ECLI:NL:RBMNE:2019:3927

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
UTR 19/1116
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring wegens voorzienbaarheid woonsituatie en toepassing hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 augustus 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden. Eiseres had op 10 april 2019 een verzoek om urgentieverklaring ingediend, dat op 23 november 2018 door de Stichting Urgentieverlening West Utrecht was afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond bij besluit van 26 februari 2019. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 22 juli 2019 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiseres stelde dat haar huidige woonsituatie niet voorzienbaar was en dat er sprake was van een persoonlijke noodsituatie door ruimtegebrek. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de keuze van eiseres om te verhuizen naar een kleinere woning, terwijl zij zwanger was, en de omstandigheden rondom haar gezin, niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een onvoorzienbare noodsituatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de hardheidsclausule niet toe te passen. De situatie van eiseres onderscheidde zich niet voldoende van die van andere woningzoekenden in de regio. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen inbreuk is op het recht op eerbiediging van het privéleven en gezinsleven, zoals beschermd door artikel 8 van het EVRM. De belangen van de kinderen zijn voldoende meegewogen, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1116

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.C. Volkers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden , verweerder

(gemachtigde: C. de Heer).

Procesverloop

Bij besluit van 23 november 2018 (het primaire besluit) heeft de Stichting Urgentieverlening West Utrecht namens verweerder het verzoek om urgentieverklaring van 10 april 2019 afgewezen.
Bij besluit van 26 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na de zitting heeft verweerder het rapport van medisch deskundige Area met een reactie daarop naar de rechtbank en eiseres gestuurd.
Hierop heeft eiseres gereageerd.
Beide partijen hebben aangegeven af te zien van een nadere zitting.
De rechtbank heeft bij brief van 30 juli 2019 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het verzoek om urgentieverklaring afgewezen omdat de huidige woonsituatie van eiseres voorzienbaar was voor eiseres en omdat er geen sprake was van een persoonlijke noodsituatie. Eiseres heeft er zelf voor gekozen om te verhuizen naar een kleinere woning. Een gebrek aan woonruimte ziet verweerder niet als een persoonlijke noodsituatie.
2. Eiseres voert aan dat het ruimtegebrek in haar huidige woning niet voorzienbaar was. Eiseres heeft haar woning met twee slaapkamers in [woonplaats] in mei 2017 geruild met een woning met één slaapkamer in [woonplaats] om dichterbij haar familie te wonen. Haar jongste dochter was nog niet geboren en haar oudste dochter zou veel bij haar vader, de heer [A] , zijn. Nadat eiseres naar [woonplaats] was verhuisd, raakte de heer [A] zijn eengezinswoning kwijt waardoor haar oudste dochter sindsdien uitsluitend bij eiseres verblijft. Ook is sprake is van een bijzondere persoonlijke noodsituatie. Het gezin ervaart stress door ruimtegebrek. Eiseres heeft hartkloppingen, depressie en angsten. Dat wordt onderschreven door een verklaring van de heer [B] , jeugdhulpwerker bij Timon en het overgelegde journaal van de huisarts van eiseres.
3. Uit artikel 2.5.1., eerste lid, van de Huisvestingsverordening regio Utrecht 2015, gemeente Woerden, volgt dat urgentie kan worden verleend als wordt voldaan aan alle voorwaarden onder de punten a tot en met h. De bevoegdheid voor het toekennen van een urgentieverklaring, komt verweerder beoordelings- en beleidsruimte toe. De rechtbank moet het bestreden besluit daarom terughoudend toetsen.
