ECLI:NL:RBMNE:2019:442

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
8 februari 2019
Zaaknummer
7108690 UC FORM 18-8680 rch/1466
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een Europese procedure voor geringe vorderingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 januari 2019 een beschikking gegeven in een procedure die valt onder de Europese procedure voor geringe vorderingen. De verzoekende partij, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had een vordering ingediend tegen een verwerende partij die in Duitsland woonachtig is. De procedure is gestart met een standaard vorderingsformulier dat op 30 juli 2018 ter griffie is ingekomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Europese procedure voor geringe vorderingen van toepassing is, mits de waarde van de vordering niet meer bedraagt dan € 5.000,00. Echter, de rechter heeft ook geconstateerd dat de bevoegdheidsregels van de Verordening (EU) nr. 1215/2012, ook wel bekend als de Brussel Ibis-Vo, niet in het voordeel van de Nederlandse rechter spreken. De roerende zaken uit de koopovereenkomst waren namelijk in Duitsland geleverd, waardoor de Duitse rechter bevoegd is.

De verzoekende partij stelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had op basis van een forumkeuze, zoals bedoeld in artikel 25 van de Brussel Ibis-Vo. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat deze forumkeuze materieel nietig is, omdat deze was opgenomen in de algemene voorwaarden die vóór het ontstaan van het geschil waren overeengekomen. Dit betekent dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd moet verklaren om van het verzoek kennis te nemen.

De beschikking eindigt met de conclusie dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 januari 2019.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7108690 UC FORM 18-8680 rch/1466
Beschikking van 23 januari 2019
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. R.H.M. Bus,
tegen:
[verweerster],
wonende te [postcode] [woonplaats] , Duitsland,
verwerende partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van het standaard vorderingsformulier A van bijlage I van Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: de Verordening), ingekomen ter griffie op 30 juli 2018.
1.2.
Per heden is beschikking bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De Europese procedure voor geringe vorderingen is - zakelijk weergegeven - in grensoverschrijdende gevallen van toepassing in burgerlijke en handelszaken, indien de waarde van een vordering, alle rente, kosten en uitgaven niet meegerekend, op het tijdstip dat het vorderingsformulier ter griffie van de rechtbank wordt ontvangen, niet meer bedraagt dan € 5.000,00, behoudens de in artikel 2 van de Verordening genoemde uitzonderingen.
2.2.
De kantonrechter stelt vast dat het verzoek binnen het toepassingsbereik van de Verordening valt.
2.3.
De Verordening bevat geen bepalingen die rechtsmacht schept voor de Nederlandse rechter. De bevoegdheidsregels hiervoor staan in Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel Ibis-Vo).
2.4.
De kantonrechter overweegt dat in de onderhavige procedure de Nederlandse rechter geen bevoegdheid kan ontlenen aan de bevoegdheidsbepalingen uit de Brussel Ibis-Vo. Op grond van artikel 7 lid 1 sub b van de Brussel Ibis-Vo komt bevoegdheid toe aan de Duitse rechter, omdat de roerende zaken uit de koopovereenkomst in Duitsland zijn geleverd.
2.5.
Verzoekende partij stelt echter in het standaard vorderingsformulier A dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt op grond van een forumkeuze (ex artikel 25 Brussel Ibis-Vo). Partijen kunnen overeenkomstig dit wetsartikel exclusieve bevoegdheid voor een bepaald nationaal gerecht afspreken, tenzij deze overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft.
2.6.
De kantonrechter overweegt dat het forumkeuzebeding, waar verzoekende partij zich op beroept, materieel nietig is, gelet op de voorwaarden van artikel 108 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Immers, een forumkeuze opgenomen in de algemene voorwaarden (aangegaan vóór het ontstaan van het geschil) leidt ertoe dat dit deel van de overeenkomst geen gevolg heeft.
2.7.
De kantonrechter concludeert dat in de onderhavige procedure artikel 7 lid 1 sub b van de Brussel Ibis-Vo doorslaggevend blijft voor het bepalen van de bevoegdheid van de rechter. Nu de Duitse rechter bevoegd is, dient de (Nederlandse) kantonrechter zich onbevoegd te verklaren.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart zich onbevoegd van het verzoek kennis te nemen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J.M. de Laat, en is in het openbaar uitgesproken op
23 januari 2019.