook lekker.
Noot van de verbalisant: Meneer [slachtoffer] maakt een snuifgeluid.
[medevedachte] : oe, snuiven kan ie dus.
[verdachte] : Hij gaat doordraaien heel misschien.
[medevedachte] : O, van een snuifje niet, hoor.
[bijnaam] : Nee, hoor. Van een niet, hoor. Dan wordt ie even helder in z’n hoofd misschien.
: Misschien kan ie dan zich herinneren waar euh, waar ie dat geld van vandaan gaat toveren.” [24]
‘ [medevedachte] : Ga maar even een hapje nemen...
Noot van de verbalisant: Er is een kauwgeluid te horen. Aan de ademhaling van deze persoon hoor ik dat dit meneer [slachtoffer] is.
[medevedachte] . Goed zo. Kauwen. Pakje drinken. Uh! Uh! Uh!
MENEER [slachtoffer] : Ja, ik, ik...
[medevedachte] : Nee, ik wil het zien.
MENEER [slachtoffer] : O, sorry. (….)
[medevedachte] : Cola. (….)
Noot van de verbalisant: Er is een geluid te horen van een blikje dat geopend wordt.
Het kan een beetje vies zijn in je mond, hoor. Maar ja, door al dat ontbijtkoek proef je dat vast niet.
MENEER [slachtoffer] : (maakt kauwende geluiden).
[medevedachte] : Kom maar. Niet zo leuk allemaal, he? Drink maar even helemaal op, want dit gaat een heel vies smaakje worden in je keel. Ik neem aan dat je nog nooit coke gebruikt hebt?
MENEER [slachtoffer] : Nee, mevrouw.
[verdachte] : Nou, tot vandaag.’ [25]
‘ [medevedachte] : O, wil je z’n paspoortje zien? Dat kan wel, hoor. Kijk, ik bedoel. . Ja, je bent hier nu toch een soort van betrokken. (….)
[bijnaam] : Kunnen we niet langs z’n huis gaan dan?
[medevedachte] : Waar denk je, waar denk je dat ik al z’n spullen net vandaan heb gehaald? We hebben ook een huissleutel.” [26]
Verdachte heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik ben op 5 oktober 2018 met [medevedachte] naar de woning van aangever [slachtoffer] gereden. Hij kwam zijn woning uit lopen. Aangever is bij ons in de auto gestapt. We hebben zijn portemonnee gepakt. Wij zijn terug naar zijn woning gereden. [medevedachte] kwam terug uit de woning met een tas met spullen, waaronder papieren en een laptop. Wij zijn naar de schuur van de moeder van [medevedachte] gereden in Amsterdam. Wij zijn de schuur binnengegaan met aangever. We hebben hem neergezet op een stoel en wij zijn hem vragen gaan stellen. Ik stond en hij moest zitten. Dit was om intimiderend over te komen. Ik heb hem een klap gegeven. Wij hebben hem geïntimideerd en bang proberen te maken. Het was waanzin van mijn kant. Ik heb hem bedreigd. Ik heb het adres van zijn vader, zijn ex-partner en zijn kinderen gevraagd en opgeslagen. Ik heb hem geld gevraagd en gezegd dat ik daar recht op had. Wij wisten dat wij fout bezig waren.’ [27]
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft een toxicologisch onderzoek in het bloed van aangever verricht, met, zakelijk weergegeven, de volgende resultaten:
  • aanwijzing voor de aanwezigheid van cocaïne;
  • 0,14 milligram per liter Benzoylecgonine, een omzettingsproduct van cocaïne;
  • MDMA, amfetamine-achtigen, 0,050 milligram per liter;
  • MDA, amfetamine-achtigen, aanwijzing voor de aanwezigheid van MDA.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meer feiten.
