ECLI:NL:RBMNE:2019:4286

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2019
Publicatiedatum
13 september 2019
Zaaknummer
UTR 19/1253
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering en intrekking van een verklaring van geen bezwaar in het kader van een veiligheidsonderzoek bij de Nationale Politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam bij de Nationale Politie, en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eiseres had een verklaring van geen bezwaar (vgb) nodig voor een vertrouwensfunctie, maar deze werd geweigerd en eerder afgegeven vgb ingetrokken op basis van een veiligheidsonderzoek uitgevoerd door de AIVD. Het onderzoek toonde aan dat eiseres privé zoekslagen had gedaan in interne systemen en dat er onvoldoende informatie was over de strafrechtelijke veroordeling van haar partner. Eiseres was het niet eens met de besluiten van de minister en heeft hiertegen bezwaar en beroep aangetekend.

De rechtbank oordeelde dat de minister de vgb terecht had geweigerd en ingetrokken. De rechtbank vond dat er onvoldoende waarborgen waren dat eiseres haar vertrouwensfunctie naar behoren zou vervullen, mede door de onduidelijkheid over de achtergrond van haar partner. Eiseres had niet volledig openheid van zaken gegeven over de veroordeling van haar partner en had onterecht zoekslagen gedaan naar haar partner en haar dochter. De rechtbank concludeerde dat de minister in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had gemaakt om de vgb te weigeren en in te trekken, waarbij het algemene belang van nationale veiligheid zwaarder woog dan de persoonlijke belangen van eiseres.

Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de strikte eisen die gelden voor vertrouwensfuncties binnen de politie en de noodzaak van integriteit en transparantie in dergelijke posities.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1253

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Bakker),
en

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder

(gemachtigde: mr. R.Z.J. Coret).

Inleiding

1. Eiseres is in dienst bij de Nationale Politie (verder: de politie). Vanaf
1 januari 2013 heeft zij gewerkt in de functie van [functie 1] . Zij heeft in 2017 gesolliciteerd naar de functie [functie 2] , met als beoogde ingangsdatum 21 augustus 2017. Om voor deze vertrouwensfunctie in aanmerking te komen, heeft zij een zogenaamde ‘verklaring van geen bezwaar’ (verder: vgb) nodig. Een vgb wordt op basis van een veiligheidsonderzoek afgegeven. De politie heeft, met instemming van eiseres, opdracht gegeven tot een dergelijk veiligheidsonderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (verder: AIVD).
2. De AIVD heeft een onderzoeksrapport opgesteld, gedateerd 15 januari 2018. Op basis van dit rapport heeft verweerder geconcludeerd dat er onvoldoende waarborgen zijn dat eiseres onder alle omstandigheden de verplichtingen die voortvloeien uit de vertrouwensfunctie getrouwelijk zal volbrengen. Ook heeft het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens kunnen opleveren voor een oordeel over de partner van eiseres [1] . Om die redenen heeft verweerder op 22 maart 2018 het voornemen geuit om de gevraagde vgb te weigeren en de eerder afgegeven vgb van eiseres in te trekken. Eiseres is het hiermee niet eens en heeft tegen het voornemen een zienswijze ingediend.
3. In het besluit van 7 mei 2018 heeft verweerder de vgb geweigerd en de eerder aan eiseres verleende vgb ingetrokken. Eiseres is het met dit besluit niet eens en heeft bezwaar gemaakt.
4. In het besluit van 10 januari 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Dat betekent dat de weigering en intrekking van de vgb volgens verweerder in stand kunnen blijven. Verweerder heeft hierbij het advies van de Bezwarencommissie Veiligheidsonderzoeken van 13 november 2018, onder aanvulling van de motivering, gevolgd.
5. Eiseres is het met dit besluit niet eens en heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
6. Het beroep is op 12 juli 2019 op zitting behandeld. Eiseres is samen met haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. [A] .

