23.21.12Te zien is dat de verdachte voor een kamerdeur staat en een sleutel in zijn rechterhand heeft. Hij doet deze in het slot van de kamerdeur, draait hieraan, waarna de kamerdeur opengaat. Hierna gaat de verdachte de kamer binnen.
Op 21 december 2015 heeft verbalisant [verbalisant 1] het volgende verklaard:
Vandaag zag ik op de briefing twee foto’s staan waarop een (1) verdachte werd getoond. Deze verdachte werd verdacht van een aantal diefstallen bij [naam hotel] op de [straatnaam 2] te [vestigingsplaats 1] .
Ik herkende de verdachte op de foto’s voor de volle 100% als de mij ambtshalve bekende: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1989 te [geboorteplaats] . Ik herken [verdachte] aan de vorm van zijn gezicht, zijn donkere ogen, en zijn volle wenkbrauwen.
Ik werk inmiddels 15 jaar in de stad Utrecht en ik ben vooral in het begin van mijn periode in de stad Utrecht, toen ik in wijkteam [naam wijk] werkte, veelvuldig met [verdachte] in aanraking gekomen. Ik heb hem toen meerdere malen staande gehouden waarbij hij mij ook regelmatig zijn identiteitsbewijs heeft getoond.
De laatste jaren heb ik niets met [verdachte] te maken gehad maar desondanks herken ik hem voor de volle 100%.
Op 23 december 2015 is door [verbalisant 2] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt.
Blijkens de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) bleek mij, verbalisant dat op het op het adres [adres 2] te [woonplaats 1] de ouders wonen van verdachte [verdachte] .
Voorts stelde ik een onderzoek in naar de naam [voorletter] [T (achternaam)] .
Uit het systeem Basis Voorziening Handhaving en het GBA bleek mij, verbalisant dat [verdachte] een relatie heeft gehad met [.....] [T (achternaam)] . Uit deze relatie is een zoon geboren: [J] .
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 september 2019
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in het verleden te maken heeft gehad met verbalisant [verbalisant 1].
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 september 2015 een laptop heeft weggenomen uit [naam hotel] , die toebehoorde aan [G] (huurder kamer 1), en dat hij op 4 oktober 2015 heeft geprobeerd om goederen weg te nemen uit [naam hotel] .
Van zowel de diefstal op 28 september 2015 als van de poging op 4 oktober 2015 zijn camerabeelden beschikbaar. Op de kleurenbeelden van 28 september 2015 is een persoon te zien, die met behulp van een sleutel de deur van kamer 1 opent, naar binnen gaat en daarna weer naar buiten komt met een wit voorwerp onder zijn armen, met daaraan witte draden/snoeren. [H] herkent de man mogelijk als degene die op 2 september 2015 en op
9 september 2015 een kamer bij haar heeft geboekt, de persoon die daarbij de naam van verdachte, het adres van zijn ouders en de achternaam van de moeder van zijn zoon heeft gebruikt. Hoewel [H] de man slechts twee keer eerder heeft gezien, acht de rechtbank deze herkenning betrouwbaar, omdat [H] daarover specifiek heeft verklaard dat zij het opvallend vond dat de man zo dichtbij woonde en toch in [naam hotel] wilde overnachten. Dat bij deze boekingen identiteitsfraude is gepleegd, zoals verdachte stelt, is niet aannemelijk geworden.
Op de camerabeelden van 4 oktober 2015 is een persoon te zien, die met behulp van een sleutel een van de kamerdeuren opent en even later weer naar buiten komt. [H] vermoedt dat de persoon die op de beelden van 4 oktober 2015 is te zien, dezelfde persoon is als die te zien is op de camerabeelden van 28 september 2015. Ook is dit volgens haar niet de persoon aan wie op dat moment de enige kamer in het hotel is verhuurd. Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden bekeken van zowel 28 september 2015 als van 4 oktober 2015. Hij heeft verklaard dat de persoon die op de camerabeelden is te zien, een en dezelfde persoon is. Deze persoon wordt vervolgens door verbalisant [verbalisant 1] herkend als verdachte. Dat verbalisant [verbalisant 1] de laatste jaren geen contact meer met verdachte heeft gehad, is voor de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de door hem gedane herkenning. Verbalisant [verbalisant 1] verklaart verdachte voor de volle 100% te herkennen en hij verklaart aan welke gezichtskenmerken hij verdachte herkent. Uit de verklaring van [verbalisant 1] blijkt dat hij in het verleden meerdere malen met verdachte in contact is gekomen, hetgeen door verdachte ter zitting is bevestigd. De rechtbank vindt de herkenning door [verbalisant 1] daarom voldoende betrouwbaar.