BEWIJSOVERWEGINGEN
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte met (een) ander(en) opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade heeft getracht aangever [slachtoffer] van het leven te beroven door het toedienen van, kort gezegd, verdovende middelen. De rechtbank zal verdachte overeenkomstig de vordering van de officier van justitie vrijspreken van het hem onder 1 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair (mishandeling):
Het verweer van de raadsman dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat aan aangever drugs is toegediend, vindt zijn weerlegging in de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals hiervoor weergegeven. De verklaring van aangever, die uitgebreid en gedetailleerd is, wordt in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van die verklaring. Onder meer – en met name – het op de telefoon van verdachte aangetroffen geluidsfragment ondersteunt de verklaring van verdachte dat hem – kort gezegd – tegen zijn wil drugs is toegediend. Dit vindt bovendien bevestiging in wat in het betreffende proces-verbaal is gerelateerd over de toestand waarin verbalisanten de aangever hebben aangetroffen, kort nadat hij door verdachten weer was afgezet in zijn woning. Zo is door de verbalisanten gerelateerd dat aangever wankelde op zijn benen en dat hij verward was en sloom en onsamenhangend sprak. Het ter plaatse gekomen ambulancepersoneel constateerde bovendien dat aangever symptomen van intoxicatie vertoonde. Ook de resultaten van het verrichte onderzoek door het NFI bieden steun aan de verklaring van aangever dat hem drugs zijn toegediend. Wat daar door verdachte in de kern tegenover is gesteld - zijn dreigen maar niet ook doen – verdient daarom geen geloof.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
De raadsman heeft bepleit dat enkele ten laste gelegde gedragingen niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ook ten aanzien van deze feiten is de rechtbank echter van oordeel dat de inhoud van de verklaring van verdachte in voldoende mate verankering vindt in de inhoud van andere bewijsmiddelen, zodat de rechtbank ook ten aanzien van deze feiten de verklaring van aangever tot uitgangspunt neemt. De rechtbank wijst in dit verband wederom (onder meer op) voornoemd geluidsfragment. Hierop is onder meer te horen dat medeverdachte [medevedachte] op enig moment zegt ‘jij zit nog steeds naakt op je stoeltje gebonden,’ hetgeen aangever bevestigt met ‘ja’. De rechtbank kan dit niet anders begrijpen dan dat aangever daar, in de betreffende schuur, naakt is vastgebonden geweest, zoals aangever ook heeft verklaard. Dat aangever vastgebonden is geweest, wordt bovendien ondersteund door het letsel dat verbalisanten bij aangever hebben geconstateerd kort nadat aangever weer bij zijn woning was afgezet door verdachten, te weten de rode randen rondom zijn enkels en de rode plekken ter hoogte van zijn beide ellebogen. Deze plekken wees aangever aan als de plekken waar hij was vastgebonden. Dat hij zijn kleding heeft moeten uittrekken in de schuur en dat hij – vervolgens – naakt is geweest aldaar vindt bovendien steun in het navolgende. Aangever heeft verklaard dat hij op enig moment zijn kleding weer mocht aantrekken, behalve enkele kledingstukken, waaronder zijn onderbroek. De verbalisanten die verdachte kort na terugkomst in aangever zijn woning hebben aangetroffen, hebben geconstateerd dat verdachte geen onderbroek droeg.
De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, bovendien geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangever dat hij zowel tijdens de autorit als toen hij naakt en vastgebonden was gezeten op een stoel in de schuur, geblinddoekt is geweest.
Ten aanzien van het onderdeel van het verweer dat ziet op het toedienen van – kort gezegd – verdovende middelen, verwijst de rechtbank naar haar overwegingen die ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zijn gebezigd en die als op deze plaats herhaald en ingelast beschouwd dienen te worden.
Het (bewijs)verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen. De rechtbank acht de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Ten aanzien van feit 4:
Onder feit 4 worden aan verdachte diverse uitlatingen verweten die hij ten overstaan van aangever zou hebben zijn gedaan. Elk van die onder 4 ten laste gelegde uitlatingen kunnen worden bewezen. Echter, het merendeel van die uitlatingen kunnen niet worden gekwalificeerd als een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en/of een bedreiging met zware mishandeling van aangever. Diverse bedreigingen zijn weliswaar jegens aangever geuit, maar zijn gericht aan anderen dan aan verdachte, te weten aan zijn naasten. Die uitlatingen dragen derhalve niet bij aan de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling van aangever zelf. De uitlating "heeft er iemand een trekhaak, dan binden we hem erachter" kan naar het oordeel van de rechtbank worden gekwalificeerd als een bedreiging met zware mishandeling van aangever. De rechtbank zal het feit aldus wettig en overtuigend bewezen verklaren, zoals hierna onder 5 omschreven.