De beoordeling van de rechtbank

7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de vgb mogen weigeren en de eerder afgegeven vgb mogen intrekken. Verweerder heeft daar een gegronde reden voor:
-er zijn onvoldoende waarborgen aanwezig dat eiseres onder alle omstandigheden de verplichtingen die voortvloeien uit haar vertrouwensfunctie getrouwelijk zal volbrengen en
-het veiligheidsonderzoek heeft onvoldoende gegevens kunnen opleveren om een oordeel over de partner van eiseres te geven.
Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op (de conclusies uit) het onderzoek van de AIVD.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich mogen baseren op het onderzoek van de AIVD. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten om het onderzoek van de AIVD onzorgvuldig te achten. De rechtbank ziet in de stellingen van eiseres ook geen aanleiding voor het oordeel dat de (conclusies uit de) onderzoeksresultaten onjuist zijn.
9.1.
Uit het onderzoek naar eiseres, dat acht jaar terug gaat, volgt dat zij in de informatiesystemen van de politie zoekslagen heeft gedaan naar haar dochter, haar partner, het adres van haar partner en het adres van haarzelf en haar buren. Eiseres heeft dit niet betwist. Zij stelt dat deze zoekslagen geoorloofd waren, omdat ze verband hielden met de uitoefening van haar functie. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Het is evident dat haar dochter, haar partner en de adressen van haar partner, haarzelf en haar buren, de privésfeer van eiseres raken. Als er dan een aanleiding is om naar één van voornoemde personen of adressen een zoekslag te doen, mag eiseres daar niet zelf op handelen. Eiseres dient dit te melden bij haar leidinggevende. Die kan dan, als de aanleiding onderzoekswaardig is, iemand anders de opdracht geven tot het verrichten van een zoekslag. Dit volgt uit de Leidraad persoonlijke gedragingen en omstandigheden (verder: de Leidraad) en de Beroepscode politie, specifiek bijbehorend themablad ‘Omgaan met informatie’. Eiser heeft de bedoelde melding niet gedaan. Hierdoor heeft zij haar leidinggevende geen gelegenheid geboden om de kwestie van eiseres te toetsen aan de werkwijze van de Leidraad. In plaats daarvan heeft zij, in strijd dus met deze regels, zelf de zoekslagen in haar privésfeer gedaan. Zodoende heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank oneigenlijk gebruik gemaakt van de informatiesystemen van de politie. De persoonlijke reden en bedoeling die eiseres daarbij had, zijn dan niet meer van belang. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit gedrag van eiseres terecht als niet integer aangemerkt.
9.2.
Eiseres stelt dat zij haar kwestie niet heeft kunnen melden, omdat er in die bewuste periode geen leidinggevende was. De rechtbank volgt eiseres niet in deze stelling, omdat deze onvoldoende onderbouwd is. het komt de rechtbank niet aannemelijk voor dat er in de hiërarchische organisatie waarin eiseres werkzaam is, gedurende een bepaalde periode in het geheel geen directe of indirecte leidinggevende beschikbaar zou zijn geweest die eiseres had kunnen consulteren.
9.3.
Het verwijt dat eiseres gemaakt wordt, zit hem al in de enkele omstandigheid dat zij onbevoegd zoekslagen in de informatiesystemen heeft gemaakt. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt dat hiervan sprake is geweest. Haar stelling dat zij vervolgens niets met de verkregen informatie heeft gedaan, kan dan ook geen doel treffen.
9.4.
Eiseres stelt verder dat de zoekslagen haar niet kunnen worden tegengeworpen, omdat zij niet op de hoogte was van deze regels. Deze beroepsgrond faalt. Gelet op de specifieke verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functie van eiseres, acht de rechtbank het niet geloofwaardig dat zij niet op de hoogte was van de regels over die verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Verweerder heeft ter zitting afdoende toegelicht dat er ook al langere tijd is geïnvesteerd in voorlichting aan medewerkers over verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen de organisatie. De rechtbank betrekt bij haar oordeel voorts dat de Leidraad al dateert uit 2009 en laatst is gewijzigd in 2014.
Eiseres heeft ook nog gesteld dat deze regels niet kenbaar waren en dat zij niet werden gehandhaafd. Binnen de organisatie was er volgens eiseres een cultuur van oneigenlijk gebruik van informatiesystemen. Ook dit argument treft naar hert oordeel van de rechtbank geen doel. Het is immers aan eiseres zelf om in haar vertrouwensfunctie en met haar verantwoordelijkheid een eigen afweging te maken over de haar ter beschikking staande middelen en informatie. Voor zover er sprake was van een cultuur als door eiseres gesteld, dan had juist zij zich daaraan moeten onttrekken. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van
15 juli 2009 [2] .
