Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2019 in de zaak tussen
[derde-partij], te [woonplaats] , gemachtigde: mr. L.J. van Pelt.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik. De vergunninghouder had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verbouwen van een pand om twee bedrijfswoningen te creëren. Gedeputeerde Staten van Utrecht (GS) heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat zij van mening waren dat de vergunning in strijd was met artikel 2.1, onder 4, van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), die slechts één bedrijfswoning per bouwperceel toestaat.
De rechtbank oordeelde dat de omgevingsvergunning inderdaad in strijd was met de PRV. Daarnaast constateerde de rechtbank procedurele gebreken in de besluitvorming, zoals het niet toepassen van artikel 3.13 van de Wabo en de onzorgvuldige totstandkoming van de verklaring van geen bedenkingen. De rechtbank besloot echter om de procedurele gebreken niet verder te beoordelen, omdat de inhoudelijke beroepsgrond van GS slaagde. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en wees de omgevingsvergunning zelf af, omdat de PRV geen mogelijkheid biedt voor een ontheffing in dit geval.
De rechtbank concludeerde dat de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden en dat de beslissing van de rechtbank in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.