ECLI:NL:RBMNE:2019:4457
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning, vaststelling eigen aankoopcijfer leidend
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning aan [adres 1] in [woonplaats], had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, die de waarde van de woning voor het belastingjaar 2019 had vastgesteld op € 340.000,--. Eiser betoogde dat de waarde te hoog was en verwees naar zijn eigen aankoopcijfer van € 315.000,--, dat hij op 6 januari 2017 had betaald.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar ten onrechte het eigen koopcijfer had losgelaten en de waarde met behulp van de vergelijkingsmethode had vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat volgens de hoofdregel van de Wet WOZ het eigen aankoopcijfer leidend is, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het eigen aankoopcijfer irrelevant maakten en dat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld.
Daarom verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en stelde de WOZ-waarde van de woning vast op het eigen aankoopcijfer van € 315.000,-- naar de waardepeildatum van 1 januari 2018. Tevens werd de heffingsambtenaar opgedragen de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig te verminderen en het door eiser betaalde griffierecht van € 47,-- te vergoeden.