4. Verweerder heeft in redelijkheid geconcludeerd dat het ruimtegebrek in de woning van eiseres in [woonplaats] voorzienbaar was. Eiseres heeft haar grotere woning ingeruild voor een kleinere woning terwijl zij zwanger was. De stelling van eiseres dat haar oudste dochter bij de heer [A] zou gaan wonen heeft zij niet aannemelijk gemaakt. Uit niets blijkt dat de heer [A] een geschikte woning had, dat hij voor langere tijd beschikbaar was of dat er afspraken waren gemaakt over het hoofdverblijf van de oudste dochter van eiseres. Verweerder heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt gesteld dat het voor eiseres voorzienbaar was dat een kleinere woning in [woonplaats] te klein zou voor haar en haar twee kinderen. Reeds hierom mocht verweerder afzien van verlening van de urgentie. De gestelde persoonlijke noodsituatie wegens ruimtegebrek was daardoor ook voorzienbaar voor eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiseres voert verder aan dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom aan de hardheidsclausule geen gevolg wordt gegeven.
6. Verweerder stelt dat er geen reden is om de hardheidsclausule toe te passen. Hij past alleen de hardheidsclausule toe in uitzonderlijke situaties en met uiterste terughoudendheid. De huisvestingssituatie van eiseres onderscheidt zich onvoldoende van alle andere woningzoekenden in de regio die in een vergelijkbare, niet benijdenswaardige situatie verkeren. Ook de medische stukken die in beroep zijn overgelegd bieden, gelet op het advies van medisch deskundige Area van 16 juli 2019, geen reden om toepassing te geven aan de hardheidsclausule.
7. Bij het toepassen van de hardheidsclausule zoals weergegeven in artikel 5.1. van de Huisvestingsverordening komt verweerder een ruime beoordelingsruimte toe. De toepassing van deze bevoegdheid wordt daarom door de bestuursrechter terughoudend getoetst. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat hij geen toepassing geeft aan de hardheidsclausule. Verweerder heeft kunnen oordelen dat de situatie voor eiseres en haar kinderen zich onvoldoende onderscheidt van die van andere huiszoekenden. Voor de volledigheid heeft verweerder in dit kader aan medisch adviseur Area opdracht gegeven om de vraag te beantwoorden of sprake is van een persoonlijke noodsituatie van een of meerdere gezinsleden die dermate groot is dat verhuizing naar een grotere woning de enige oplossing is omdat de situatie medisch onhoudbaar is. De medisch adviseur Area heeft deze vraag in de rapportage van 16 juli 2019 negatief beantwoord. Eiseres is het hiermee oneens en verwijst naar de door haar overgelegde gegevens. Verweerder heeft hieruit evenwel niet het tegendeel hoeven afleiden omdat hieruit niet blijkt dat wel sprake is van een -geobjectiveerde- noodsituatie. Verweerder heeft daarom in het kader van de gestelde medische situatie in redelijkheid geen reden hoeven zien om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) slaagt naar het oordeel van de rechtbank evenmin.
Er is geen inbreuk op het recht op eerbiediging van het privéleven en familie- en gezinsleven waartegen artikel 8 van het EVRM bescherming biedt. Eiseres kan het gezinsleven voortzetten waarvoor zij heeft gekozen. Een positieve verplichting om een urgentie te verlenen kan niet worden aangenomen gelet op het algemeen belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling.
Artikel 3 van het IVRK heeft rechtstreekse werking in zoverre dat het ertoe strekt dat bij alle maatregelen over kinderen de belangen van het kind moeten worden betrokken. Het artikel bevat geen norm die zonder nadere uitwerking in nationale wet- en regelgeving door de rechter direct toepasbaar is. Verweerder heeft zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de kinderen, die immers niet dakloos zijn en bij hun moeder kunnen blijven wonen. Ontwikkelingsbedreigingen die tot een ander besluit zouden moeten leiden, zijn niet aannemelijk geworden.
9. Eiseres voert tot slot aan dat er geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden en dat daarom het bestreden besluit in strijd is het evenredigheidsbeginsel. Verweerder heeft de belangen van eiseres en haar kinderen wel meegewogen, maar heeft het belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling zwaarder mogen laten wegen. Het bestreden besluit is daarom niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 augustus 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.