ECLI:NL:RBMNE:2019:4500

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
27 september 2019
Zaaknummer
16/141302-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking, mishandeling en vernieling door ex-partner met gebruik van katapult

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 september 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan stalking, mishandeling en vernieling. De verdachte heeft na het beëindigen van de relatie met zijn ex-vriendin, [slachtoffer], op verschillende manieren en veelvuldig contact met haar gezocht, waarbij hij de grenzen van het betamelijke ver heeft overschreden. Ondanks een contact- en locatieverbod heeft hij zijn ex-vriendin gestalkt, wat haar angst en slapeloosheid heeft bezorgd. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan de vernieling van een ruit van de woning van de ouders van [slachtoffer] met een katapult, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een langere periode stelselmatig heeft ingelaten met gedragingen die de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] ernstig hebben aangetast. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod met [slachtoffer]. De benadeelde partij, [slachtoffer], heeft een schadevergoeding van € 1.500,- toegewezen gekregen voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/141302-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 september 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [1989] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres] , [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.C. Smits en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.E. Martinez Linnemann, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht, alsmede hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer] en haar advocaat mr. J. Neslo, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als
bijlage 1aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 13 maart 2019 tot en met 12 juni 2019 in Zeewolde [slachtoffer] heeft gestalkt;
feit 2:
in de periode van 14 oktober 2018 tot en met 28 februari 2019 in Zeewolde zijn levensgezel, [slachtoffer] , meermalen heeft mishandeld;
feit 3:
in de periode van 10 mei 2019 tot en met 12 mei 2019 in Zeewolde een ruit heeft vernield;
feit 4:
op 13 mei 2019 in Zeewolde een katapult heeft vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen en/of heeft vervoerd;
feit 5:
in de periode van 28 mei 2019 tot en met 12 juni 2019 in Zeewolde meerdere malen heeft gehandeld in strijd met een door de officier van justitie gegeven gedragsaanwijzing.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank overweegt dat uit de verschillende aangiften van [slachtoffer] , haar schriftelijke slachtofferverklaring en haar voeging als benadeelde partij in het strafproces genoegzaam blijkt dat zij strafvervolging wil ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Het ontbreken van een klacht staat onder die omstandigheden niet aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie tot vervolging wegens dat feit in de weg.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de berichten en gedragingen van verdachte niet als wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer kunnen worden aangemerkt en dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte aangeefster heeft mishandeld of dat verdachte een ruit heeft vernield. De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde aangevoerd dat haar cliënt erkent deze feiten te hebben gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met het oog op het belang van leesbaarheid van het vonnis zijn de bewijsmiddelen niet op deze plaats, maar als
bijlage 2aan het vonnis gehecht. De bewijsmiddelen dienen op deze plaats als ingelast te worden beschouwd.
Ten aanzien van de bewijsmiddelen geldt dat zij steeds worden gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 (belaging)
Belaging
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang, namelijk de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte heeft in de periode nadat de relatie met aangeefster was verbroken veelvuldig, over een langere periode en op intense wijze contact gezocht met haar. De invloed van de gedragingen van verdachte op de persoonlijke leven van aangeefster waren- zoals ook blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring – ingrijpend.
Verdachte heeft verklaard dat zijn gedragingen voortkwamen uit radeloosheid omdat hij zijn dochter niet mocht zien. Zijn gedragingen waren bedoeld om omgang met zijn dochter te bewerkstelligen. Verdachte stelt zich op het standpunt dat hij daar recht op heeft en – als hij al inbreuk zou hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster – dit daarom niet wederrechtelijk is.
De rechtbank stelt vast dat de door verdachte gestuurde berichten inderdaad deels betrekking hebben op (de omgang met) zijn dochter. De rechtbank heeft onder de gegeven omstandigheden ook begrip voor de behoefte van verdachte aan contact met en informatie over zijn dochter. Tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat het grootste deel van de berichten betrekking heeft op de (door aangeefster) beëindigde relatie. Toen reactie van aangeefster op de vele berichten van verdachte uitbleef, is hij doorgegaan met het sturen van berichten en nam de manier waarop hij contact probeerde te krijgen met aangeefster steeds extremere vormen aan. Zo heeft verdachte een bericht aan aangeefster onder de ruitenwisser van haar autoruit gelegd en heeft hij op de route van het huis van aangeefster naar de school van hun dochter op diverse plaatsen pamfletten opgehangen met daarop berichten over aangeefster. Verder heeft hij aangeefster berichten gestuurd, waarin verdachte deed voorkomen alsof Jeugdzorg aangeefster op dat moment zou bellen, waarop verdachte vervolgens zelf met een anoniem nummer naar aangeefster belde om zo contact met haar te krijgen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster sprake is geweest. Door de frequentie waarmee en de manier waarop verdachte contact is blijven zoeken met aangeefster, heeft verdachte de grenzen van zijn recht op het verkrijgen van contact met en informatie over zijn dochter overschreden en is de inbreuk die hij daarmee op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het aangeefster heeft gemaakt bovendien ook wederrechtelijk. Voor de periode na 15 mei 2019 geldt daarbij bovendien dat sprake was van een contact- en locatieverbod.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan de onder 1 aan verdachte ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Ten aanzien van feit 3 (vernieling)
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende gang van zaken vast.