Ten aanzien van feit 5:
Uit de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat naast de laptop en het horloge, ten aanzien van welke goederen de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, ook de overige in de tenlastelegging opgesomde goederen zijn weggenomen. De rechtbank acht de diefstal van ook die goederen wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 5 oktober 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Amsterdam, tezamen en in
vereniging met één of meer anderen, opzettelijk de gezondheid van een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft benadeeld en die persoon aldus heeft mishandeld, hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s), opzettelijk:
- een hoeveelheid cocaïne en MDMA in cola en/of op een plak ontbijtkoek gedaan en
- vervolgens die cola en plak ontbijtkoek aan die [slachtoffer] aangeboden en
- vervolgens erop aangedrongen en toegezien dat die [slachtoffer] van de cola en ontbijtkoek zou drinken/eten;
2
in de periode van 5 oktober 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Almere, Amsterdam en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] tegen zijn wil in een personenauto te laten stappen en daarbij te zeggen: "nee, jij rijdt met mij mee" en
- die [slachtoffer] te blinddoeken en
- die [slachtoffer] tegen zijn wil naar Amsterdam te rijden en
- vervolgens die [slachtoffer] tegen zijn wil vast te houden in de schuur van verdachte
[A] ,
immers hebben zij
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze, verdachten, hem drugs gingen geven, zodat hij ging praten en
- vervolgens die [slachtoffer] uit de auto getrokken en
- vervolgens die [slachtoffer] op een stoel neergezet en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij zijn kleren uit moest trekken en
- vervolgens de armen en voeten van die [slachtoffer] vastgebonden met een riem en tiewraps aan een stoel en
- vervolgens die [slachtoffer] geslagen tegen het hoofd en de schouder en
- vervolgens een gasbrander voor het gezicht en voor de buik van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en
- vervolgens die [slachtoffer] vloeistoffen en een pil heeft toegediend bevattende harddrugs, te weten cocaïne en MDMA en
- vervolgens die [slachtoffer] losgemaakt en aan laten kleden en terug naar het huis van die [slachtoffer] gebracht;
3.
in de periode van 5 oktober 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Almere, Amsterdam en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geldbedragen en een portemonnee die aan die [slachtoffer] toebehoorden,
naar die [slachtoffer] zijn toegegaan en vervolgens heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] in een personenauto in laten stappen en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] gezegd: 'als je niet meewerkt dan ga ik je ergens in het bos vastzetten en er is dan niemand die je ziet' en
- een sigaret gedrukt op de hand van die [slachtoffer] en
- vervolgens die [slachtoffer] te blinddoeken en
- vervolgens die [slachtoffer] tegen zijn wil naar Amsterdam te rijden en
- vervolgens die [slachtoffer] tegen zijn wil aldaar vast te houden en
- vervolgens de armen en benen van die [slachtoffer] vastgebonden met een riem en tiewraps aan een stoel en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] gezegd: "we gaan je kinderen pakken als je niet meewerkt" en "We gaan je moeder in mootjes snijden" en "we gaan je aan een boom in de buurt vastbinden" en "heeft er iemand een trekhaak, dan binden we hem erachter" en "we gaan je kleine meid pakken en misbruiken" en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze, verdachte en/of zijn mededader(s), zijn bankpas en paspoort en foto's en adressen van zijn kinderen hebben en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat als ze het niet gingen oplossen, ze de kinderen van die [slachtoffer] in de gaten gingen houden en
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "jij gaat tekenen en dan laat ik je misschien wel vrij of ik zet je vast aan een boom", en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), vrijdag 5000,- euro op zou komen halen en dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), gewoon maandelijks 5000,- euro op zou komen halen en dat hij, verdachte, gewoon zijn jaarsalaris wilde en dat de moeder van medeverdachte [medevedachte] ook 100.000,- euro wilde en
- vervolgens die [slachtoffer] gedwongen tot het tekenen papieren ter bevestiging van voornoemde geldoverdracht,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

4.
in de periode van 5 oktober 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Almere, Amsterdam en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen,
[slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door onder andere tegen die [slachtoffer] te zeggen: "heeft er iemand een trekhaak, dan binden we hem erachter";
5.
hij op 5 oktober 2018 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander pasfoto’s, een paspoort, een laptop, een horloge, een tablet, papieren, een broodrooster, een sinaasappelpers, een etiketprinter en bankpassen, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair:
medeplegen van mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd door toediening van voor de gezondheid schadelijke stoffen
feit 2:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
feit 3:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 4:
medeplegen van bedreiging met zware mishandeling
feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met aangever, zijn kinderen en de ex-partner van aangever.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank gewezen op de kwalijke rol van aangever in het geheel en heeft de rechtbank verzocht daarmee in het voordeel van de verdachte rekening te houden. Immers, aangever is volgens de verdediging een notoire fantast die verdachte gouden bergen heeft beloofd, in de vorm van een baan met een riant salaris en een auto van de zaak. Daarmee is het gedrag van verdachte niet gerechtvaardigd of verontschuldigd, maar een strafmatigend effect dient van deze context wel uit te gaan. Verder is aangevoerd dat de feiten ingrijpende gevolgen voor verdachte hebben gehad en onder meer hebben gezorgd voor ontwrichting van zijn gezin. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf – zoals door de officier van justitie gevorderd – maakt meer stuk dan dat een dergelijke straf het slachtoffer en de maatschappij zal helpen. De raadsman heeft verzocht in het geval van oplegging van gevangenisstraf een zodanige modaliteit te kiezen dat het onvoorwaardelijke deel daarvan de reeds ondergane voorlopige hechtenis in duur niet overstijgt. Voorts is het opleggen van de maximale taakstraf passend, aldus de raadsman.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan zeer ernstige delicten, waarvan één persoon het slachtoffer is geworden. Zij hebben het slachtoffer gedurende de avond en het begin van de nacht wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Zij hebben het slachtoffer geblinddoekt vervoerd in een auto naar een schuur behorende bij een - achteraf gelegen - woning. Daar heeft het slachtoffer zich moeten uitkleden en is hij geblinddoekt en nagenoeg naakt aan zijn armen en benen vastgebonden aan een stoel. Vervolgens is verdachte uitgehoord over het hoe en waarom van de beloftes die hij aan verdachte had gedaan, hetgeen is uitgemond in het mishandelen van het slachtoffer door hem te slaan en hem harddrugs toe te dienen. In het nadeel van verdachte spreekt dat hij en zijn medeverdachte [medevedachte] wisten dat het slachtoffer medisch niet in orde was en onder meer leed aan suikerziekte (en daarmee dus fysiek extra kwetsbaar was). Het slachtoffer is – en met name – gedurende zijn gedwongen verblijf in de betreffende schuur ernstig bedreigd en geïntimideerd, en gedwongen over te gaan tot de afgifte van geld. Terwijl hij aldus naakt en geblinddoekt van zijn vrijheid was beroofd, is het slachtoffer fysiek bedreigd met een taser en een gasbrander. Bovendien zijn er mondelinge bedreigingen geuit die niet alleen tegen het slachtoffer waren gericht, maar ook tegen zijn ouders, zijn kinderen en zijn ex-partner, waarbij onder meer is gedreigd dat zijn dochter misbruikt zou gaan worden.
Door verdachte op deze vernederende wijze van zijn vrijheid te beroven, te mishandelen, te intimideren en bedreigen, hebben verdachte en zijn mededaders een bijzonder grove inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke en geestelijke integriteit.
Deze ernstige gedragingen staan in geen verhouding tot de rol die het slachtoffer in het geheel zou hebben gespeeld. Het mag zo zijn dat hij verdachte een belofte heeft gedaan die hij nimmer kon waarmaken, dit rechtvaardigt echter op geen enkele wijze de strafbare feiten die naar aanleiding daarvan hebben plaatsgevonden. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding in strafverminderende zin rekening te houden met de rol die het slachtoffer heeft gespeeld, zoals door de raadsman is bepleit. De disproportionele reactie van verdachte op deze kennelijke teleurstelling kan niet anders worden gezien dan als een volstrekt onacceptabele en verwerpelijke manier van eigenrichting. Veeleer lijkt het erop dat het slachtoffer tot zondebok is gemaakt van de gevolgen van een vergaand gebrek aan realiteitszin aan de zijde van verdachte en de zijnen.
De gevolgen voor het slachtoffer zijn ernstig, zo volgt onder meer uit het ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht. Voorts volgt uit de stukken dat het slachtoffer als gevolg van deze voor hem traumatische gebeurtenis een posttraumatische stresstoornis heeft opgelopen en dat hij daarvoor EMDR-therapie volgt. Het slachtoffer is vooral erg bang geweest voor de veiligheid van zijn kinderen, gelet op de ook jegens hen geuite bedreigingen. Hetgeen hem is aangedaan heeft naar zijn zeggen gevolgen voor de wijze waarop hij nu omgaat met zijn kinderen.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden:
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 9 maart 2019, waaruit volgt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor geweldsdelicten en ook voor een vermogensdelict, waarbij wordt opgemerkt dat deze veroordelingen niet recent zijn;
- een reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 14 maart 2019, dat heel summier is omdat verdachte niet heeft willen meewerken aan na te noemen psychologisch onderzoek;
  • een rapportage Psychologisch onderzoek Pro Justitia van 27 februari 2019, welk onderzoek niet tot stand is gekomen, omdat verdachte niet wenste mee te werken;
  • hetgeen verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting naar voren hebben gebracht over de persoon van verdachte.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen. Ook gelet op straffen die in min of meerdere mate vergelijkbare zaken worden opgelegd, voor zover individuele zaken zich laten vergelijken, komt het opleggen van een taakstraf niet in beeld. Evenmin kan worden volstaan met een deels voorwaardelijk gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel de reeds ondergane voorlopige hechtenis niet overstijgt. Voor dergelijke strafbare feiten plegen jarenlange gevangenisstraffen te worden opgelegd.
