ECLI:NL:RBMNE:2019:4459
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een rijksmonument en de toepassing van de vergelijkingsmethode
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een rijksmonument, en de heffingsambtenaar van de gemeente Baarn. De eiser was in beroep gegaan tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning, die door de gemeente was vastgesteld op € 1.776.000,-- per 1 januari 2017. De eiser betwistte deze waarde en stelde dat de woning een lagere waarde had van € 1.400.000,--. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 27 augustus 2019, waar de eiser en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
De rechtbank heeft overwogen dat de waarde van de woning moet worden vastgesteld aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen worden vergeleken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder onvoldoende vergelijkbare woningen had aangedragen en dat enkele referentiewoningen niet geschikt waren voor vergelijking. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de verweerder met de overgebleven referentiewoningen aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld.
De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over de uitstraling van de woning en de monumentale status van de woning beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de taxateur, die de waarde had vastgesteld, zijn werk objectief had uitgevoerd en dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn standpunt te onderbouwen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.