Verdachte is op 13 mei 2019 bij de woning van de ouders van aangeefster geweest. Aangeefster verbleef op dat moment in die woning. Verdachte reed toen in een zwarte BMW. Nadat een knikker door de ruit is gekomen, is gezien dat een zwarte BMW wegreed. Toen de politie vlak daarna bij verdachte thuis kwam, stelden zij vast dat de zwarte BMW van verdachte kort daarvoor nog had gereden. In de zwarte BMW van verdachte zijn bovendien knikkers en een katapult gevonden. Onder deze omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte degene is geweest die een knikker door de ruit van de woning van de ouders van aangeefster heeft geschoten.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 aan hem ten laste gelegde beschadiging van de ruit heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 13 maart 2019 tot en met 12 juni 2019 te Zeewolde, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- veelvuldig telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer] , en
- veelvuldig e-mail en/of SMS en/of WhatsApp en/of voicemail berichten te versturen naar die [slachtoffer] , en
- zich meerdere malen, op te houden in de nabijheid van die [slachtoffer] en in de nabijheid van de woning van de ouders van [slachtoffer] en het werk van [slachtoffer] , en/of
- meermalen brieven en kaarten en pamfletten in de brievenbus te gooien bij [slachtoffer] en onder de ruitenwisser van de auto te leggen en aan bomen te bevestigen, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen en te dulden;
feit 2:
op tijdstippen in de periode van 14 oktober 2018 tot en met 28 februari 2019 te Zeewolde zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door te slaan tegen het lichaam en te schoppen tegen het lichaam;
feit 3:
op 12 mei 2019 te Zeewolde opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield;
feit 4:
hij op of omstreeks 13 mei 2019 te Zeewolde een wapen van categorie I, onder 6° van de Wet wapens en munitie, te weten een katapult heeft vervaardigd en voorhanden heeft gehad en heeft vervoerd;
feit 5:
in de periode van 28 mei 2019 tot en met 12 juni 2019 te [woonplaats] , (telkens) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 15 mei 2019 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
- zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer] en
- zich niet mag ophouden binnen een straal van 100 meter van de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , door
- meermalen telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer] , en
- voicemailberichten ene-mails te sturen aan die [slachtoffer] , en
- zich binnen een straal van 100 meter bij de woning gelegen aan de [adres] te bevinden enop te houden;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
belaging;
feit 2:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod en meewerken aan schuldhulpverlening en een taakstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat aangeefster en verdachte in een vechtscheiding zitten, verdachte de toegang tot zijn dochter is ontnomen en hij al geruime tijd geen contact meer heeft met haar, hij alle hulp van instanties heeft ingeschakeld en dat verdachte zich totaal machteloos voelt door de situatie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft een aantal jaren een relatie gehad met aangeefster. Zij hebben samen een dochter van vijf jaar oud. Gedurende de relatie heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin. Hij heeft haar daardoor pijn gedaan en een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Op 13 maart 2019 heeft aangeefster de relatie beëindigd. Dit kwam voor verdachte naar eigen zeggen bijzonder onverwacht. Sindsdien heeft hij hun gezamenlijke dochter niet meer gezien.
Verdachte heeft na het beëindigen van de relatie op verschillende manieren en veelvuldig contact proberen te krijgen met zijn ex-vriendin, onder andere in verband met zijn dochter.
Hoewel dat op zichzelf begrijpelijk is, is hij daarbij de grenzen van het betamelijke ver te buiten gegaan. Zelfs een contact- en locatieverbod heeft hem er niet van kunnen weerhouden contact te zoeken. Zorgelijk is dat uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting bleek dat hij het kwalijke van zijn handelen kennelijk nog steeds niet of nauwelijks inziet.
Door zijn handelen heeft verdachte gedurende langere periode het leven van zijn ex-vriendin beheerst. Zij heeft verklaard bang voor verdachte te zijn, overal achterom te kijken en moeite te hebben met slapen.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan vernieling van een ruit van de woning van zijn ex-schoonouders en hen daardoor schade toegebracht. Hij heeft daarvoor een zelfgemaakte katapult gebruikt en daarmee gehandeld in strijd met de Wet wapens en munitie.