De rechtbank ziet in het navolgende wel aanleiding tot een lagere gevangenisstraf te komen dan door de officier van justitie is gevorderd. Er is door verdachten, die een vergelijkbare rolverdeling hadden en aan wie eenzelfde straf zal worden opgelegd, veel gedreigd en ook (relatief beperkt) geweld toegepast. Tijdens het plegen van de strafbare feiten is tussen verdachten en het slachtoffer een bepaalde dynamiek ontstaan waardoor verdachten ter plekke zeer ver zijn gegaan in hun grensoverschrijdend en strafbaar handelingen en uitingen jegens het slachtoffer. De rechtbank acht echter niet aannemelijk dat verdachten hun gedragingen van te voren expliciet hebben doordacht en gepland. Verdachten lijken zich – zoals zij zelf ter zitting ook hebben verklaard – door de omstandigheden en het moment te hebben laten meeslepen. Het voorgaande doet echter niet af aan de aard en ernst van die gedragingen.
Al met al acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De hoogte van de op te leggen straf dient ter vergelding van het leed dat het slachtoffer is aangedaan en als signaal naar anderen, opdat ook voor hen ondubbelzinnig duidelijk is dat op het plegen van dergelijke ernstige strafbare feiten met het opleggen van gevangenisstraf wordt gereageerd. Het voorwaardelijke strafdeel dient ertoe verdachte ervan te weerhouden dat hij andermaal overgaat tot het plegen van (dergelijke) misdrijven. Voorts zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde een contactverbod opleggen met het slachtoffer. De rechtbank zal geen contactverbod opleggen met ‘zijn kinderen en zijn ex-partner’, zoals door de officier van justitie gevorderd, nu dit omschreven contactverbod onvoldoende bepaald is, terwijl de officier van justitie desgevraagd niet in staat is gebleken de vordering nader te verfeitelijken.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
Gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven rapporten, waaraan verdachte niet heeft willen meewerken en waardoor er onvoldoende duidelijk is geworden over de persoon van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarde die verdachte zal worden opgelegd, dadelijk uitvoerbaar is.
8.4
Voorlopige hechtenis
De vordering en het standpunt van de verdediging
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van haar requisitoir gevorderd dat de rechtbank aan verdachte gevangenisstraf zal opleggen. Zij heeft die vordering vergezeld doen gaan van een andere vordering, te weten de opheffing van de schorsing van het bevel tot verdachtes voorlopige hechtenis. Deze laatste vordering is door de officier van justitie niet van een onderbouwing voorzien, ook niet nadat deze door de verdediging is betwist. Kennelijk moet het ervoor worden gehouden dat het enkele gegeven van vonniswijzing en verdachtes veroordeling tot een vrijheidsbenemende straf van een duur die de ondergane preventieve hechtenis ontstijgt, voor het Openbaar Ministerie meebrengt dat opheffing van de schorsing van die hechtenis in de rede ligt.
De raadsman heeft zich onder verwijzing naar het gewicht van de persoonlijke belangen van de verdachte tegen toewijzing van de vordering verzet.
De beoordeling van de vordering
De rechtbank stelt voorop dat de strafvorderlijke regeling meebrengt dat de opheffing van een schorsing van voorlopige hechtenis te allen tijde door de rechtbank kan worden bevolen, ambtshalve door de rechtbank of op vordering van de officier van justitie. Kortom, een aan de rechter toegekende bevoegdheid.
De rechtbank releveert het verloop van de preventieve hechtenis.
Nadat verdachte op 26 november 2018 in verzekering is gesteld is hij op 29 november 2018 in bewaring gesteld. De rechtbank heeft op 12 december 2018 verdachtes gevangenhouding bevolen, welk bevel is verlengd op 10 januari 2019. Ter terechtzitting van 1 maart 2019 heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis geschorst, en heeft aan die schorsing een aantal voorwaarden verbonden. Naar het oordeel van de rechtbank kon door het stellen van die voorwaarden het met voorlopige hechtenis nagestreefde doel – kort gezegd: het voorkomen van herhaling – toereikend worden gewaarborgd. Gesteld noch is gebleken dat verdachte zich vervolgens niet aan enige aan die schorsing verbonden voorwaarde heeft gehouden.
Bij die stand van zaken acht de rechtbank geen termen aanwezig die opheffing ambtshalve te bevelen, zodat vervolgens de vraag voorligt of de vordering van de officier van justitie voor toewijzing gereed ligt. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Gelijk de rechtbank hiervoor heeft overwogen is een overtreding van enige voorwaarde niet gesteld noch is daarvan gebleken. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het enkele gegeven dat heden vonnis wordt gewezen - met een strafoplegging als na te melden - maakt, dat opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis is aangewezen. Daarom zal de rechtbank de vordering afwijzen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 27.606,56. Dit bedrag bestaat uit € 2.506,56 materiële schade (nadat dit bedrag ter terechtzitting met een bedrag van € 65,52 aan reiskosten is verminderd) en € 25.000,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk, en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, toe te wijzen tot een bedrag van
€ 9.467,08, bestaande uit een bedrag van € 1.967,08 aan materiële schade en een bedrag van € 7.500,00 aan immateriële schade. Voorts liggen de gevorderde proceskosten voor toewijzing gereed.
