ECLI:NL:RBMNE:2019:4082

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2019
Publicatiedatum
3 september 2019
Zaaknummer
UTR 19/1622
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maatregel wegens onvoldoende medewerking aan re-integratietraject onder de Participatiewet

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, en de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug. Eiser had een re-integratietraject aangeboden gekregen bij Connect, maar dit traject is afgebroken vanwege zijn gebrek aan medewerking. Vervolgens heeft verweerder eiser een nieuw re-integratietraject bij Jelloo aangeboden, maar ook hieraan heeft eiser onvoldoende medewerking verleend. Dit leidde tot de oplegging van twee maatregelen, waarbij zijn bijstandsuitkering voor een maand en later voor twee maanden werd verlaagd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze maatregelen, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard. Hij heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 juli 2019, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. Eiser stelde dat het traject bij Jelloo niet bij hem paste en dat verweerder geen maatwerk had geleverd. Verweerder betoogde echter dat eiser eerder niet had meegewerkt aan een ander traject en dat een intensief traject bij Jelloo passend was. De rechtbank oordeelde dat verweerder het recht had om eiser te verplichten mee te werken aan het traject, aangezien hij geen bezwaar had gemaakt tegen het Plan van Aanpak.

De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende medewerking had verleend aan het traject en dat de opgelegde maatregelen proportioneel waren. Eiser had geen dringende redenen aangedragen die een andere afweging rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de maatregelen terecht waren opgelegd. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1622

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.E. van der Bent),
en

Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug, verweerder

(gemachtigde: mr. V.V. Tuchkova).

Inleiding

1. Eiser heeft per 7 september 2016 bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) ontvangen naar de norm voor een alleenstaande. Om eiser te begeleiden naar werk, heeft verweerder eiser een re-integratietraject bij Connect aangeboden. Dat traject is afgebroken, omdat eiser niet meewerkte en niet bereikbaar was.
2. Verweerder heeft eiser vervolgens een re-integratietraject bij Jelloo aangeboden. Omdat eiser hieraan onvoldoende medewerking [1] verleende, heeft verweerder eiser op
2 november 2018 een eerste maatregel [2] opgelegd. De maatregel houdt in dat de bijstand van eiser voor één maand met 100% wordt verlaagd [3] , wat erop neerkomt dat eiser één maand geen bijstand heeft ontvangen.
3. Verweerder heeft op 20 november 2018 een nieuw Plan van Aanpak opgesteld. Dat hield onder meer in dat eiser met behoud van uitkering de re-integratietraining bij Jelloo zou gaan volgen. Verweerder heeft eiser uitgenodigd voor een intakegesprek op
20 november 2018. Eiser is, zonder bericht, niet gekomen.
4. Verweerder heeft eiser opnieuw uitgenodigd voor een intakegesprek op
30 november 2018. Eiser is, zonder bericht, weer niet gekomen.
5. Volgens verweerder heeft eiser zich opnieuw niet gehouden aan zijn verplichtingen [4] , doordat hij ook niet is gekomen op de afspraken op 22 en
30 november 2018. Om die reden heeft verweerder hem in het besluit van 8 januari 2019 een tweede maatregel [5] opgelegd. De maatregel houdt in dat de bijstand van eiser voor twee maanden met 100% wordt verlaagd [6] . Eiser heeft dus twee maanden geen bijstand gekregen.
6. Eiser is het hiermee niet eens en heeft bezwaar gemaakt.
7. In het besluit van 18 maart 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De maatregel is dus in stand gebleven.
8. Eiser is het hiermee niet eens en heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
9. Het beroep is op 19 juli 2019 op zitting behandeld. Eiser is samen met zijn gemachtigde gekomen. Namens verweerder is zijn gemachtigde gekomen.

