Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 april 2019,
- de akte nadere toelichting en indiening aanvullende producties van [gedaagde sub 1] c.s.,
- de akte uitlatingen producties tevens overleggen producties van [eiser] ,
- de antwoordakte in conventie en in reconventie tevens houdende indiening aanvullende producties van [gedaagde sub 1] c.s.,
- de akte uitlating producties van [eiser] .
2.De verdere beoordeling in conventie
na de aanschaf zijn ontstaan voor het bouwrijp maken van het pand. De rechtbank heeft [eiser] opgedragen bewijs te leveren van kosten uit die laatste categorie. Aanschafkosten en de kosten die er op dat moment bijkwamen vallen dus buiten de bewijsopdracht. De items 2.01, 2.02 en 2.03 komen uit de nota van afrekening en gaan over de overdrachtsbelasting, verrekening van de onroerende zaak belasting en notariskosten voor de levering van het pand. Dit zijn dus de in het tussenvonnis in 3.38 genoemde ‘kosten koper’ die al vaststonden en, voor zover relevant, al in de berekening waren betrokken.