De persoon van verdachte
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een reclasseringsadvies van 11 september 2019, opgesteld door E.M. Maurits. Dit rapport bevestigt het zorgwekkende beeld van de slepende echtscheiding. De kans op recidive wordt om die reden hoog ingeschat. Om het recidiverisico te beperken en om te komen tot blijvende gedragsverandering, acht de reclassering het van belang dat de relatie tussen verdachte en zijn ex-vriendin, al dan niet met hulp van instanties, wordt hersteld zodat zij in ieder geval afspraken met elkaar kunnen maken. Daarnaast constateert de reclassering dat verdachte een problematische financiële situatie heeft. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met aangeefster, meewerken aan schuldhulpverlening en het geven van openheid van zaken aangaande de omgangsregeling met zijn dochter.
Op te leggen straf
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden passend en geboden.
Dadelijke uitvoerbaarheid?
De rechtbank is van oordeel dat het, mede gelet op de aard en de duur van het onder 1 bewezenverklaarde, noodzakelijk is de verdachte een contactverbod met zijn ex-partner op te leggen, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich jegens haar opnieuw schuldig maakt aan het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten. Gelet op het hardnekkige karakter van de belaging en het door de reclassering beschreven recidiverisico begrijpt de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot dadelijke uitvoerbaarheid van dat verbod. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet voldaan aan de vereisten van artikel 14e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zodat de dadelijke uitvoerbaarheid niet kan worden bevolen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.400,-, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toe te wijzen is tot een bedrag van € 2.000,- en dat de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, omdat verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan de aan hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat genoegzaam vast is komen te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van de jegens verdachte onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten immateriële schade heeft geleden. De rechtbank begroot deze schade in redelijkheid op een bedrag van € 1.500,- en zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 juni 2019 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 juni 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 184a, 285b, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapen en munitie, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf en maatregel

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
150 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Tactus Reclassering Flevoland op het adres Noorderwagenstraat 2a, 8223 AM, te Lelystad, waarna verdachte zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
* zich gedurende de proeftijd laat behandelen door Forensisch Amethist of soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering, zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht, waarbij verdachte zich houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* indien de reclassering dit geïndiceerd acht houdt verdachte zich aan een contactverbod, inhoudende dat hij op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer] , geboren op [1991] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod. Als uitzondering op dit contactverbod gelden afspraken met hulpverlenende instanties in het kader van de omgangsregeling met hun dochter;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij verdachte de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
* openheid van zaken geeft aangaande de omgangsregeling met zijn dochter, waarbij verdachte de reclassering toestemming geeft om contact met (hulpverlenende) instanties als Veilig Thuis, Pactum, Vitree, Raad voor de Kinderbescherming of soortgelijke instanties te onderhouden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van toe tot een bedrag van € 1.500,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering voor het overige af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Mendlik, voorzitter, mrs. V.M.A. Sinnige en A. Wilken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Lootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2019.
Mr. Mendlik is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2019 tot en met 12 juni 2019
te Zeewolde, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens
anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- veelvuldig telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer] , en/of
- veelvuldig e-mail en/of SMS en/of WhatsApp en/of voicemail
berichten te versturen naar die [slachtoffer] , en/of
- veelvuldig, bij de woning van de ouders van [slachtoffer] aan te bellen,
en/of
- zich veelvuldig, althans meerdere malen, op te houden in de nabijheid
van die [slachtoffer] en/of in de nabijheid van de woning van de ouders
van [slachtoffer] en/of het werk van [slachtoffer] , en/of
- die [slachtoffer] op straat op te staan wachten en/of te observeren en/of
aan te spreken,
- meermalen brieven en/of kaarten en/of pamfletten in de brievenbus te
gooien bij [slachtoffer] en/of onder de ruitenwisser van de auto te leggen
en/of aan bomen te bevestigen,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen,
te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 oktober
2018 tot en met 28 februari 2019 te Zeewolde zijn levensgezel, [slachtoffer]
, heeft mishandeld door (telkens) meermalen althans eenmaal, te
stompen en/of slaan op/tegen het lichaam en/of te schoppen en/of
trappen tegen de benen, althans het lichaam;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 mei
2019 tot en met 12 mei 2019 te [woonplaats] (telkens) opzettelijk en
wederrechtelijk
een ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te
weten aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 13 mei 2019 te Zeewolde een wapen van categorie I,
onder 6° van de Wet wapens en munitie, te weten een katapult heeft
vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen en/of
heeft vervoerd;
( art 13 lid 1 Wet wapens en munitie )
5
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 mei
2019 tot en met 12 juni 2019 te Zeewolde, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing
gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het
Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 15 mei
2019 gegeven door de officier van justitie te arrondissement Midden-Nederland,
kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
- zich dient te onthouden van contact met [dochter] en
- zich niet mag ophouden binnen een straal van 100 meter van de
woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ,
door
- meermalen telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer] , en/of
- een of meer voicemailberichten en/of e-mails te sturen aan die [slachtoffer]
, en/of
- zich binnen een straal van 100 meter bij de woning gelegen aan de
[adres] te bevinden en/of op te houden;
( art 184a Wetboek van Strafrecht )
Bijlage 2: bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 14 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb ruim 6 jaar een relatie gehad met [verdachte] . Wij hebben samen een dochter genaamd [dochter] , zij is vijf jaar oud. Op 13 maart 2019 is onze relatie beëindigd.
