Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
420,00(2 punten x tarief € 210,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 februari 2019 uitspraak gedaan in een consumentenzaken tussen een tandarts en een consument. De eiser, handelend onder de naam van zijn tandartsenpraktijk, vorderde betaling van een bedrag van € 3.217,07 van de gedaagde, die nagelaten had om facturen te voldoen voor geleverde diensten en goederen. De gedaagde had wel een betalingsregeling getroffen met een deurwaarder, maar was niet verschenen op de zitting. De kantonrechter oordeelde dat de eiser de gedaagde terecht had gedagvaard, omdat er geen bewijs was dat de gedaagde de betalingsregeling op deze vordering had toegepast.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een consumentenovereenkomst, waarbij de eiser als professionele partij en de gedaagde als consument wordt aangemerkt. Dit heeft gevolgen voor de toepassing van de regels inzake Europees consumentenrecht. De rechter heeft ambtshalve getoetst of de contractuele rente van 0,9% per maand, zoals opgenomen in de algemene voorwaarden van de eiser, als oneerlijk beding moest worden aangemerkt. De kantonrechter concludeerde dat deze rente de consument aanzienlijk benadeelde en heeft het beding buiten toepassing gelaten.
De kantonrechter heeft de hoofdsom van € 2.556,15 toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2018. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat de eiser aan de vereisten van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten voldeed. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 747,89. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.