ECLI:NL:RBMNE:2019:4439
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak, vaststelling en vergelijkingsmethode
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 augustus 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning aan de [adres 1] in [woonplaats] voor het belastingjaar 2018 vastgesteld op € 548.000,--, met als waardepeildatum 1 januari 2017. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 505.000,--. Eiser, eigenaar van de woning, heeft beroep ingesteld tegen deze uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning correct was, omdat er onvoldoende inzicht werd gegeven in de waardebepalende verschillen met vergelijkingsobjecten. De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning schattenderwijs moet worden vastgesteld op € 491.000,--, waarbij rekening is gehouden met de toestandsdatum van 1 januari 2018. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig moet worden verminderd. Tevens wordt het griffierecht van € 46,-- aan eiser vergoed.