In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 september 2019 uitspraak gedaan in een deelgeschilprocedure tussen [verzoeker] en de Stichting Waarborgfonds Motorverkeer. [verzoeker] was betrokken bij een verkeersongeval op 25 januari 2019 en heeft het Waarborgfonds aansprakelijk gesteld voor de schade, aangezien de dader onbekend is gebleven. De procedure is gestart omdat [verzoeker] in een penibele financiële situatie verkeerde en het Waarborgfonds een voorbehoud had gemaakt bij de uitkering van voorschotten op de schadevergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van [verzoeker] prematuur was, omdat er geen sprake was van een patstelling in de onderhandelingen met het Waarborgfonds. De rechter benadrukte dat de deelgeschilprocedure niet bedoeld is om druk uit te oefenen op de wederpartij om aansprakelijkheid te erkennen. De kantonrechter heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen en geen kosten toegewezen, omdat de procedure in dit stadium onnodig was.