10. Uit het onderzoek naar eiseres volgt ook dat de partner van eiseres strafrechtelijk is vervolgd en veroordeeld. Volgens verweerder heeft eiseres ten onrechte nagelaten om hiervan (volledig) melding te maken bij haar leidinggevende. De stelling van eiseres dat zij dit ook heeft gedaan, volgt de rechtbank niet. Uit de dossierstukken en de verklaring van eiseres ter zitting blijkt namelijk niet dat eiseres haar leidinggevende volledig en concreet heeft geïnformeerd over de veroordeling van haar partner. In de e-mail van 15 oktober 2018 van de heer [B] (verder: [B] ), voormalig leidinggevende van eiseres, staat dat eiseres hem heeft gemeld dat haar partner op Schiphol was aangehouden. De partner zou gesignaleerd hebben gestaan om te worden gehoord vanwege een aangifte tegen hem in het verleden. Volgens [B] had deze aangifte betrekking op diefstal/verduistering. Gelet op de e-mail van [B] heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om [B] nadere vragen te stellen. Uit deze e-mail blijkt namelijk niet dat eiseres melding had gemaakt van de specifieke gronden voor de vervolging en de uiteindelijke veroordeling van haar partner in hoger beroep tot een gevangenisstraf van 30 maanden en een geldboete van € 1,8 miljoen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres dan ook terecht tegengeworpen dat zij intern geen volledige openheid heeft gegeven over de relevante omstandigheden van haar partner.
11. Op basis van het onderzoek concludeert verweerder dat het risico bestaat dat eiseres financieel kwetsbaar is door de hoge geldboete van haar partner. Naar het oordeel van de rechtbank mag verweerder dit risico ten tijde van de weigering en intrekking meewegen. Hieraan doet niet af dat, naar zeggen van eiseres, de veroordeling nog niet onherroepelijk was. In het kader van de veiligheid dienen alle mogelijke risico’s in kaart te worden gebracht. Een mogelijke, dermate hoge geldboete dient daarbij zeker betrokken te worden. Dat eiseres financieel onafhankelijk is van haar partner, doet dat risico niet teniet. De affectieve relatie die zij met haar partner onderhoudt, maakt het niet onvoorstelbaar dat eiseres op enigerlei wijze potentieel kwetsbaar is voor chantage. De rechtbank oordeelt dat verweerder eiseres dit risico terecht heeft tegengeworpen.
12. Uit het onderzoek naar de partner van eiseres, dat vijf jaar teruggaat, volgt voorts dat hij van 18 januari 2016 tot 14 november 2016 niet ingeschreven stond in de Basisregistratie Personen. Volgens verweerder is, bij gebrek aan ander hard bewijs, een volledig onderzoek naar haar partner dan niet mogelijk. Eiseres heeft, onder verwijzing naar de verklaringen die zij in bezwaar heeft ingebracht, gesteld dat haar partner in Nederland heeft verbleven en dat een onderzoek naar hem wel degelijk mogelijk is geweest. De rechtbank volgt eiseres daarin niet. Uit de verklaringen van diverse personen volgt dat zij de partner van eiseres in de betreffende periode veelvuldig in Nederland hebben ontmoet of gezien. Dit zegt echter niets over de aard en duurzaamheid van zijn verblijf in die periode. Voorts zijn de verklaringen niet voorzien van een kopie van een identiteitsbewijs, zodat niet te verifiëren is wie de verklaringen heeft ondertekend. Ook worden de verklaringen niet ondersteund met verifieerbare bewijsstukken, zoals bankafschriften of loonstroken van de partner van eiseres. De rechtbank ziet in de verklaringen dan ook geen verifieerbaar bewijs over het verblijf van haar partner in de betreffende periode in 2016. In dit licht gaat de rechtbank voorbij aan het aanbod van eiseres om getuigen onder ede te horen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geconcludeerd dat een volledig onderzoek naar de partner van eiseres niet mogelijk is geweest.
13. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek, heeft verweerder kunnen concluderen dat er onvoldoende waarborgen zijn dat eiseres onder alle omstandigheden de verplichtingen die voortvloeien uit haar functie naar behoren zal volbrengen. Ook heeft verweerder kunnen concluderen dat het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft kunnen opleveren om een oordeel over de partner van eiseres te geven. Verweerder is dan ook bevoegd geweest de verklaringen van geen bezwaar te weigeren en in te trekken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik gemaakt. Verweerder heeft hierbij het algemene belang verkozen boven het persoonlijke belang van eiseres. Verweerder heeft daarbij minder gewicht toegekend aan de omstandigheden dat eiseres al jarenlang bij de politie heeft gewerkt en dat zij een smetteloze staat van dienst had. Dat de gevolgen van het bestreden besluit voor eiseres heel groot zijn, weegt niet op tegen de nationale veiligheid die gewaarborgd moet worden. De rechtbank vindt die afweging niet onredelijk.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
23 augustus 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Partijen kunnen hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dat kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.

Voetnoten

1.Artikel 8 en artikel 10, eerste lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken.