ECLI:NL:RBMNE:2019:4328

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
652664-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/652664-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 september 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.M. Hoogenraad, advocaat te Zoetermeer, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 31 augustus 2018 te Almere samen met één of meer anderen met geweld en/of bedreiging met geweld kledingstukken en een mobiele telefoon van [slachtoffer] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde en daartoe aangevoerd dat verdachte niet wist van een van tevoren gemaakte afspraak, dat ook niet is te zien dat hij aangever opwacht en evenmin dat hij met aangever in de lift stapt. Er is geen bewijs dat verdachte aangever heeft vastgehouden, zijn telefoon vast heeft gehad of zijn vest heeft afgepakt. Dat vest kreeg verdachte in zijn handen gedrukt en heeft hij niet weggenomen. Verdachte herkent zichzelf niet op de camerabeelden, de printscreens daarvan zijn vaag en de verdachten passen allemaal in elkaars signalement.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer] heeft als volgt verklaard. Op 31 augustus 2018 had hij afgesproken met zijn vriend [A] . [A] zei tegen hem dat hij kleding op moest halen bij de [straatnaam] [nummeraanduiding] in [woonplaats] waar hij met een vriend had afgesproken. [slachtoffer] is samen met [A] naar dat adres gegaan en vervolgens met [A] en de jongen met wie [A] had afgesproken in de lift gaan staan. [slachtoffer] zag daarna een stuk of zes jongens uit een halletje naast de liftdeur komen die allemaal op [A] afrenden. [A] is daarop weggerend en [slachtoffer] ook. Er kwamen nog meer gasten aan die van buiten kwamen, waar een deur is naar de schuren. Buiten waren een aantal jongens aan het filmen. Hij hoorde hen roepen “ [afkorting] !” en “Kijk hoe jullie mannen wegrennen!”. [afkorting] staat voor [......] , de buurt waar die jongens wonen. [voornaam van A] en hij renden in eerste instantie samen weg, maar door een bocht moest [slachtoffer] afremmen waardoor één van de jongens hem vast kon pakken. Er kwam een tweede jongen bij die hem ook vasthield. Beide jongens hebben zijn zakken doorzocht, zijn telefoon uit zijn broekzak gepakt en zijn vest uitgetrokken. Daarna heeft [slachtoffer] zich losgerukt en is hij weggerend. [2]
[A] heeft verklaard dat hij samen met [voornaam van slachtoffer] omstreeks 16.00 uur naar de [straatnaam] [nummeraanduiding] ging om een broek op te halen bij [voornaam van B] (de rechtbank begrijpt: [B] ) die hem via Snap had laten weten dat hij een Nike broek voor hem had. Samen met [voornaam van slachtoffer] en [voornaam van B] ging hij de lift in. Een paar seconden later zag hij dat een jongen genaamd [voornaam van C] (de rechtbank begrijpt: [C] ), met wie hij ruzie heeft, ook in de lift kwam. Hij zag eerst dat alleen [voornaam van C] erbij kwam, maar daarna dat uit een deur rechts van de portiek nog meer jongens kwamen. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij uit het raam van zijn woning keek en een groep jongens om een andere jongen heen zag staan. Hij zag dat het slachtoffer van achteren werd vastgehouden en dat één van de jongens samen met een andere jongen hardhandig kleding van het slachtoffer aftrok. Het slachtoffer wist zich los te trekken en rende weg. De groep liep verder richting station Oostvaarders. [4]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat één van de jongens het slachtoffer bij zijn nek vastgreep en dat de andere jongens in de broekzakken van het slachtoffer voelden en daar een zwarte telefoon uitpakten. Zij hoorde hen zeggen: “Wat heb je?” en: “Wat heb je nog meer?”. Eén van de jongens trok het shirt van het slachtoffer uit waarna hij in zijn blote bovenlijf stond. [5]
Op de camerabeelden van het appartementencomplex aan de [straatnaam] van 31 augustus 2018 is te zien dat zeven verdachten, namelijk [C] , [D] , [E] , [F] , [verdachte] , [G] en [H] , gezamenlijk aan komen lopen bij het appartementencomplex. Medeverdachte [B] opent voor hen van binnenuit de toegangsdeur. Vervolgens verdwijnen de zeven verdachten door een inpandige deur naar de berging en wordt de deur gesloten. [B] blijft alleen achter in de hal. Hij wacht in de hal en opent even later de toegangsdeur voor [A] . [A] wenkt naar een persoon en kort daarop komt [slachtoffer] aan fietsen en loopt ook naar binnen. [slachtoffer] , [A] en [B] stappen in de lift. De deur die naar de berging leidt, gaat open en [C] , [F] en [D] lopen naar de lift. [A] verlaat na enkele ogenblikken de lift en [C] , [F] en [D] volgen hem op zeer korte afstand. De deur van de inpandige berging die uitkomt aan de buitenzijde van het complex gaat open en [H] en [verdachte] komen naar buiten en lopen in een rechte lijn op [A] af. [A] rent weg en op datzelfde ogenblik rent ook [slachtoffer] weg. De achtervolging op beiden wordt direct ingezet door [C] , [D] , [E] , [F] , [verdachte] , [G] en [H] en enkele seconden later ook door [B] . Op de camerabeelden die zicht geven op de voorzijde van het complex is te zien dat [A] door het beeld rent, direct gevolgd door [slachtoffer] . [verdachte] rent direct achter [slachtoffer] aan, haalt hem in en pakt hem vast bij zijn kleding en dwingt hem zo vaart te minderen. [verdachte] wordt herkend aan zijn kleding en aan de plastic boodschappentas van het merk [.] die hij voortdurend bij zich draagt. Vervolgens rennen de overige zes verdachten door het beeld. Enige tijd daarna komen alle acht verdachten in beeld, maar nu vanaf de linkerkant. [6]
