In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, en de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug. Eiser had een re-integratietraject aangeboden gekregen bij Connect, maar dit traject is afgebroken vanwege zijn gebrek aan medewerking. Vervolgens heeft verweerder eiser een nieuw re-integratietraject bij Jelloo aangeboden, maar ook hieraan heeft eiser onvoldoende medewerking verleend. Dit leidde tot de oplegging van twee maatregelen, waarbij zijn bijstandsuitkering voor een maand en later voor twee maanden werd verlaagd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze maatregelen, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard. Hij heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 juli 2019, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. Eiser stelde dat het traject bij Jelloo niet bij hem paste en dat verweerder geen maatwerk had geleverd. Verweerder betoogde echter dat eiser eerder niet had meegewerkt aan een ander traject en dat een intensief traject bij Jelloo passend was. De rechtbank oordeelde dat verweerder het recht had om eiser te verplichten mee te werken aan het traject, aangezien hij geen bezwaar had gemaakt tegen het Plan van Aanpak.
De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende medewerking had verleend aan het traject en dat de opgelegde maatregelen proportioneel waren. Eiser had geen dringende redenen aangedragen die een andere afweging rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de maatregelen terecht waren opgelegd. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na de uitspraak.