In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord, ingediend door [verzoeker] in het kader van de schuldsaneringsregeling (Wsnp). [verzoeker], een 50-jarige man met een problematische schuldensituatie, heeft op 2 april 2019 een verzoek ingediend tot het uitspreken van een dwangakkoord, omdat een van zijn schuldeisers, [verweerster], weigerde in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] een schuldenlast heeft van € 36.736,98, bestaande uit vijf concurrente vorderingen. De aangeboden regeling hield in dat hij gedurende 36 maanden een percentage van zijn inkomen zou reserveren voor de schuldeisers, met een prognose van 44,02% uitkering aan hen.
Tijdens de zitting op 24 juli 2019 is het verzoek behandeld, waarbij [verzoeker] en zijn vertegenwoordigers aanwezig waren, evenals de vertegenwoordigers van [verweerster]. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat [verweerster] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de financiële situatie van [verzoeker] en de gevolgen van de weigering voor zowel [verzoeker] als de overige schuldeisers.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord toegewezen en [verweerster] bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Dit houdt in dat [verzoeker] na afloop van de minnelijke regeling een aanvullend bedrag aan [verweerster] zal betalen, zodat zij uiteindelijk 60% van haar vordering ontvangt. De rechtbank heeft hiermee de weg vrijgemaakt voor [verzoeker] om zijn schulden op een gestructureerde manier af te lossen, terwijl [verweerster] ook een deel van haar vordering kan incasseren.