ECLI:NL:RBMNE:2019:3888

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
21 augustus 2019
Zaaknummer
16/108737-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsmatige hennepteelt en deelname aan criminele organisatie

Op 21 augustus 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten gedurende een langere periode zich schuldig heeft gemaakt aan het beroepsmatig telen van hennep en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2018 tot en met 21 mei 2019 in Veenendaal en Arnhem, tezamen met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid hennep heeft geteeld en bereid. De verdachte werd geconfronteerd met bewijsmateriaal, waaronder telefoongesprekken en sms-berichten, die zijn betrokkenheid bij de hennepteelt en de organisatie aantoonden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, waarbij de verdachten elk een rol vervulden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en heeft de officier van justitie in een deel van de vervolging niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/108737-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd verblijvende in HvB Alphen aan de Rijn.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 augustus 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. A.J. Admiraal, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1in de periode van 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en/of Arnhem, tezamen en in vereniging, beroepsmatig hennep heeft geteeld, in elk geval een grote hoeveelheid (meer dan 500 gram hennep en/of 200 hennepplanten) opzettelijk aanwezig heeft gehad in de panden gelegen aan het [adres] te [woonplaats] en/of [adres] te [woonplaats] en/of andere panden;
feit 2 primairin de periode van 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en/of Arnhem, aan een criminele organisatie heeft deelgenomen welke organisatie tot oogmerk had het plegen van beroepsmatige hennepteelt en/of hennepteelt van een grote hoeveelheid;
feit 2 subsidiairin de periode van 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en/of Arnhem aan een criminele organisatie heeft deelgenomen.

