ECLI:NL:RBMNE:2019:3980

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
UTR 17/5120
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van documenten door de NPO en de reikwijdte van de Wob

In deze zaak heeft eiseres, een b-orgaan, verzocht om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op afspraken tussen de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) en de Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten (Sena). De NPO heeft dit verzoek afgewezen, met het argument dat zij slechts Wob-plichtig is voor onderwerpen die verband houden met zendtijdindeling en programmacoördinatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gevraagde documenten niet onder deze onderwerpen vallen, aangezien het maken van tariefafspraken en het sluiten van contracten met collectieve beheersorganisaties niet kan worden aangemerkt als programmacoördinatie of zendtijdindeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de NPO als bestuursorgaan is uitgezonderd van de Wob voor werkzaamheden die niet voortvloeien uit de coördinatie van programma's en zendtijdindeling. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen voor haar stelling dat de wetgever de NPO onder de reikwijdte van de Wob heeft willen brengen voor alle bevoegdheden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/5120

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 augustus 2019 in de zaak tussen

mr. [eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.I. Robichon-Lindenkamp),
en

de Raad van bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep, verweerder

(gemachtigden: mr. J. Lautenbach en mr. A. Groothuis).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de Stichting ter Exploitatie van Naburige rechten (Sena), te Hilversum
(gemachtigde: mr. L.W. Tellegen).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) afgewezen.
Bij besluit van 31 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van
eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2019, tezamen met het beroep geregistreerd onder nummer UTR 17/5118. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en mr. [A] .

