Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
.Op 24 mei 2018 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de hoogte van het arbeidsongeschiktheidspercentage in het kader van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser, die werkzaam was als visfileerder, had zich op 22 augustus 2016 ziek gemeld en ontving een WIA-uitkering. Verweerder had in een eerder besluit vastgesteld dat eiser voor 45,49% arbeidsongeschikt was, maar na een herbeoordeling was dit percentage verhoogd naar 48,49%. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 8 augustus 2019 heeft de rechtbank de argumenten van eiser en verweerder gehoord. Eiser voerde aan dat er ten onrechte geen urenbeperking was aangenomen en dat zijn energieniveau verminderd was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep, C.A. Goldhoorn, had echter in haar rapportage aangegeven dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was voor een urenbeperking. De rechtbank heeft de rapportage van Goldhoorn gevolgd en vastgesteld dat de aanpassingen in de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) adequaat waren.
De rechtbank concludeerde dat de geduide functies in overeenstemming waren met de belastbaarheid van eiser en dat verweerder terecht de WIA-uitkering had toegekend op basis van het percentage van 48,49%. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.