De rechtbank is van oordeel dat het verdachte is die te zien is op de beelden van 28 september 2015 en op de beelden van 4 oktober 2015. Op beide dagen gaat hij met een sleutel een kamer bij B&B [naam hotel] binnen, waarbij hij op 28 september 2015 een laptop heeft weggenomen. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 4, derde gedachtestreepje, ten laste gelegde diefstal en de onder feit 5 tenlastegelegde poging tot diefstal.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte op 10 september 2015 goederen heeft weggenomen uit [naam hotel] . Verdachte ontkent die dag in [naam hotel] te zijn geweest en verdachte is die dag niet door iemand gezien in [naam hotel] . Dat volgens de eigenaresse verdachte de dag daarvoor in [naam hotel] heeft overnacht, is onvoldoende voor de conclusie dat verdachte dus op 10 september 2015 ook de twee diefstallen heeft gepleegd. Dat de werkwijze zou overeenkomen met de later gepleegde diefstallen, wil nog niet zeggen dat het verdachte is geweest die deze diefstallen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dus hiervan vrijspreken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman is verdachte, zoals hij ook bij de politie heeft verklaard, in de woning geweest en heeft hij een iPad weggenomen. Er is geen sprake van braak, nu verdachte door een raam dat al open stond de woning binnen is gegaan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op basis van de hierna weer te geven bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte op 26 september 2015 door middel van braak uit de woning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats 1] een aantal goederen heeft weggenomen.
Op 27 september 2015 heeft [K] aangifte gedaan van diefstal uit woning.
Hij deed aangifte namens de benadeelde [L] . Ik ben eigenaar en bewoner van de eengezinswoning, gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats 1] . Ik woon hier samen met [L]. Op zondag 27 september 2015 omstreeks 10.00 uur kwamen wij thuis. Ik zag dat er in de woonkamer een grijze baksteen op de vloer lag. Ik zag dat in de woonkamer mijn 3 Kef speakers, waren weggenomen. Uit de kastlade zijn mijn zonnebril, paspoort en 2 tegoedbonnen gestolen. Verder zag ik dat er in de gang naar de opkamer en de opkamer zelf de volgende goederen waren weggenomen:
- 2 hardloop horloges
- bruin lederen aktetas met daarin de laptop
- 2 fietssleutels, van de fiets zelf en het kettingslot.
Verder de handtas van [voornaam van L] met daarin haar portemonnee met o.a. haar rijbewijs, 2 bankpassen, tankpas, huissleutel en 300 euro. Boven in de slaapkamer zag ik dat mijn Ipad van het bed was gestolen.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 september 2019
Het raam van de woning stond open en uit nieuwsgierigheid ben ik naar binnen geklommen. Er waren al spullen overhoop gehaald. Ik heb alleen de iPad meegenomen en ben daarna weer vertrokken.
Overweging van de rechtbank
Uit de aangifte blijkt dat er een baksteen door de ruit van de woonkamer aan de [adres 1] te [woonplaats 1] is gegooid en dat vervolgens uit de woning meerdere goederen zijn meegenomen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat niet híj, maar anderen de ruit hebben ingegooid en, met uitzondering van de iPad, de overige in de aangifte genoemde goederen hebben meegenomen, niet aannemelijk. De rechtbank gaat aan dit scenario dan ook voorbij. De rechtbank is van oordeel dat het verdachte is geweest die op 26 september 2015 een baksteen door de ruit van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] heeft gegooid en dat het verdachte is geweest die de goederen zoals in de aangifte staan heeft weggenomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 oktober 2015 uit de woning aan de [adres 4] te [woonplaats 1] twee laptops, een telefoon en een paraplu heeft weggenomen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte heeft bekend één laptop te hebben weggenomen, zodat het ten laste gelegde overeenkomstig bewezen kan worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde op grond van het navolgende.
Op 23 oktober 2015 heeft [M] aangifte van diefstal gedaan.
Ik, verbalisant, [verbalisant 3] verklaar het volgende: Op vrijdag 23 oktober 2015 kwam ik ter plaats van het misdrijf op de locatie [adres 4] , [postcode 2] [woonplaats 1] , bij een persoon die mij opgaf te zijn [M] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende. Op 23 oktober 2015 heb ik mijn woning verlaten.