Ik word dag en nacht lastig gevallen door [verdachte] . Dit via sms, telefonisch, de mail en post. De berichtgeving gaat voornamelijk over dat ik de schuldige ben dat de relatie is beëindigd. Dat ik degene ben die onze dochter [dochter] heeft bespeeld. Hij maakt mij voornamelijk uit voor stomme kutmoeder. Hij blijft er op hameren dat ik een ander heb en dat hij daardoor jaloers is. Aan de ene kant wil hij mij kapot [2] maken, maar aan de andere kant stuurt hij ook allemaal liefdes verklaringen over de mail waarin staat beschreven hoeveel hij mij mist.Ik denk dat ik inmiddels ongeveer 500 mailtjes van [verdachte] in mijn mailbox heb staan. Ik krijg tevens foto’s met teksten en kaartjes over de post. Ik ontvang ook dagelijks sms’jes van [verdachte] . Ik reageer vrijwel nergens op. Hij blijft maar doorgaan. Ik ontvang ongeveer vijf tot tien e-mails per dag. Ongeveer twintig sms’jes per dag. Tevens belt [verdachte] mij dagelijks meerdere keren.
Ik word echt gestalkt door [verdachte] . Hij achtervolgt mij overal en dat maakt mij heel angstig. Ik ben altijd en overal op mijn hoede. Ik slaap hierdoor slecht. Ik ben echt bang dat hij mij op een dag wat aandoet. [3]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 29 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 27 mei 2019 hadden [verdachte] en ik een zitting bij de rechtbank. Ik liep de rechtbank uit en direct zag ik op mijn telefoon een sms bericht van [verdachte] . [verdachte] bleef maar sms berichten sturen die dag. Ook de volgende dag bleef hij mij berichten sturen. [verdachte] heeft mij ook gebeld. [4]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 12 juni 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afgelopen nacht (12 juni 2019) zijn er in Zeewolde tientallen pamfletten opgehangen
op de route die ik rijd om [dochter] naar school te brengen. Ik heb deze pamfletten ook
zien hangen rondom de school van [dochter] .
[verdachte] valt mij nog dagelijks lastig via mijn e-mailadres. Ik heb foto’s gemaakt van [verdachte] waarop te zien is dat hij het contactverbod negeert. Op 4 juni staat [verdachte] op het veld tegenover mijn woning te vliegeren. Op 7 juni staat [verdachte] lang stil bij de kruising aan de [straat].
Op 1 juni 2019 lag er een envelop aan [dochter] gericht in de brievenbus. Deze is in de
nacht bezorgd. In deze envelop zat een emoij knuffeltje.
Op 7 juni 2019 lag er een envelop aan mij gericht in de brievenbus. Deze is in de
nacht bezorgd. In deze envelop zat een USB stick met daarin foto's van mij en [dochter] . [5]
Op 8 juni zag ik dat er een geplastificeerd A4 papier onder mijn ruit van de auto zat.
[verdachte] heeft mij in de periode 30 mei 2019 tot en met vandaag (de rechtbank begrijpt: 12 juni 2019) 22 keer met nummerweergave aan gebeld. [verdachte] flikt het om mij een e-mail te sturen met daarin: “Jeugdzorg belt je nu”. En vervolgens belt [verdachte] met een anonieme oproep. Ik hang dan in dergelijke gevallen direct op.
