Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
“Ik had dit via mijn verzekering allemaal al in gang gebracht. De inboedel en opstalverzekeraars moeten dit nu samen even afstemmen.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
In conventie
Indien wij niet twee jaar hier kunnen blijven betalen jullie in totaal ¾ deel van 5150 euro”.Deze afspraak is door [eiseres] niet weersproken en nu ook vaststaat dat [gedaagde] niet meer dan een jaar de woning heeft gehuurd, dient [eiseres] conform deze afspraak in totaal € 3.862,50 (zijnde ¾ van € 5.150,-) aan [gedaagde] te betalen. Aangezien vast staat dat [eiseres] daarvan reeds € 2.575,- heeft voldaan, is [eiseres] nog een bedrag van € 1.287,50 aan [gedaagde] verschuldigd, zodat [gedaagde] dit bedrag kan verrekenen met de vordering van [eiseres] van € 2.500,-. Na verrekening heeft [eiseres] nog € 1.212,50 van [gedaagde] te vorderen. Dat [gedaagde] eerder € 671,75 heeft betaald maakt niet dat hij dit bedrag niet meer verschuldigd is. Het bedrag is immers teruggestort en een schuldeiser is ook, ingevolge artikel 6:29 BW, niet gehouden een gedeeltelijke voldoening te aanvaarden. Vast staat aldus dat [gedaagde] nog € 1.212,50 aan [eiseres] diende te betalen en dat nog niet heeft gedaan. Dit deel van de vordering van [eiseres] zal dan ook worden toegewezen.