In deze zaak vorderde Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. betaling van achterstallige zorgpremies van de gedaagde, die dakloos was. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat hij zijn verzekering had opgezegd toen hij dakloos werd. De kantonrechter oordeelde dat de verzekeringsplicht van de gedaagde was geëindigd op het moment dat hij niet meer ingeschreven stond in de Basisregistratie Personen (BRP). De rechter stelde vast dat Zilveren Kruis de verzekering van de gedaagde had beëindigd, maar niet met terugwerkende kracht, wat in strijd was met de Zorgverzekeringswet. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde geen premies verschuldigd was voor de periode waarin hij niet verzekerd was, en kende alleen de premies tot 19 januari 2015 toe. Daarnaast werd de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, maar het salaris van de gemachtigde werd verlaagd omdat Zilveren Kruis niet voldoende had onderbouwd waarom de verzekering was stopgezet. Het vonnis werd uitgesproken op 4 september 2019.