14.3De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder zich, onder verwijzing naar de PRV, in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met het beperken van omschakeling van grondgebonden naar gedeeltelijk niet-grondgebonden veehouderij een provinciaal belang wordt gediend. De ontwikkeling waarvoor de omgevingsvergunning is gevraagd is daarmee in strijd.
Noodzaak reactieve aanwijzing
15. De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het geven van een aanwijzing door verweerder noodzakelijk was. Eisers voeren aan dat dit niet het geval is.
16. Het geven van een reactieve aanwijzing is een bevoegdheid, waarbij verweerder een zorgvuldige afweging moet maken van de betrokken belangen. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende blijk geeft van deze belangenafweging. Het besluit bevat enkel de algemene zinsnede dat “moet worden gemotiveerd welke feiten, omstandigheden en overwegingen de provincie ervan weerhouden om het betrokken provinciale belang met inzet van andere bevoegdheden te beschermen”, zonder dat daaraan vervolgens een concrete invulling wordt gegeven. Dit is een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek in verweerders besluitvorming.
17. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat zij in een vroeg stadium tevergeefs meerdere pogingen hebben gedaan om deze ontwikkeling tegen te gaan. In gesprekken op ambtelijk en op bestuurlijk niveau is uitleg gegeven over het provinciaal beleid en over hoe dat zich verhoudt tot dit initiatief. In die gesprekken heeft verweerder ook gezegd dat zij zich geroepen voelt om in de vervolgprocedure een reactieve aanwijzing te geven, als de besluitvorming toch wordt doorgezet. Desondanks heeft het college van B en W de omgevingsvergunning verleend.
18. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op deze toelichting, alsnog toereikend heeft onderbouwd dat het geven van een reactieve aanwijzing gelet op de betrokken belangen in dit geval noodzakelijk was. Daarbij betrekt de rechtbank dat de reactieve aanwijzing is gegeven met het oogmerk van handhaving van algemene regels uit de PRV, die het college van B en W bij een omgevingsvergunning tot afwijken van het bestemmingsplan in acht moet nemen. Provinciale staten hebben het met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk geacht om artikel 2.1, derde lid, in de PRV op te nemen, ter voorkoming van omschakeling naar niet-grondgebonden veehouderij. Er is geen reden om aan te nemen dat eisers door deze late motivering van verweerder zijn benadeeld of dat verweerder een ander besluit zou hebben genomen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om het gebrek in de besluitvorming met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht te passeren. Wel zal de rechtbank overgaan tot een proceskostenveroordeling.
19. De rechtbank is gelet op zij hiervoor heeft overwogen van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat provinciale belangen het geven van een reactieve aanwijzing met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Dat de gemeente een eigen ruimtelijk beleid voert, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank moet in deze procedure namelijk toetsen aan het geldende provinciale beleid. Ook het feit dat in het verleden aan eiseres 1 een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 is verleend of dat de ontwikkeling op basis van het voormalige Reconstructieplan wel mogelijk zou zijn geweest, leidt niet tot een ander oordeel. Zoals de rechtbank hiervoor ook al heeft overwogen, is de omstandigheid dat het in deze zaak gaat over het biologisch houden van varkens niet relevant, omdat het provinciaal beleid geen onderscheid maakt tussen reguliere of biologische veehouderijen.
20. De beroepen zijn ongegrond.
21. De rechtbank merkt met betrekking tot de gevolgen van deze uitspraak het volgende op. Nu de rechtbank tot het oordeel komt dat verweerder in redelijkheid een reactieve aanwijzing heeft kunnen geven, moet de omgevingsvergunning van 6 februari 2018 worden geacht in zijn geheel niet te zijn bekend gemaakt. Deze is dan ook niet in werking getreden. Tegen het besluit tot verlenen van de omgevingsvergunning stond dus ook geen rechtsmiddel open.
22. De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling en bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoed.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres 1 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).
Het is de rechtbank niet gebleken van door het college van B & W gemaakte proceskosten.