Nadat de politie die dag omstreeks 16.10 uur de melding kreeg dat een beroving had plaatsgevonden en dat de verdachten richting het station Oostvaarders liepen, troffen zij aan het einde van een perron op dit station zeven personen aan die voldeden aan de opgegeven signalementen. Eén van deze verdachten betrof [verdachte] . [7] Onderin de [.] -tas die [verdachte] bij zich droeg, onder verschillende opgevouwen kledingstukken, werd het van aangever gestolen vest aangetroffen. [8]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen. Op de camerabeelden is verdachte door verbalisant herkend en de rechtbank heeft, na het bekijken van de beelden ter terechtzitting, geen aanleiding om aan deze herkenning te twijfelen. Op deze beelden is te zien dat verdachte vanuit de deur die naar de schuurtjes leidt naar buiten kwam, samen met anderen achter [slachtoffer] is aangerend, hem bij zijn kleding vast heeft gepakt en hem zo heeft gedwongen vaart te minderen. Vervolgens is [slachtoffer] vastgehouden, zijn diens zakken doorzocht en zijn de telefoon en het vest van [slachtoffer] afgepakt. Verdachte maakte dus direct deel uit van de groep verdachten die aangever met geweld en bedreiging met geweld heeft bestolen en heeft daar een actieve rol in gehad. Het dossier geeft geen enkel aanknopingspunt voor de lezing van verdachte dat hij de ruzie heeft gesust. Dat verdachte het vest van aangever in zijn handen kreeg gedrukt en verder niets met de diefstal van doen heeft, vindt de rechtbank, in het licht van voornoemde bewijsmiddelen, allesbehalve geloofwaardig.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 31 augustus 2018 te Almere tezamen en in vereniging met anderen, een kledingstuk en een mobiele telefoon, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
- een dreigende situatie voor die [slachtoffer] te creëren door die [slachtoffer] in een kleine ruimte als groep te overrompelen en daarbij te roepen " [afkorting] !" en "Kijk hoe jullie mannen wegrennen!" en door deze situatie continu te filmen en
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en
- die [slachtoffer] vast te grijpen en vastgegrepen te houden en
- de telefoon van die [slachtoffer] uit zijn broekzak te pakken en
- het roepen van "Wat heb je?" en "Wat heb je nog meer?" en
- het vest van die [slachtoffer] van zijn lichaam te trekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden met als bijzondere voorwaarden 1) ITB Harde Kern, 2) het meewerken aan dagbesteding, 3) het meewerken met de [naam instelling] (de kamertraining) en 4) toezicht op de financiën van verdachte door middel van budgetbeheer en/of een coach en/of het toewerken naar bewindvoering vanaf zijn achttiende levensjaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van tachtig uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft subsidiair verzocht aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie met de maatregel Toezicht en Begeleiding op te leggen. Verdachte is gemotiveerd voor kamertraining en voor school. ITB Harde Kern zegt hij niet nodig te hebben.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een straatroof. Het motief voor deze straatroof lag kennelijk in een ruzie tussen twee rapgroepen, waarbij één van de slachtoffers deel uitmaakte van de ene rapgroep en (een deel van) de verdachten van de andere rapgroep. Door de verdachten is geweld gebruikt en is gedreigd met geweld. Er waren in totaal acht verdachten bij de straatroof betrokken, zodat zij een overgrote meerderheid vormden ten opzichte van het slachtoffer, die alleen maar met zijn vriend [A] was meegekomen en niet direct bij de hiervoor genoemde ruzie betrokken lijkt te zijn. Zij hebben hem in de lift en hal van een appartementencomplex overrompeld, zijn achter hem aangerend en hebben hem vastgepakt, zijn telefoon uit zijn broekzak gepakt en zijn vest van hem afgerukt, waarna het slachtoffer met ontbloot bovenlijf is weggerend. Nadien heeft één van de verdachten, in aanwezigheid van verdachte [verdachte] , de banden van de fiets van het slachtoffer lek gestoken. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij met zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en bij hem gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt. Bovendien heeft verdachte geen respect getoond voor de eigendommen van een ander. Hoewel het verdachte vrijstaat zich op zijn zwijgrecht te beroepen of te ontkennen, heeft hij daarmee tegelijk getoond geen verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 23 juli 2019 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat hij op 20 september 2018 is veroordeeld voor een tweetal vermogensdelicten. De rechtbank zou deze recidive als strafverzwarende omstandigheid kunnen meewegen, maar zal dat, vanwege de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, niet doen.
Uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 mei 2019 blijkt dat het gevaar voor herhaling groot is en dat er zorgen zijn op meerdere gebieden. Verdachte liep in een schorsing van de voorlopige hechtenis en heeft de voorwaarden daarin al eens overtreden. Verdachte heeft duidelijkheid en controle nodig om zich aan de voorwaarden te houden. De Raad acht een forse werkstraf op zijn plaats en een voorwaardelijke jeugddetentie bij wijze van stok achter de deur. Ter terechtzitting is door [I] , zittingsvertegenwoordiger van de Raad, in aanvulling op het rapport verklaard dat de Raad als bijzondere voorwaarden adviseert: de maatregel Toezicht en Begeleiding waarvan de eerste zes maanden bestaan uit ITB Harde Kern, het meewerken aan dagbesteding in de vorm van werk en/of school en begeleiding door de [naam instelling] .
Uit het rapport van Samen Veilig Midden-Nederland van 9 mei 2019 volgt dat verdachte opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen sinds hij de behandelinstelling heeft verlaten en terug is gekeerd naar zijn oude opvoedomgeving. Door jeugdreclasseringsmedewerker [J] is ter terechtzitting verklaard dat verdachte het goed doet op het moment dat hem een strak kader wordt geboden, maar dat hij in zijn oude gedrag terugvalt als die structuur er niet is. Het gaat de laatste tijd niet goed met verdachte, hij houdt zich niet of nauwelijks aan regels en afspraken. Er is veel aan gedaan om een passende woonplek voor verdachte te vinden, maar hij kwam niet opdagen op het moment dat hij daar terecht kon. De begeleiders zijn ook niet tevreden over zijn verblijf bij hen en de jeugdreclassering heeft van school dezelfde berichten ontvangen. De stage van verdachte is stopgezet en er is aangifte gedaan tegen verdachte. Verdachte kan kennelijk niet met vrijheid omgaan. Het is een kwetsbare jongen met een benedengemiddelde intelligentie die zichzelf overschat en daardoor in de problemen komt. Ook Save adviseert om aan verdachte een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
De straf
De rechtbank heeft voor het bepalen van de straf gelet op de oriëntatiepunten die door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld. Bij een straatroof geldt als vertrekpunt een taakstraf vanaf 60 uren dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie (dat wil zeggen: jeugddetentie van één maand). Daarbij wordt uitgegaan van een verdachte die de straatroof alleen heeft gepleegd en niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Als strafverzwarende omstandigheid wordt meegewogen dat verdachte het feit niet alleen heeft gepleegd, maar samen met anderen in een georganiseerd verband. Verdachte was niet de initiator, maar is wel heel gemakkelijk meegegaan met de groep. Een jeugddetentie van één maand is daarom passend en geboden. Om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal plegen, zal deze jeugddetentie geheel voorwaardelijk worden opgelegd. Gelet op de rapportages en verklaringen van de deskundigen ter terechtzitting waaruit volgt dat verdachte gebaat is bij een strak kader, zullen aan deze voorwaardelijke staf de door de Raad geadviseerde voorwaarden worden verbonden, namelijk 1) de maatregel Toezicht en Begeleiding met ITB Harde Kern voor de eerste zes maanden, 2) het meewerken aan dagbesteding in de vorm van school en/of werk en 3) het meewerken met de [naam instelling] . Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om op enigerlei wijze toezicht te laten houden op de financiën van verdachte nu uit de rapportages niet volgt dat dit een criminogene factor is. De rechtbank vindt daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van zestig uren passend.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
1 (één) maand;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, waarvan de eerste zes maanden zullen bestaan uit de maatregel ITB Harde Kern, zal melden bij Samen Veilig Midden-Nederland op het adres [adres 2] te [plaatsnaam] en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal blijven melden, zo frequent en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan het verkrijgen en/of behouden van dagbesteding in de vorm van werk en/of school;
* zal meewerken met de [naam instelling] of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag)programma dat deze instelling in overleg met de jeugdreclassering heeft opgesteld zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van
60 (zestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de datum waarop het vonnis onherroepelijk is.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. R.B. Eigeman en A. Wilken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 september 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere kledingstukken en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een dreigende situatie voor die [slachtoffer] te creëren door die [slachtoffer] in een kleine ruimte als groep te overrompelen en/of daarbij te roepen " [afkorting] !" en/of "Kijk hoe jullie mannen wegrennen!" en/of door deze situatie continu te filmen en/of
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en/of
- die [slachtoffer] vast te grijpen en/of vastgegrepen te houden en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] uit zijn broekzak te pakken en/of
- het roepen van "Wat heb je?" en/of "Wat heb je nog meer?" en/of
- het vest van die [slachtoffer] van zijn lichaam te trekken/rukken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 december 2018, genummerd 2018252911, 2018252937, 2018252975 en 2018357305, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 433. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 35 en 36.
3.Pagina 32 en 33.
4.Pagina 47 en 48.
5.Pagina 54.
6.Pagina 373 t/m 375.
7.Pagina 59 en 60.
8.Pagina 105.