De beoordeling van de rechtbank

Moest eiser meewerken aan het traject bij Jelloo?
10. Eiser stelt in beroep dat Jelloo niet bij hem past. Volgens eiser heeft verweerder geen maatwerk geleverd. Verweerder moet hem een voorziening aanbieden die bij hem past.
11. Verweerder stelt dat eiser eerder niet heeft meegewerkt aan een re-integratietraject bij Connect. Ook heeft hij zelf geen werk kunnen vinden. Tegen deze achtergrond vindt verweerder een intensief traject bij Jelloo wel passend.
12. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het Plan van Aanpak van 20 november 2018 heeft beslist dat Jelloo voor eiser een passend traject is. Of verweerder hierbij voldoende maatwerk heeft geleverd, mag de rechtbank niet beoordelen. Het Plan van Aanpak staat namelijk los van de maatregel, waar het in deze procedure om gaat. Eiser heeft tegen het Plan van Aanpak geen bezwaar gemaakt. Hij is dan verplicht mee te werken aan wat er in dit Plan van Aanpak staat. Verweerder heeft hem hieraan mogen houden. Eiser moest dus meewerken aan het traject bij Jelloo.
Mocht verweerder eiser een maatregel opleggen?
13. Eiser stelt dat hij ervan uit is gegaan dat het traject bij Jelloo in januari 2019 zou starten. Hij heeft op 27 november 2018 aangegeven mee te willen aan het traject. Vervolgens heeft mw. [A] , klantregisseur bij verweerder, hem een e-mail gestuurd dat er op
30 november 2018 een plekje vrij was voor een intakegesprek. Als dat niet mocht lukken, zou er pas in januari 2019 weer plek vrij zou zijn. Eiser is ervan uitgegaan dat hij pas in januari 2019 op de afspraak diende te verschijnen. Het kan hem dan niet verweten worden, dat hij 30 november 2018 niet op de afspraak is gekomen.
14. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende medewerking heeft gegeven aan het traject bij Jelloo. Op basis van de informatie van mw. [A] is volstrekt duidelijk dat eiser op de afspraak van 30 november 2018 werd verwacht. Pas wanneer die afspraak niet door zou kunnen gaan, zou er in januari 2019 weer een gelegenheid zijn. Mw. [A] heeft eiser in haar e-mail van 28 november 2018 nog uitdrukkelijk verzocht om te laten
“(…) weten of u aanstaande vrijdag of in januari de intake wenst.(…)’ Eiser is zonder bericht niet verschenen op de afspraak op
30 november 2018. Op de zitting heeft eiser verklaard dat hij de afspraak van
30 november 2018 over het hoofd heeft gezien. De rechtbank vindt dat geen goede reden om de afspraak te missen. Hiervan kan eiser dus ook een verwijt worden gemaakt. De slotsom is dus dat eiser twee keer zonder bericht of een goede reden afspraken met verweerder voor een intakegesprek bij Jelloo heeft gemist. Daarmee heeft eiser onvoldoende medegewerkt aan het traject bij Jelloo.
Mocht verweerder eiser deze maatregel opleggen?
15. Eiser stelt vervolgens dat verweerder hem in zijn situatie niet de maatregel heeft mogen opleggen. Inmiddels heeft eiser drie maatregelen gekregen. Volgens eiser is dat niet proportioneel. Er zijn dringende redenen om de maatregel af te stemmen op zijn situatie. Verweerder heeft dat volgens eiser onvoldoende gedaan. Hij heeft al eerder een maatregel gehad en daarop nauwelijks de kans gehad zich positief te herpakken. Verweerder heeft te snel opnieuw een maatregel opgelegd.
16. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank begrijpt dat eiser een beroep doet op de wettelijke mogelijkheid voor verweerder de maatregel af te stemmen op de omstandigheden en mogelijkheden van eiser [7] . Dat kan volgens de wet als dat vanwege dringende redenen nodig is. De rechtbank ziet niet dat er bij eiser zulke dringende redenen zijn. Eiser heeft daarvoor geen onderbouwing gegeven. Verweerder heeft dan ook niet méér kunnen afwegen dan hij nu heeft gedaan. De rechtbank begrijpt dat de maatregelen financieel effect op eiser hebben gehad. Dat is ook de bedoeling daarvan: om eiser te prikkelen mee te werken. De rechtbank is van oordeel dat de maatregelen niet te kort op elkaar zijn gegeven. Eiser wist wat zijn verplichtingen waren en wist waar hij aan mee moest werken. Als hij ervoor kiest die medewerking niet te verlenen, dan moet hij de (financiële) consequenties daarvan dragen.
Conclusie
17. De rechtbank geeft eiser op al zijn punten ongelijk. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
23 augustus 2019.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Partijen kunnen hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Dat kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.

Voetnoten

1.Artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, van de Pw
2.Artikel 18, vijfde lid, van de Pw
3.Artikel 12 van de Afstemmingsverordening Participatiewet 2016
4.Artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, van de Pw
5.Artikel 18, zesde lid, van de Pw
6.Artikel 17, eerste lid, van de Afstemmingsverordening Participatiewet 2016
7.Artikel 18, tiende lid, van de Pw