Toen ik de woning binnen ging, zag ik dat er diverse goederen weggenomen waren. Vanaf het dressoir in mijn slaapkamer is een MacBook Air weggenomen. Vanuit de hal, links naast de toiletdeur, is mijn laptoptas weggenomen. Hierin zat een zwarte Dell laptop, een laptop lader, een zwarte iPhone 4S, en een zwarte stormparaplu van het merk SENZ.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 september 2019
Het zou best kunnen dat ik twee laptops en een telefoon heb meegenomen.
Overweging van de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat het best zou kunnen dat hij twee laptops en een telefoon uit de woning aan de [adres 4] te [woonplaats 1] heeft meegenomen, maar dat hij geen stormparaplu heeft gestolen. De aangever heeft echter verklaard dat naast twee laptops en een zwarte iPhone ook een stormparaplu is weggenomen en de rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen. Door verdachte is voor het verdwijnen van de stormparaplu geen alternatieve verklaring gegeven, terwijl de verklaring van verdachte ter zitting er blijk van geeft dat hij zich niet exact kan herinneren wat hij uit de woning heeft weggenomen. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit 7 daarom wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich op 23 december 2015 heeft schuldig gemaakt aan een diefstal.
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman dient verdachte te worden vrijgesproken van dit feit. De huurovereenkomsten van de twee auto’s staan beide op naam van een ex-partner van verdachte. Op beide huurovereenkomsten staan bij de tweede bestuurder de personalia ingevuld van een en dezelfde persoon. De politie heeft naar die persoon geen onderzoek gedaan. Met de verklaringen van de beide ex-partners moet behoedzaam worden omgegaan, nu de voorhanden zijnde gegevens ook voor hen belastend zijn. Het beeldmateriaal is van onvoldoende kwaliteit om tot een duidelijke herkenning te komen. Van belang is verder dat wordt gesproken van overeenkomstige gezichtskenmerken, maar dat die kenmerken vervolgens niet worden beschreven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het hierna weer te geven bewijs wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte samen met anderen op 23 december 2015 te [vestigingsplaats 2] uit opslagbox [nummeraanduiding 3] van het bedrijf [bedrijfsnaam 1] meerdere pakken babypoeder heeft weggenomen.
Op 24 december 2015 doet [N] namens [bedrijfsnaam 1] [vestigingsplaats 2] aangifte van diefstal.
Op donderdag 24 december 2015 kwam ik ter plaatse van het misdrijf op de locatie [adres 5] , [postcode 3] [vestigingsplaats 2] , bij een persoon die mij opgaf te zijn: [N] . Hij deed aangifte namens de benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] en verklaart het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen woensdag 23 december 2015 te 18:11 uur en donderdag 24 december 2015 te 06:15 uur: ik ben namens de benadeelde partij gerechtigd tot het doen van aangifte. Personen die een opslagbox gehuurd hebben kunnen het terrein opkomen door middel van een code voor het toegangshek.
De daders hebben een code bij het toegangshek ingevoerd. Ik zag dat deze code bij de naam [F] hoorde. Dit is een vrouw die ook een opslagbox bij ons huurt. De daders zijn toen het buitenterrein opgereden en door gereden naar de roldeur.
Omdat het bedrijf nog open was ging deze roldeur open. De daders zijn doorgereden
naar opslag box nummer [nummeraanduiding 3] . Deze hebben zij opengebroken. Hierna zijn zij dezelfde
weg terug gereden. Via de roldeur en het toegangshek.
Op 4 november 2015 heeft mevrouw [F] een opslagbox gehuurd. Zij kwam woensdag 23 december 2015 langs om de huur voor de box op te zeggen. Wij vragen iemand altijd eerst de toegangscode in te toetsen. Dit heeft [F] ook gedaan. Dit is vastgelegd op camera beeld. Op 4 november 2015 heeft meneer [O] een opslagbox gehuurd. [O] is 23 december 2015 omstreeks 18:11 uur naar zijn opslag box gegaan. Dit is vastgelegd op camera. [O] is op dezelfde dag en datum omstreeks 18:26 uur weer vertrokken.Op 24 december 2015 zijn wij de beelden gaan uitkijken. Wij zagen op camerabeeld dat een opslag box met het nummer [nummeraanduiding 3] open stond. Ik ben naar de opslag box gelopen en zag nog een aantal pakken baby poeder liggen. Wij zagen op de camera het volgende:
- 23 december 2015 omstreeks 18:44 uur kwam er een personenauto aan het toegangshek
en voerde de code van [F] in. Wij zagen dat hier een bestelbus achteraan ging.
