Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 mei 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald
- de nagezonden productie 17 van [eisende partij in het verzet]
- twee schriftelijke machtigingen van [eisende partij in het verzet] ten behoeve van de comparitie
- de comparitie gehouden op 2 juli 2019, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
2.De feiten
- een oppervlakte water en ondergrond, ter grootte van 69,21 m2, te gebruiken als ligplaats voor een woonschip;
- een oppervlakte water en ondergrond, ter grootte van in totaal 14,07 m2, voor het hebben en houden van vier vlonders/steigers.
(…) Het hoogheemraadschap kan deze overeenkomst tussentijds door opzegging doen eindigen, indien:
(…)
De huurder zich niet gedraagt zoals een goed huurder betaamt. Het hoogheemraadschap neemt in dit geval een opzegtermijn van drie maanden in acht;
(…)
(…)
(…)
Er sprake is van de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan of wijziging van een bestaand bestemmingsplan, waarin het gehuurde een bestemming verkrijgt welke onverenigbaar is met het beoogde gebruik ervan;
(…)
(…)”
3.De wederzijdse vorderingen
4.De beoordeling in conventie
“het ernstige vermoeden is ontstaan dat u betrokken bent (geweest) bij (het faciliteren van) onder meer mensenhandel in (de omgeving van) het gehuurde. Voorts bestaat het ernstige vermoeden dat deze boot feitelijk wordt gebruikt door Wegra Utrecht B.V. Daarnaast is door cliënte geconstateerd dat er een aanzienlijke huurachterstand is ontstaan. Uit de administratie van cliënte is gebleken dat er sinds 2009 niet meer voor het gebruik van het gehuurde is betaald.”
zonderdat hij beschikt over de benodigde vergunning.