Overwegingen

Eiseres heeft verzocht om openbaarmaking van alle documenten waarover verweerder beschikt die zien op afspraken tussen de NPO en derde-partij en, meer in zijn algemeenheid, betalingen aan derde-partij, door NPO of derden, die betrekking hebben op de uitzending, heruitzending en beschikbaarstelling van muziek in aanbodkanalen van de NPO.
Verweerder heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat het verzoek niet op grond van de Wob kan worden afgehandeld, omdat zij slechts Wob-plichtig is voor de onderwerpen zendtijdindeling en programmacoördinatie. De gevraagde documenten hebben geen betrekking op deze onderwerpen.
Artikel 1a van de Wob bepaalt dat deze wet van toepassing is op de volgende bestuursorganen:
a. Onze Ministers;
b. de bestuursorganen van provincies, gemeenten, waterschappen en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie;
c. bestuursorganen die onder de verantwoordelijkheid van de onder a en b genoemde organen werkzaam zijn;
d. andere bestuursorganen, voor zover niet bij algemene maatregel van bestuur uitgezonderd.
De algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 1a, onder d, van de Wob, is het Besluit bestuursorganen WNo en Wob (hierna: het Besluit). Artikel 1 van het Besluit luidt – voor zover relevant – als volgt:
Als bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel e, van de Wet Nationale ombudsman onderscheidenlijk artikel 1a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet openbaarheid van bestuur, zijn uitgezonderd:
a. de Nederlandse Omroep Stichting, genoemd in artikel 16 van de Mediawet, voor zover belast met andere werkzaamheden dan welke voortvloeien uit onderscheidenlijk verband houden met de coördinatie van de programma's van de instellingen die zendtijd hebben gekregen voor landelijke omroep, onderscheidenlijk met het indelen van de zendtijd van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor de landelijke omroep; (…).
Tussen partijen is niet in geschil en ook de rechtbank is van oordeel, dat verweerder een ‘ander bestuursorgaan’ is als bedoeld onder artikel 1a, onder d, van de Wob. Ook zijn partijen het erover eens dat verweerder in de rechtspositie van de Nederlandse Omroep Stichting is getreden. De vraag die voorligt is of het Wob-verzoek dat eiseres bij verweerder heeft gedaan onder de reikwijdte van de Wob valt of dat verweerder in zoverre bij algemene maatregel van bestuur is uitgezonderd, als bedoeld in artikel 1 van het Besluit.
Eiseres voert aan dat de wetgever in het verleden heeft beoogd de NOS/NPO onder het bereik van de Wob te brengen voor álle bevoegdheden die zij als bestuursorgaan uitoefent. Sindsdien zijn de bevoegdheden van de NPO in de Mediawet wezenlijk gewijzigd, maar de wetgever heeft nagelaten om lagere wetgeving, namelijk het Besluit, hieraan aan te passen. Op grond van de conflictregels gaat hogere wetgeving echter voor lagere wetgeving en jongere wetten voor oudere wetten. Dit betekent dat de huidige Mediawet en de Wob zwaarder wegen dan het verouderde Besluit. Daarom moet de uitzondering in het Besluit zodanig worden toegepast dat alle documenten waarover verweerder als bestuursorgaan beschikt onder de Wob vallen. De uitzondering op de Wob geldt alleen voor de taken die verweerder niet als bestuursorgaan uitoefent.
De coördinatie van het verwerven, beheren en gebruiken van rechten op media-aanbod is op grond van de Mediawet een wettelijke taak, waarmee verweerder openbaar gezag uitoefent. Hieronder valt het sluiten van overeenkomsten met collectieve beheersorganisaties. Bij het aangaan van deze overeenkomsten handelt verweerder dus als bestuursorgaan en zodoende vallen de gevraagde documenten onder het bereik van de Wob.
Verweerder heeft zich naar aanleiding van deze beroepsgrond op het standpunt gesteld dat het uitoefenen van de taak "het behartigen van zaken die van gemeenschappelijk belang zijn voor de landelijke publieke mediadienst en de landelijke publieke media-instellingen, waaronder de coördinatie van het verwerven, beheren en gebruiken van rechten op media-aanbod” door de wetgever niet onder de reikwijdte van de Wob is gebracht.
Ook onder de oude Mediawet was dat niet het geval.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog. In het Besluit is uitdrukkelijk bepaald dat verweerder niet onder de reikwijdte van de Wob valt voor zover belast met andere werkzaamheden dan welke voortvloeien uit, onderscheidenlijk verband houden met, de coördinatie van de programma's van de instellingen die zendtijd hebben gekregen voor landelijke omroep, onderscheidenlijk met het indelen van de zendtijd van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor de landelijke omroep.
Eiseres is een zogenaamd b-orgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat zij slechts kwalificeert als bestuursorgaan voor zover zij met enig openbaar gezag is bekleed. Uit artikel 1a, eerste lid, aanhef, van de Wob volgt dat zij slechts in zoverre onder het bereik van de Wob valt. Artikel 1a, eerste lid, onder d, van de Wob biedt vervolgens de mogelijkheid om b-bestuursorganen bij algemene maatregel van bestuur van de Wob uit te zonderen.
Als eiseres zou worden gevolgd in haar betoog, zou de bepaling in het Besluit geen betekenis meer hebben. In het Besluit zijn de werkzaamheden van verweerder als bestuursorgaan slechts onder de reikwijdte van de Wob gebracht voor zover die te maken hebben met programmacoördinatie en zendtijdindeling. Andere werkzaamheden vallen dus niet onder de Wob, ongeacht de vraag of verweerder deze als bestuursorgaan uitoefent of niet. Het antwoord op de vraag of verweerder wel of niet de rechtspositie van de omroepen bepaalt en daarmee openbaar gezag uitoefent, is dan ook niet relevant. Eiseres heeft gesteld dat de wetgever is vergeten het Besluit aan te passen ten tijde van de actualisering van de Mediawet en dat de bedoeling is geweest om alle werkzaamheden van eiseres die zij uitvoert als bestuursorgaan onder het bereik van de Wob te brengen. Eiseres stelt dit, maar heeft hiervoor geen enkel concreet aanknopingspunt aangedragen. In de wetsgeschiedenis noch in de rechtspraak zijn hiervoor aanwijzingen te vinden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Eiseres heeft vervolgens aangevoerd dat de gevraagde documenten wezenlijk verband houden met de taken programmacoördinatie en zendtijdindeling. Verweerder maakt voor alle instellingen die zendtijd hebben gekregen bindende afspraken over de tarieven die aan Buma en Stemra betaald moeten worden voor het gebruik van muziekwerken in de programmering en aan Sena voor de openbaarmaking daarvan. Deze afspraken worden dus gemaakt in verband met de programmacoördinatie en de zendtijdindeling. Bovendien volgt uit de bewoording van artikel 2.2, tweede lid, sub f, van de Mediawet 2008 dat het verwerven van rechten voor media-aanbod, onderdeel is van de programmacoördinatie. Ook uit de praktijk blijkt dat de begrippen ruim worden uitgelegd. Eerdere Wob-verzoeken over de verdeling van gelden voor de programmering en de stimuleringsplannen van de NPO zijn ingewilligd. In beide gevallen ging het om de gelden die worden aangewend in verband met de programmering ter verwezenlijking van de publieke taakopdracht. Dat geldt op dezelfde wijze voor de gelden die in verband met het maken en uitzenden van de programmering betaald moeten worden aan de collectieve beheersorganisaties.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat het afsluiten van contracten door de NPO geen enkel verband heeft met programmacoördinatie en zendtijdindeling.
De rechtbank volgt ook hierin het standpunt van verweerder. Het maken van tariefafspraken en het sluiten van contracten met collectieve beheersorganisaties, zoals Buma en Stemra en Sena, kan niet worden aangemerkt als programmacoördinatie of zendtijdindeling. Ze vloeien er niet uit voort en houden er ook geen verband mee. Ook als deze begrippen ruim worden uitgelegd, dan nog kan niet gezegd worden dat de desbetreffende activiteiten verband houden met programmacoördinatie of zendtijdindeling.
Verweerder coördineert wellicht de financiële afrekening aan Buma en Stemra en Sena, maar dat is geen programmacoördinatie, omdat dat laatste gaat over de programmering van alle netten, zenders en online kanalen. De beroepsgrond slaagt niet.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzitter, en mr. M.C. Verra en mr. J.E. van den Brink, leden, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.