Ik heb twee voicemail berichten van [verdachte] ontvangen op mijn telefoon. Op 6 juni 2019 en op 9 juni 2019. [6]
Deze hele situatie beheerst mijn leven. Overal waar ik kom, kijk ik achterom. Ik ben bang voor [verdachte] . Hij is ook continu in mijn buurt ondanks dat het niet mag. Ik ben oprecht bang dat [verdachte] zo gaat doorslaan dat hij mij of [dochter] iets zal aandoen. [7]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 15 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik moet u zeggen dat ik hem (de rechtbank begrijpt: verdachte) met regelmaat gedurende haar (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) in de winkel heb gezien. Ik zag hem dan zoekend rondkijken, alsof hij [slachtoffer] zocht. Hij kwam alleen in de winkel nadat de relatie uit was, daarvoor heb ik hem niet eerder in de winkel gezien. [8]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 17 april 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik denk dat ik in de maanden januari en februari 2019 zeker een keer of zes bij een voorval van [verdachte] een klap met de vlakke hand in mijn gezicht heb gekregen. Eenmaal heeft [verdachte] mij een trap tegen de achterzijde van mijn benen gegeven. [9]
Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] van 12 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 12 mei 2019 was ik in mijn woning aan de [adres] in [woonplaats] . Ik hoorde een geluid. [10] Ik hoorde dat [slachtoffer] zei dat er weer op de ruit was geschoten. Toen ik buiten kwam zag ik een zwarte BWM weg rijden. Toen ik bij de ruit van de slaapkamer van [slachtoffer] kwam, zag ik dat er een gat in de ruit zat. Ik zag dat er vlak onder de ruit een glazen knikker lag. Ik weer dat [verdachte] de laatste tijd in een zwarte BWM rond rijdt. [11]
Een proces-verbaal van bevindingen van 13 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 12 mei 2019 naar het woonadres van verdachte in [woonplaats] gereden. Ik zag een zwarte BWM en hoorde van een collega dat aangeefster vertelde dat de auto overeen kwam met de auto welke door de straat reed. Ik voelde dat de banden van de BMW warm waren. Tevens rook ik aan de BMW dat hij zojuist nog mee gereden was. [12]
Ik vroeg verdachte of hij een auto had. Ik zag dat hij wees naar de geparkeerde zwarte BMW. Ik zag dat op de achterbank van de auto een rugzak lag. Ik heb de rugzak geopend en zag dat in de rugzak een zelfgemaakte katapult lag en een tiental knikkers. [13]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een KWWM print, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Dit voorwerp is een katapult. Dit voorwerp is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, Categorie I onder 6° van de Wet wapens en munitie. [14]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een gedragsaanwijzing artikel 509hh, van het Wetboek van Strafvordering, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De officier van justitie beveelt de verdachte [verdachte] , geboren op [1989] te [geboorteplaats] , adres [adres] , [woonplaats] :
  • zich niet op te houden in/op de [adres] te [woonplaats] ;
  • zich niet op te houden binnen een straal van 100 meter van de woning, gelegen in/aan de [adres] te [woonplaats] ;
  • zich te onthouden van contact met de volgende perso(o)n(en): [slachtoffer] , geboren [1991] .
De gedragsaanwijzing gaat in met ingang vanaf de dag van uitreiking en blijft van kracht voor een periode van 90 dagen. [15]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een akte van uitreiking, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De gedragsaanwijzing jegens [verdachte] , geboren op [1989] te [geboorteplaats] , adres [adres] , [woonplaats] , heb ik op 15 mei 2019 uitgereikt aan de geadresseerde in persoon.
De verklaring van verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb veel berichten aan [slachtoffer] gestuurd. Ik heb haar ook gebeld. Ik heb die pamfletten ook opgehangen en verspreid. Ik ben ook wel eens langs gegaan op het adres van haar ouders, waar [slachtoffer] verbleef. Ik kreeg bijna nooit antwoord van [slachtoffer] .
Het klopt dat ik de aan mij opgelegde gedragsaanwijzing meerdere malen heb overtreden.
Ik heb [slachtoffer] een keer met de platte hand geslagen. Ik heb haar toen ook een schop gegeven.
Ik heb op 13 mei 2019 voor de woning waar [slachtoffer] verbleef in [woonplaats] gestaan. Ik heb er 40 minuten gestaan. Ik reed die avond in een zwarte BMW. Ik heb die katapult gemaakt die in de auto waarin ik reed lag. [16]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 juni 2019, genummerd 2019139237,2019139304, 2019112111,2019140436, 2019156695 en 2019167082, 2019171898, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 6053. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 3001.
3.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 3002.
4.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 4001.
5.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 6002.
6.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 6003.
7.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 6004.
8.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pagina 3016.
9.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 2003.
10.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 1001.
11.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 1002.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1011.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1012.
14.Een geschrift, pagina 1025.
15.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een gedragsaanwijzing, pagina 6053.
16.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2019.