3.VOORVRAGEN

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie gedeeltelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Daartoe heeft de verdediging het volgende aangevoerd.
In onderhavige zaak is de zaak 16/037541-17 als bijlage aan het dossier toegevoegd. Voornoemde zaak is destijds geseponeerd. De zaak 16/037541-17 had betrekking op een bus met hennep gerelateerde goederen die op 10 april 2016 werd aangetroffen, waarbij verdachte betrokken zou zijn geweest. Op grond van artikel 255 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) geldt dat na de kennisgeving van een niet verdere vervolging niet opnieuw voor hetzelfde feit mag worden vervolgd, tenzij er nieuwe bezwaren bekend zijn geworden. In deze zaak is geen sprake van nieuwe bezwaren maar gaat het om een nieuwe verdenking. Ook indien er sprake zou zijn geweest van nieuwe bezwaren, dient de officier van justitie ten aanzien van voornoemde zaken niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor het instellen van een opsporingsonderzoek naar nieuwe bezwaren is een machtiging van de rechter-commissaris vereist. Een dergelijke machtiging ontbreekt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat het verweer van de raadsman dient te worden verworpen. Er is geen sprake van een hernieuwd opsporingsonderzoek dan wel gerechtelijk vooronderzoek in de strafzaak die destijds was geseponeerd. Een machtiging van de rechter-commissaris was dan ook niet vereist.
Het gaat in deze zaak om een nieuw opsporingsonderzoek waarbij nieuwe bezwaren zijn ontstaan. Uit de resultaten van het nieuwe onderzoek blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zich over een langere periode hebben beziggehouden met grootschalige hennepteelt. Op basis van de nieuwe bezwaren kan de oude zaak worden meegenomen. De nieuwe bezwaren rechtvaardigen de beslissing om verdachte alsnog te vervolgen. Indien de rechtbank van oordeel is dat een machtiging van de rechter-commissaris was vereist, dan geldt conform de jurisprudentie niet dat dit onherstelbare vormverzuim moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid het van het Openbaar Ministerie.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de zaak 16/037541-17 volgens het zich in het dossier bevindende uittreksel justitiële documentatie van 3 juli 2019 destijds is geseponeerd vanwege een gering feit. Door het aanhangig maken van onderhavige zaak, wordt verdachte opnieuw voor voornoemde zaak vervolgd. Op grond van artikel 255 lid 1 Sv kan een verdachte alleen opnieuw voor hetzelfde feit worden vervolgd, indien nieuwe bezwaren bekend zijn geworden.
Van een situatie als bedoeld in artikel 255 Sv is sprake indien nieuwe bezwaren zijn ontstaan ten aanzien van hetzelfde feit. Het tweede lid van artikel 255 Sv bepaalt dat enkel als nieuwe bezwaren worden aangemerkt verklaringen van getuigen of van de verdachte en stukken, bescheiden en processen-verbaal, welke later zijn bekend geworden of niet zijn onderzocht.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van verdachte geen nieuwe bezwaren zijn ontstaan als bedoeld in artikel 255 Sv. De nieuwe bezwaren die in het onderhavige onderzoek aan het licht zijn gekomen hebben immers geen betrekking op de feiten in de zaak 16/037541-17. Er is geen sprake van verklaringen van getuigen of van de verdachte(n) dan wel andere bescheiden die betrekking hebben op de zaak 16/037541-17 (en waardoor deze zaken in een nieuw licht komen te staan). Gelet hierop is niet aan de vereisten van artikel 255 Sv voldaan, zodat de officier van justitie ten onrechte in het kader van onderhavige zaak verdachte opnieuw voor die zaak wil vervolgen. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank de officier van justitie ten aanzien van de inhoud van de zaak 16/037541-17 niet-ontvankelijk in de vervolging.
Ten aanzien van de overige voorvragen oordeelt de rechtbank dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, met uitzondering van voornoemde zaken, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Uit de observaties, de getapte telefoongesprekken, de bakengegevens en de analyses van de historische verkeersgegevens, in onderlinge samenhang bezien, blijkt dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich in de ten laste gelegde periode tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan beroepsmatige hennepteelt. Aan alle criteria van een criminele organisatie als bedoel in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is voldaan. Verdachte vormde samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een organisatie waarbinnen een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband bestond. Doordat de criminele organisatie het oogmerk had om Opiumwetdelicten te plegen, is sprake van een criminele organisatie als bedoeld in artikel in artikel 11b van de Opiumwet. Alle verdachten hebben een bewuste en actieve bijdrage aan de organisatie geleverd en daarmee deelnemingshandelingen verricht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een partiële vrijspraak bepleit van hetgeen aan verdachte onder 1 is tenlastegelegd. Ten aanzien van de hennepteelt aan de [adres] te [woonplaats] refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank en voor het overige dient verdachte te worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
De pleegperiode van de hennepteelt, zo valt uit het dossier af te leiden, vangt aan in oktober/november 2018. Er is in die periode sprake geweest van drie oogsten, waarvan de eerste deels mislukt is wegens spintmijt, de tweede in beslag is genomen en de derde oogst twee kilo minder dan normaal zou bedragen omdat er vroegtijdig is geoogst.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 2. Er is geen sprake van een criminele organisatie. Een samenwerkingsverband tussen de verdachten waarbij een rolverdeling was ontbreekt. Daarnaast kan verdachte hooguit aan één hennepkwekerij van 100 planten worden gekoppeld. Dat is, zoals uit de jurisprudentie blijkt, onvoldoende om te kunnen spreken van een organisatie als bedoeld in artikel 11b Opiumwet.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen [1]
4.3.1.1.
Inleidende overweging ten aanzien van telefoonnummers van verdachten
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] in de ten laste gelegde periode gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] (* [telefoonnummer] ) [2] en dat verdachte de gebruiker was van telefoonnummer [telefoonnummer] (* [telefoonnummer] ) [3] . Verder concludeert de rechtbank dat medeverdachte [medeverdachte 2] het telefoonnummer [telefoonnummer] (* [telefoonnummer] )gebruikte. [4] Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis, zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken in plaats van voormelde telefoonnummers de (voorn)namen van de verdachten weergeven.
4.3.1.2.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Verdachte heeft ter zitting – zakelijk weergegeven – verklaard:

Ik heb hennep geteeld in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik heb daar hulp bij gehad. In totaal is er drie keer gekweekt. De eerste oogst was eind december 2018. De hennep die op 26 maart 2019 is gevonden op het Zuiderkuis, was de tweede oogst van de kwekerij op de [adres] in [woonplaats] . [5]
Over het telefonisch contact tussen de verdachten is onder meer het volgende geverbaliseerd:
Sms-verkeer van 24 december 2018 tussen medeverdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Uit SMS Messages van 24 december 2018 tussen 11.24.43 uur en 10.07.14 uur blijkt dat [verdachte] wil dat [medeverdachte 2] de shit eruit gaat halen, omdat hij ervan af wil omdat hij de huur wilt gaan opzeggen. [medeverdachte 2] zegt dat hij toch een maand opzegtermijn heeft, maar dat hij het snel gaat regelen. (…) [verdachte] geeft aan dat als [medeverdachte 2] het niet kan betalen, dat er iemand anders is die geld wil lenen om het te gaan betalen en dan hoeft [medeverdachte 2] niks meer te doen. Ze hebben namelijk niet geïnvesteerd en moeite gedaan voor maar 1x.(…) [medeverdachte 2] wil dat ze dan met deze locatie stoppen en ergens anders samen verder gaan. [verdachte] en die ander willen op deze plek blijven, [medeverdachte 2] hoeft geen geld meer te geven en [medeverdachte 2] krijgt 4K (opm: 4K betekend 4000 euro) aan het einde van de rit. [medeverdachte 2] zegt dat hij al meer heeft betaald dan afgesproken. Dat alles door 3 gedeeld zou worden en dat ze er alle 3 op verdiend hebben. [6]
Op 12 februari 2019 vond een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] :

[medeverdachte 1] zegt: ik trek niks eruit, ik laat het gewoon zo staan maat.
Kom maar zelf die filter aansluiten en shit, ik ben helemaal klaar met jullie rotzooi mensen.
kom nou ... (ntv) ... en aan het eind van de rit ook nog met je moeten gaan delen ... lul. ... gras (fon) kan je krijgen” [7]
Op 18 februari 2019 was er een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] :

[medeverdachte 1] zegt dat er een spoedje is voor morgen.

[verdachte] vraagt om hem met rust te laten en die ander hiervoor te vragen.

[medeverdachte 1] zegt dat die ander dat niet kan doen maar dat [verdachte] wel met die ander samen moet gaan.

[medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] een bord verkeerd heeft opgehangen. hij hangt nu links, maar aan de rechterkant. nu passen al die kabels niet, die komen niet zo ver.

[medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] twee dingen kan doen, lange kabels van twee meter halen of je verplaatst dat ding maar dan heb je ook nog kabels nodig.

[medeverdachte 1] zegt dat het makkelijkst is om naar de praxis te gaan en stekkers te kopen van twee meter.

[medeverdachte 1] zegt dat zij altijd die stekkerblokken met 'aarde' gebruiken, maar die gele aardedraad sluiten zij nooit aan.

[medeverdachte 1] zegt dat het gemaakt moet worden want 'nu draaien we nog steeds op dezelfde shit'.

[medeverdachte 1] zegt: 'en, ik heb vandaag die omgezet, je weet wel wat ik bedoel, omgezet, tijd veranderd ... maar nou ... die handdoeken die ben ik vergeten bij de deur neer te zetten van de woonkamer, omdat dit wel moet...want als die dingen uit gaan dan gaat die dinge ook uit, snap je ... dus dan ga je het gewoon zwaar ruiken in de galerij ... er zijn twee dingen die belangrijk zijn om te doen, dat zijn die twee dingen.'

[verdachte] zegt: 'die hoe heet dat... die stekkers .. moeten we wel centen voor hebben.

[medeverdachte 1] : en dan kun je gelijk die ding vullen .... en dan ga ik vanavond daar heen want ik zit op die beestjes te wachten en zo en dan ga ik die shit daar doen ... morgenavond ..

[verdachte] : oke ...

[medeverdachte 1] : schrijf op je iphone wat ik heb gezegd. en bel hem op en zeg dat dit de dingen zijn die als die niet gebeuren vandaag of morgen, dan hou ik er echt mee op, want dit moet gewoon gebeuren, want het schiet gewoon niet op anders.