De officier van justitie heeft onder meer opgemerkt dat de kosten voor de civiele procedure en de kosten van de telefoon, die niet gestolen is, niet voor toewijzing vatbaar zijn. Er is onvoldoende causaal verband met de strafbare feiten. Gelet op vergelijkbare zaken is een bedrag van € 7.500,-- aan immateriële schade billijk.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding met zich brengt, zodat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de materiële schade betoogd dat veel van de verzochte reiskosten geen verband houden met onderhavige strafzaak. Ook van de behandelingen van de psycholoog / psychiater, alsmede de behandelingen bij de fysiotherapeut, kan het rechtstreekse verband niet worden vastgesteld; dat is onvoldoende onderbouwd. Op grond van het voorgaande dient de verzochte materiele schade te worden afgewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman, als subsidiair standpunt, op diverse arresten en vonnissen gewezen van zowel vergelijkbare als ook niet vergelijkbare zaken en de vergoedingen die in die zaken zijn toegewezen. De verdediging komt op grond daarvan tot de conclusie dat een schadevergoeding van € 750,00 aan immateriële schade billijk is.
9.3
Nadere onderbouwing benadeelde partij
De advocaat van de benadeelde partij heeft ter nadere onderbouwing van de schade aangevoerd dat de verzochte reiskosten die zien op de procedure over de omgangsregeling verband houden met een extra procedure die is gestart door de gezinsvoogd vanwege onderhavige feiten. De omgang met zijn dochter is vervolgens geschorst. Dit betreft derhalve rechtstreekse schade.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat genoegzaam vast is komen te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van de jegens verdachte bewezenverklaarde feiten zowel materiële als immateriële schade heeft geleden. Met betrekking tot de omvang van deze schade overweegt de rechtbank als volgt.
Materiële schade
De door de benadeelde partij gevorderde
reiskostenkomen – met uitzondering van reiskosten in verband met fysiotherapie – voor vergoeding in aanmerking. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat deze kosten zijn gemaakt als gevolg van de jegens verdachte bewezenverklaarde feiten. Dit geldt ook voor de reiskosten in verband met de (extra) verzoekschriftprocedure bij de rechtbank Almaar inzake (het gezag over) zijn kind nu uit de onderliggende stukken blijkt dat deze (extra) procedure is opgestart naar aanleiding van de jegens verdachte bewezenverklaarde feiten. Nu de kosten voor fysiotherapie niet voor vergoeding in aanmerking komen (zie hierna) geldt dit ook voor de reiskosten die in verband met de fysiotherapie zijn gemaakt. Het totale bedrag aan voor vergoeding in aanmerking komende reiskosten bedraagt daarmee € 750,62.
Met betrekking tot de door de benadeelde partij gevorderde schade inzake het door hem betaalde
eigen risicovan € 385,- voor ziektekosten kan de rechtbank niet vaststellen dat deze kosten daadwerkelijk verband houden met de jegens verdachte bewezenverklaarde feiten. Uit de onderliggende stukken blijkt slechts dat dit allemaal kosten betreffen die betrekking hebben op ‘ziekenhuis of instelling’ en ‘farmacie’ en dat deze kosten zijn gemaakt tussen januari en juni 2019. Gelet op het feit dat de benadeelde partij ook voor de bewezenverklaarde feiten al kampte met gezondheidsproblemen, kan hieruit het benodigde rechtstreekse verband niet uit worden afgeleid.
Hetzelfde geldt voor de gevorderde schade inzake de
kosten voor fysiotherapieten bedrage van € 235,75. Uit de onderliggende stukken blijkt dat de benadeelde partij deze behandelingen pas enige tijd na de bewezenverklaarde feiten heeft ondergaan (namelijk in de periode van maart – juni 2019). Bovendien volgt de noodzaak van de behandeling niet zonder meer uit de aard van het letsel dat de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten heeft opgelopen.
De schade ten bedrage van € 1.133,63 die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de van hem
gestolen goederen, is niet betwist en komt reeds daarom geheel voor vergoeding in aanmerking. Bovendien acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden.
De gevorderde materiele schade zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 1.884,25.
Immateriële schade
Verdachte en zijn mededader(s) hebben op bijzonder grove en vernederende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde partij. Zij hebben hem van zijn vrijheid beroofd en hem vervolgens in een schuur op een afgelegen plek naakt en geblinddoekt op een stoel vastgebonden. De benadeelde partij is daarbij mishandeld (door een sigaret op zijn hand uit te drukken, hem meerdere malen te slaan en hem drugs toe te dienen), geïntimideerd en zowel mondeling als fysiek bedreigd (met een taser en een gasbrander). De benadeelde partij heeft als gevolg van deze gebeurtenissen fysiek letsel opgelopen en daarnaast een posttraumatische stres stoornis opgelopen en wordt nog dagelijks met de gevolgen van deze feiten geconfronteerd. Met name ook diverse bedreigingen aan het adres van zijn kinderen hebben veel impact op hem (gehad).
