In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 februari 2019 een beschikking gegeven inzake het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar bijna 18-jarige dochter, hierna aangeduid als [voornaam van minderjarige]. De Raad heeft dit verzoek ingediend omdat [voornaam van minderjarige] in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de moeder niet in staat zou zijn om de verantwoordelijkheid voor haar verzorging en opvoeding te dragen. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder rapporten van de Raad en verklaringen van betrokkenen, en heeft de zaak behandeld met gesloten deuren op 20 december 2018.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de relatie tussen [voornaam van minderjarige] en haar moeder ernstig verstoord is. [voornaam van minderjarige] heeft aangegeven dat zij zich niet gehoord voelt door haar moeder en dat er een patroon van aantrekken en afstoten is. De Raad heeft geconcludeerd dat de opvoedingsomgeving van [voornaam van minderjarige] zorgelijk is, met financiële problemen en een gebrek aan ondersteuning in haar ontwikkeling. Ondanks de wens van [voornaam van minderjarige] om het gezag van haar moeder te beëindigen, heeft de rechtbank geoordeeld dat de wettelijke vereisten voor beëindiging van het gezag niet meer voldaan zijn, gezien de bijna aanstaande meerderjarigheid van [voornaam van minderjarige].
De rechtbank heeft het verzoek van de Raad afgewezen, maar heeft de hoop uitgesproken dat het contact tussen [voornaam van minderjarige] en haar moeder zal verbeteren en dat er gewerkt kan worden aan contactherstel met de familie van [voornaam van minderjarige]. De rechtbank benadrukt het belang van deze contacten voor de identiteitsontwikkeling van [voornaam van minderjarige]. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.