De personenauto was voorzien van het kenteken [kenteken 1] . De bestelbus was voorzien van het kenteken [kenteken 2]
- 23 december 2015 omstreeks 18:45 uur, reden de genoemde voertuigen de roldeur door naar de opslag hal;
- De daders wisten precies waar ze moesten zijn. Zij reden direct door naar opslag box nummer [nummeraanduiding 3] ;
- De daders hebben de bestelbus voor opslag box nummer [nummeraanduiding 3] gezet;
- De daders reden op 23 december 2015 omstreeks 18:52 het terrein verlaten.
Bij de stukken van [bedrijfsnaam 1] staat de naam [F] . Op een kopie van haar rijbewijs staat de naam [F] . Dit is een en dezelfde persoon. De schade bestaat uit een verbroken roldeur van de opslag box
Op 6 januari 2016 is [O] gehoord als benadeelde.
Ik huur een opslagbox bij het bedrijf [bedrijfsnaam 1] aan de [adres 5] te [vestigingsplaats 2] . Ik huur een box voorzien van nummer [nummeraanduiding 3] . Ik had daarin pakken melkpoeder van het merk Nutrilon opgeslagen. Ik ben op 23 december 2015, omstreeks 19.00 uur voor het laatst in mijn opslagbox geweest. Ik zag toen dat de pakken Nutrilon nog in mijn opslagbox stonden.
Noot verbalisant: de precieze aantallen en soorten zijn verwerkt in de
goederenbijlage.
Op 19 januari 2016 heeft verbalisant [verbalisant 4] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt.
Op dinsdag 19 januari 2016, heb ik camerabeelden uitgekeken. Op deze beelden is een diefstal uit een opslagbox te zien. Deze opslagbox bevindt zich in een afgesloten ruimte op een afgesloten terrein aan de [adres 5] te [vestigingsplaats 2] .
Op deze camerabeelden zie ik het volgende:
- dat op 23 december 2015 te 18.52 uur een donkerkleurige personenauto, type station met daktrailers, aan komt rijden bij het toegangshek van het terrein;
- dat raam van deze auto achter de bestuurder opengaat en dat er vanaf de achterbank een uit het raam gaat hangen en zijn rechterarm naar voren uitsteekt, vermoedelijk om de toegangscode op de paal in te toetsen;
- dat dit een lichtgetinte man is met kort zwart haar met aan beide zijden zogenaamde "inhammen". Tevens heeft hij een kortgeknipte baard en snor;
- dat hierna de stationauto het terrein van [bedrijfsnaam 1] op rijdt met in zijn kielzog een donkerkleurige bestelbus en een kleine personenauto;
- de bestelbus en de kleine personenauto rijden het terrein dus op zonder een inlogcode in te toetsen. Vermoedelijk horen deze drie auto's daarom bij elkaar;
- het stilstaande beeld bij het toegangshek gericht staat op de achterzijde van de stationauto en zodoende het kenteken te lezen is, te weten [kenteken 1] . Ik zie dat het een donkerkleurige Volkswagen betreft met een trekhaak;
- de stationauto enkele meters naar voren rijdt waarna de bestelbus achter de stationauto en voor opslagboxnummer [nummeraanduiding 3] tot stilstand komt;
- er personen uit beide auto's stappen, onduidelijk hoeveel;
- het rolluik van opslagboxnummer [nummeraanduiding 3] openstaat en deze personen tot 23 december 2015 19.02 uur heen en weer lopen tussen deze opslagbox en de bestelbus. Ik zie dat zij bij opslagboxnummer [nummeraanduiding 3] naar binnen lopen.
Op 18 januari 2016 heeft verbalisant [verbalisant 4] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt.
Huurder van Volkswagen Passat voorzien van kenteken [kenteken 1] tussen 23 december 2015
17:00 uur en 24 december 2015 06:15 uur: [P] , [voornaam van P] , geboren [geboortedatum 2] 1991 te [geboorteplaats] .