De benadeelde partij verzoekt de rechtbank bij de bepaling van de omvang van de immateriële schade rekening te houden met de gevolgen voor het familiaire leven. De bewezenverklaarde feiten hebben grote gevolgen voor de omgang met zijn dochter en inmiddels is duidelijk dat de rechter het gezag dat cliënt over zijn dochter had, heeft beëindigd, aldus de benadeelde partij. De rechtbank neemt zonder meer aan dat het bewezen verklaarde ook impact heeft gehad op de benadeelde partij in zijn rol als vader. Tegelijkertijd blijkt uit de overgelegde stukken dat er ook voor oktober 2018 al familierechtelijke procedures speelden tussen de benadeelde partij en zijn ex-partner en er diverse (hulpverlenings)instanties bij het gezin waren betrokken. Of en zo ja, in hoeverre de beëindiging van het gezag over zijn dochter en de omgang (of juist de afwezigheid daarvan) met zijn kind (en de immateriële schade die daarmee gepaard gaat) het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde feiten kan de rechtbank binnen het kader van deze strafzaak niet beoordelen. Dit aspect zal daarom bij de begroting van de immateriële buiten beschouwing worden gelaten.
Gelet op het voorgaande en hetgeen er in vergelijkbare gevallen – voor zover daarvan kan worden gesproken – in de jurisprudentie aan immateriële schadevergoeding wordt toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade in redelijkheid op een bedrag van € 7.500,00.
Totale schade
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van in totaal € 9.484,25, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling.
De beoordeling van de overig gevorderde materiële en immateriële schade levert – gelet op het onduidelijke causale verband met de jegens verdachte bewezenverklaarde feiten – een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag van € 9.484,25 aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten (bestaande uit reiskosten) zoals die door de benadeelde partij zijn gevorderd ten bedrage van € 54,34.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 9.484,25, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 82 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 47, 57, 282, 285, 300, 304 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, en 5 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, en 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer, [slachtoffer] , geboren op [1969] ;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is;
Voorlopige hechtenis
-
wijst afde vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij (feiten 1 subsidiair, 2, 3, 4, en 5)
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 9.484,25, bestaande uit 1.884,25 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte in de proceskosten door [slachtoffer] gemaakt ten bedrage € 54,34;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 9.484,25 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet-betaling aan te vullen met 82 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan [slachtoffer] dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en
A. Wilken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2018 tot en met
6 oktober 2018 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven
(telkens) die [slachtoffer] één of meer (vloei)stof(fen) en/of één of meer pil(len) heeft/hebben
toegediend bevattende (hard)drugs, te weten cocaïne en/of metamfetamine en/of
MDMA en/of XTC, in ieder geval één of meer bewustzijnsbeïnvloedende
stof(fen)/middel(en) waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de
volksgezondheid met zich mee brengt en/of de dood ten gevolge kan hebben, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2018 tot en met
6 oktober 2018 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk de gezondheid van een
persoon, te weten [slachtoffer] , heeft benadeeld en/of die persoon heeft mishandeld,
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) opzettelijk:
- een hoeveelheid cocaïne en/of metamfetamine en/of MDMA en/of XTC, althans
een of meer bedwelmende en/of bewustzijnsbeïnvloedende stof(fen)/middel(en),
in elk geval (een) voor de gezondheid van die [slachtoffer] schadelijke stof(fen), in een
fles/blik cola en/of op een plak ontbijtkoek gedaan en/of
- ( vervolgens) die fles cola en/of plak ontbijtkoek aan die [slachtoffer] aangeboden en/of
- ( vervolgens) erop aangedrongen en/of toegezien dat die [slachtoffer] van de
(aangeboden) cola en/of ontbijtkoek zou drinken en/of eten, althans een hoeveelheid cola en/of ontbijtkoek gecombineerd met (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of metamfetamine en/of MDMA en/of XTC aangeboden aan die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] bewogen tot het drinken en/of eten van die cola en/of ontbijtkoek (waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden).
(Artikel 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, artikel 300 lid 4 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2018 tot en met
6 oktober 2018 te Almere en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] tegen zijn wil, in een (personen)auto te laten stappen en/of (daarbij) te zeggen: "nee, jij rijdt met mij mee", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de deur(en) van voornoemde (personen)auto op slot te doen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] te blinddoeken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] tegen zijn wil naar Amsterdam te rijden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] tegen zijn wil vast te houden in de woning en/of schuur van verdachte [A] ,
immers heeft/hebben hij/zij
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze, verdachten, hem drugs gingen geven, zodat hij ging praten, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] uit de auto getrokken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] op een stoel neergezet en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij zijn kleren uit moest trekken en/of
- ( vervolgens) de armen en/of voeten van die [slachtoffer] vastgebonden met een riem en/of tiewraps aan een stoel en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] gestompt en/of geslagen op/tegen het hoofd en/of de schouder, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) een gasbrander en/of een vlammenwerper voor het gezicht en/of voor/tegen de buik van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] één of meer (vloei)stof(fen) en/of één of meer pil(len) toegediend bevattende (hard)drugs, te weten cocaïne en/of metamfetamine en/of MDMA en/of XTC, in ieder geval één of meer bewustzijnsbeïnvloedende middel(en) waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid met zich mee brengt en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] losgemaakt en/of aan laten kleden en/of terug naar het huis van die [slachtoffer] gebracht;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Almere en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld (telkens)
[slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van één of meer geldbedrag(en) en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde
naar die [slachtoffer] is/zijn toegegaan en/of (vervolgens) heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] in een (personen)auto in laten stappen en/of
- ( vervolgens)tegen die [slachtoffer] gezegd: 'als je niet meewerkt dan ga ik je ergens in het bos vastzetten en er is dan niemand die je ziet', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een sigaret uitgedrukt op de hand, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] te blinddoeken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] tegen zijn wil naar Amsterdam te rijden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] tegen zijn wil aldaar vast te houden en/of
- ( vervolgens) de armen en/of benen van die [slachtoffer] vastgebonden met een riem en/of tiewraps aan een stoel en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd: "we gaan je kinderen pakken als je niet meewerkt" en/of "We gaan je moeder in mootjes snijden" en/of "we gaan je aan een boom in de buurt vastbinden" en/of "heeft er iemand een trekhaak, dan binden we hem erachter" en/of "we gaan je kleine meid pakken en misbruiken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze, verdachte en/of zijn mededader(s), zijn bankpas en/of paspoort en/of foto's en/of adressen van zijn kinderen hebben en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat als ze het niet gingen oplossen, ze de kinderen van die [slachtoffer] in de gaten gingen houden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "jij gaat tekenen en dan laat ik je misschien wel vrij of ik zet je vast aan een boom", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), vrijdag 5000,- euro op zou komen halen en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), gewoon maandelijks 5000,- euro op zou komen halen en/of dat hij, verdachte en of zijn mededader(s), gewoon zijn jaarsalaris wilde(n) en/of dat haar moeder ook 100.000,- euro wilde, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen tot het tekenen van één of meer papier(en) ter bevestiging van voornoemde geldoverdracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Almere en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door onder andere
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: "als je niet meewerkt dan ga ik je ergens in het bos vastzetten en er is dan niemand die je ziet", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] te zeggen: "we gaan je kinderen pakken als je niet meewerkt" en/of "We gaan je moeder in mootjes snijden" en/of "we gaan je aan een boom in de buurt vastbinden" en/of "heeft er iemand een trekhaak, dan binden we hem erachter" en/of "we gaan je kleine meid pakken en misbruiken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat als ze het niet gingen oplossen, ze de kinderen van die [slachtoffer] in de gaten gingen houden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: "jij gaat tekenen en dan laat ik je misschien wel vrij of ik zet je vast aan een boom", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks 5 oktober 2018 te Almere, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meer pasfoto's en/of een paspoort en/of een laptop en/of een horloge en/of een tablet en/of één of meer papier(en) en/of een broodrooster en/of een sinaasappelpers en/of een etiketprinter en/of één of meer bankpas(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 februari 2019, genummerd / genaamd 25LARAMIE - MD2R018064, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd
2.Pagina 1000-1001.
3.Pagina 1001.
4.Pagina 1005.
5.Pagina 1006.
6.Pagina 1021.
7.Pagina 1022.
8.Pagina 1023.
9.Pagina 1057.
10.Pagina 1024.
11.Pagina 1058.
12.Pagina 1059.
13.Pagina 1024.
14.Pagina 1300.
15.Pagina 1301.
16.Pagina 1306.
17.Pagina 1307.
18.Pagina 1309.
19.Pagina 1310.
20.Pagina 1310.
21.Pagina 1311.
22.Pagina 1313.
23.Pagina 1313.
24.Pagina 1314.
25.Pagina 1315.
26.Pagina 1316.
27.De (deels bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2019.
28.NFI-rapport ‘Toxicologisch onderzoek in het serum van [slachtoffer] ’ van 4 januari 2019, opgemaakt door NFI-deskundige I.J. Bosman, apotheker-toxicoloog