Huurder van de bestelbus voorzien van kenteken [kenteken 2] tussen 23 december 2015 7:00 uur en 24 december 2015 06:15 uur: [F] , [voornaam van F] , geboren [geboortedatum 3] te [geboorteplaats] .
Ik, verbalisant, zag dat de personalia van [F] , dezelfde waren als zijnde de personalia welke de medewerker van [bedrijfsnaam 1] mij toonde op de afgesloten huurovereen- komst.
Op 19 mei 2016 heeft verbalisant [verbalisant 6] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt.
Ik heb op woensdag 30 maart 2016 telefonisch contact met [F] opgenomen. Ik hoorde dat [F] mij verklaarde dat:
- zij de bus en de box bij de [bedrijfsnaam 1] in [vestigingsplaats 2] had gehuurd voor haar ex vriend
[.] [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] -1989;
Ik heb de beelden bekeken, die door de beveiligingscamera van de [bedrijfsnaam 1] waren gemaakt. Ik zag dat de verdachte, die op de camerabeelden te zien is als de verdachte die uit het raam van de donkerkleurige personenauto hangt om vermoedelijk de code in te toetsen bij
het toegangshek, overeenkomstige gezichtskenmerken heeft als [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] 1986.
Op 18 november 2017 is [P] als verdachte gehoord en zij heeft het volgende verklaard:
V: Jij wordt verdacht van verduistering van een gehuurde personenauto van het merk Volkswagen, type Passat, kleur: zwart, voorzien van het kenteken: [kenteken 1] . Wat kun jij daarover verklaren?
A: Ik had in 2015 een vriend van Marokkaanse komaf. Hij heet [verdachte] . Hij kwam op een dag naar mij toe. Hij vroeg vervolgens of wij een weekend weg zouden gaan met zijn zoontje en of we daarbij een auto zouden huren. Ik heb de auto gehuurd en de sleutels in ontvangst genomen.
V: Op de camerabeelden gemaakt door de beveiligingscamera's van [bedrijfsnaam 1] is een man te zien, waarvan wij jou nu een foto laten zien. Wie is deze man?
A: Dat is [voornaam van verdachte] . En dat is ook de auto. Hij heeft een soort eiland op zijn hoofd met krulletjes. Ik herken hem aan zijn gezicht. Ik herken hem 100 %. Dit is [voornaam van verdachte] , dit is mijn vriend geweest.
Overweging van de rechtbank
Verdachte ontkent zijn betrokkenheid bij de op 23 december 2015 gepleegde inbraak. Daar staat echter tegenover dat twee ex-partners van verdachte ieder afzonderlijk van elkaar verklaren dat zij op verzoek van verdachte een auto en een bestelbus voor hem hebben gehuurd. [F] verklaart dat zij op verzoek van verdachte ook een opslagbox bij het bedrijf [bedrijfsnaam 1] in Amersfoort heeft gehuurd. Zowel de voor verdachte gehuurde bestelbus als de voor verdachte gehuurde auto zijn gebruikt bij de inbraak op 23 december 2015. Daarnaast zijn er camerabeelden voorhanden waarop de persoon te zien is, die met de toegangscode van [F] , op 23 december 2015 het terrein van [bedrijfsnaam 1] oprijdt.
[P] is er 100% van overtuigd dat de persoon die de code intoetst verdachte is, terwijl verbalisant [verbalisant 6] verklaart dat de persoon die op de beelden te zien is overeenkomstige gezichtskenmerken als verdachte heeft.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is die op 23 december 2015 de toegangscode voor het terrein voor [bedrijfsnaam 1] intoetst, en dat het verdachte is die vervolgens samen met anderen de diefstal pleegt uit opslagbox [nummeraanduiding 3] . De rechtbank vindt feit 8 daarom wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Er ligt alleen de aangifte van [Q] , waaraan een aantal bijlagen zijn toegevoegd. Verder is er geen bewijs. De feitelijke bedreiging door verdachte zou telefonisch hebben plaatsgevonden en daar is geen bewijs van voorhanden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat dat verdachte [Q] telefonisch heeft bedreigd om haar te dwingen om geld over te maken, nog daargelaten dat het dreigen met het plaatsen van een filmpje op internet niet valt te kwalificeren als bedreiging
met smaadschrift. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich op 20 mei 2019 schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Omdat verdachte het feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit, kan worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 4 september 2019;
- het proces-verbaal van aangifte van [A] van 20 mei 2019;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 20 mei 2019.