[verdachte] : is goed, dan ga ik hem even bellen en dan bel ik jou zo terug. [8]
Op 23 maart 2019 belt [medeverdachte 1] met [verdachte] ( [verdachte] )
[medeverdachte 1] : waar ben jij? Ben je klaar of ben je niet klaar
[verdachte] : Bijna
[medeverdachte 1] : Hoeveel nog dan? Net een uur en kwartier geleden 13, nu hoe lang dan, hoe veel nu dan nog?
[verdachte] : Nog eh 3.
[medeverdachte 1] : 3 met wat in de handen is of alleen 3 totaal, letterlijk totaal 3?
[verdachte] : Totaal 3
[medeverdachte 1] : lwa nou, is goed. lwa, doe is die shit af en doe het in die strijkzak en eh dichtstrijken
[verdachte] : Kom jij niet?
[medeverdachte 1] : Hoeft toch niet, ntv (klinkt als: [verdachte] juno )? Als je klaar bent, als het dicht zit en alles dan neem ik mijn neef en die andere mee, dan neem jij het gelijk mee in jouw auto. Dan rij je naar [adres] toe. [9]
Op zaterdag 23 maart 2019 omstreeks 11.33 uur belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ).
[medeverdachte 1] : Hebben jullie die ontvochtiger erbij gelegd?
[medeverdachte 2] : Ja dat heb ik tegen hem gezegd alleen hij had geen bakje. Hij heeft in zo'n glazen, soort ovenpannetje, gedaan zeg maar. [10]
Op 26 maart 2019 is de woning op het [adres] te [woonplaats] binnengetreden. Over het binnentreden wordt het volgende geverbaliseerd.
“Op maandag 26 maart 2019 is er bij ons informatie binnengekomen dat er in de woning aan [adres] te [woonplaats] mogelijkheid een hoeveelheid drugs in de woning zou liggen.
(…) Vervolgens hebben wij het pand betreden. (…) Ik (…) heb (…) de deur van 1 van de slaapkamers opengetrapt. Ik zag dat er een man, nader te noemen verdachte, in zijn bed lag (…). Na het openen van de deur rook ik direct een enorme henneplucht en zag een mij ambtshalve bekende droogtent in de kamer staan.
Ik (…) heb vervolgens de droogtent open geritst en zag daar meerdere horizontale netten hangen waar henneptoppen oplagen. Ik zag dat er 10 netten boven elkaar waren gespannen van ongeveer 70 bij 70 centimeter. Ik zag dat deze helemaal vol lagen met hennep(…) Verder zag ik diverse ventilatoren, een temperatuur/vochtmeter en een filter voorzien van slang in de tent staan.
(…) Verdachte: [verdachte] (…)” [11]
De inbeslaggenomen henneptoppen zijn getest:

Wij zagen aan de vorm van de plantentoppen dat deze de uiterlijke kenmerken hadden van henneptoppen. Tevens roken wij dat de lucht die de plantentoppen verspreidden overeen kwamen met de kenmerkende geur van hennepplanten. Uit deze hoeveelheid zijn willekeurig 4 toppen (…) geselecteerd (…) Wij hebben vervolgens deze 4 toppen getest op de aanwezigheid van cannabinoiden. (…) Uit deze reactie van de testbuis leiden wij af dat het geteste deel van de plant wijst op de aanwezigheid van marihuana, hash THC en/of andere cannabinoiden. [12]
De op het [adres] aangetroffen henneptoppen zijn in drie zakken gedaan en gewogen:
- grote zwart-witte zak - 3,50 kilo (foto 2019087789-2)
- grote bruine papieren zak - 1,22 kilo (foto 2019087789-3)
- kleine bruine papieren zak - 0,55 kilo (foto 2019087789-4) [13]
Ten aanzien van het wegen van de henneptoppen is een aanvullend proces-verbaal opgemaakt:

Het gewicht van de zakken met hennep bleek bij weging 5,27 kilo te bedragen.
Het gewicht van de zakken was hier niet vanaf getrokken. (…) het gewicht van een soortgelijke plastic zak en een kleine en grote papieren zak (…)bedroeg 189,45 gram.
Dit houdt in dat het gewicht van de hennep 5,27 - 0, 18945 = 5.08055 kilo was. [14]
Door de politie zijn de bewakingsbeelden van de flat [adres] bekeken:

Op de beelden (…) werden door mij het navolgende waargenomen.
Datum: 23 maart:
10.41.40- 10.41.46 uur:
[verdachte] (herkenning) en een persoon zeer gelijkend op [medeverdachte 2] , arriveren bij deur welke toegang geeft tot nood trappenhuis van de flat [adres] .
[verdachte] heeft een kennelijk gevulde grijze vuilniszak in zijn handen. [verdachte] opent kennelijk met sleutel de deur.
[medeverdachte 2] draagt twee kennelijk gevulde bigshoppers bij zich.
11.30.59
uur:
[medeverdachte 2] vertrekt bij de flat [adres] vanuit deur nood trappenhuis.” [15]
Bij het bekijken van de stills van de camerabeelden is door de verbalisant het volgende bevonden:

De persoon op de afbeeldingen herken ik als:
Achternaam: [medeverdachte 2]
Voornamen: [voornamen]
(…) Ik herkende de persoon direct toen ik de foto's te zien kreeg. Op 16 april 2019 heb ik [medeverdachte 2] nog gecontroleerd.
(…) Ik herkende [medeverdachte 2] aan zijn postuur, zijn haardracht, baard en snor. [medeverdachte 2] heeft een opvallende haardracht, omdat hij lang zwart haar heeft die aan de achterkant doorloopt tot aan zijn nek welke wat uitsteekt naar links en rechts. Dit is gelijk aan de foto's die mij getoond werden.” [16]
Op 17 mei 2019 is [getuige 1] verhoord. Hij verklaart het volgende.
V: Wat is uw telefoonnummer:
A: [telefoonnummer] [17]
Aan [getuige 1] wordt voorgehouden dat er een telefoongesprek is gevoerd tussen zijn nummer en het nummer van verdachte [medeverdachte 1] . [18]
V: Hoe staat deze persoon in uw telefoon?
A: In mijn telefoon staat hij onder [naam]
O: Het nummer [telefoonnummer] is degene waar u contact mee heeft op 16 februari 2019. (…)
O: Uit onderzoek is gebleken dat het nummer [telefoonnummer] op naam staat van [medeverdachte 1] . (…)
O: In dit gesprek zegt [medeverdachte 1] dat hij weer een keer koffie wilt gaan drinken. Net als vorige keer.
V:Wie is [medeverdachte 1]
A:Ik ken zijn naam niet
V: Hoe ziet hij eruit?
A: Ik ken zijn naam niet en ik herinner mij hem. Ik herken hem door zijn stem. (…)
A: Het is een kleine Turkse of Marokkaanse jongen. (…)
V: Hoeveel hennepkwekerijen heeft u aangesloten voor de Turks Marokkaanse jongen, die u herkent aan zijn stem?
A: Voor hem, ik denk 3. Ik weet dat ik 2 of 3 jaar geleden een hennepplantage heb aangesloten in Veenendaal en dan die 2 in Arnhem. (…)
C: We laten je een foto zien (betreft een foto van [verdachte] ).
V: Wie is de persoon op de foto?
A: Dat is de jongen die mij in het appartement heeft gelaten in Arnhem. [19]
We laten je een foto zien (betreft een foto [medeverdachte 1] )
V: Wie is de persoon op de foto?
A: dat is de jongen van de stem, die in mijn telefoon staat onder [naam] . [20]
Op 2 februari 2019 tussen 22.23 uur en 3 februari 2019 00.37 uur is er een Whats-appgesprek tussen telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] en telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 1] . In deze berichten staat:
Uitgaand Kifech lamba is uit?
Inkomend Welke
Uitgaand Nieuwe
Inkomend Maak is foto van klok
Uitgaand k ben al weg gegaan die ding was 91 en het was nat op de grond
Zie bijlage foto WhatsApp 3-2-2019 00.18.52 uur bijgevoegd
(foto schakelklok met stekker erin) [21]
Ik hoor m wel gewoon
Inkomend Ik zie niet wat omhoog of omlaag is
Uitgaand W8 k maak duidelijker.
Zie bijlage foto WhatsApp 3-2-2019 00.21.33 uur bijgevoegd
(foto schakelklok)
Van 12 tot 18:00 is omlaag
Inkomend doe is op lamp. Doe op kleine lamp
Uitgaand Doet het ook nie
Inkomend draai is door.(…) Alsof je kraan dicht of open doet. Draai door naar
Uitgaand welke kant op
Inkomend 20:00
Uitgaand op 13.00 is die aangegaan
Zie bijlage foto Whatsapp 3-2-2019 00.25.24 uur bijgevoegd (foto schakelklok)
Inkomend draai eens door naar 1700
Uitgaand nog aan
Inkomend en naar 1900
Uitgaand om 18:00 sprong die uit
Inkomend doe van 12:00 tot 18:00 omhoog. Klikken alles. Haal m uit de stopcontact. dan pas regelen.
Uitgaand nu is alles omhoog
Inkomend doe van 1200 tot 1800 omhoog laten. De rest omlaag dus
Uitgaand en de tyd op nu zette.
Inkomend vanaf 1800 tot 12:00 omlaag. Controleer goed. Stuur foto
Uitgaand ben nog bezig. Als ik klaar ben stuur ik. Nu doet is het. Hij is aan [22]
Op 24 december 2018 zijn tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] SMS-berichten verstuurd:

[verdachte] : Wanneer kom je die spullen ophalen
[medeverdachte 2] : Wanneer ik kan kijk wel even vandaag kan sws niet
[verdachte] : Ik ga die ding opzeggen die dingen moeten eruit
[medeverdachte 2] : Weet ik je hebt een maand opzeg termijn sws dus als je vandaag opzegt hoef je pas eind volgende maand eruit maar komt goed doe het zo snel mogelijk
[verdachte] : Ik wil die shit eruit
[medeverdachte 2] : Komt goed
(…)
[verdachte] : Als je niet kan betalen dan wilt die andere het lenen en afmaken want voor 1x hebben we al die moeite niet gedaan, dan geeft ie jou einde van de rit jou shans jij hoeft dan niks meer te doen.
[medeverdachte 2] : Aan wie wilt hij dan lenen ? En hoe bedoel je sans ? Als jullie niet meer met mij willen doen is het prima zeggen we de boel op en doen jullie met zn 2en ergens want ik hoef dan ook niet te weten waar andere het doen puur het idee om gezeik achteraf te voorkomen mocht er iets gebeuren, is gewoon geen fijn gevoel
[verdachte] : Hij gaat dan geld regelen van zn broer om hier verder te kunnen gaan want wij vinden het zonde voor de moeite die is gedaan hier voor en zonde van de plek dan kan jij je geld op zak houden, jij krijgt 4k einde van de rit voor het vertrouwen
(…)
[medeverdachte 2] : Ik had geld en heb me aan me woord gehouden jij was diegene dje zei alles door 3 wat achteraf dus niet zo bleek en alsnog heb ik water bij de wijn gedaan en meer betaald dus ben ik coulant geweest en ik heb qwa geld t meest risico genomen en we hebben er allemaal op verdient.” [23]
4.3.1.3.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging, beroepsmatig telen van hennep in Arnhem.
Verdachte bekent betrokken te zijn geweest bij de hennepkwekerij op de [adres] te [woonplaats] . Verder blijkt uit sms-berichten tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] dat de afspraak was dat het geld (de opbrengst) door drie zou worden gedeeld. Uit datzelfde gesprek blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 2] protesteert als verdachte de huur wil opzeggen voor genoemde woning. Medeverdachte [medeverdachte 2] merkt op dat ze niet voor één keer (de rechtbank begrijpt: één oogst) al die moeite gedaan hebben.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen, te weten de onderlinge gesprekken tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , leidt de rechtbank af dat verdachte samen met de twee medeverdachten de kwekerij in vereniging hebben opgebouwd en zich gezamenlijk hebben bezig gehouden met de teelt van hennep.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat met betrekking tot de vraag of sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt niet zozeer de hoeveelheid planten van belang is, doch veeleer de mate van professionaliteit en de gerichtheid op het behalen van financiële winst. Met betrekking tot de term ‘grote hoeveelheid’ geldt dat in art. 1 lid 2 Opiumwetbesluit wordt bepaald dat als een grote hoeveelheid moet worden beschouwd: 500 gram hennep of 200 hennepplanten.
Het drogen van de opbrengst van de oogst van de kwekerij op de [adres] te [woonplaats] vond plaats in een woning gelegen aan het [adres] te [woonplaats] . Bij dit droogproces werd gebruik gemaakt van een droogtent met diverse ventilatoren, een temperatuur/vochtmeter en een filter voorzien van een slang. Tevens werden er meerdere ontvochtigers gebruikt tijdens het droogproces.
Gelet op de gebruikte materialen is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zekere mate van professionaliteit.
Daar komt bij dat de rechtbank ten aanzien van deze voorwerpen en het aantal planten (ongeveer 100 stuks) waarover door verdachte verklaard is van oordeel is, dat het volstrekt niet aannemelijk is dat het hier gaat om een kleinschalige, niet professioneel ingerichte hennepkwekerij die gericht is op teelt van enkele hennepplanten voor eigen huiselijk gebruik. Door de aard en/of functie van de aangetroffen voorwerpen zijn zij in ieder geval bestemd voor bedrijfsmatig gebruik onder professioneel gecreëerde omstandigheden ter bevordering van een optimale oogst en een optimale financiële opbrengst van de hennepkwekerij, dus op verkoop van de oogst. Verder werd bij het aansluiten van de elektronica voor de hennepkwekerij gebruik gemaakt van de diensten van een elektricien.
Op de locatie aan de [adres] in [woonplaats] is sprake geweest van drie
oogsten. Voor de aangetroffen hoeveelheid hennep op het [adres] te [woonplaats] geldt dat dit een hoeveelheid van ruim 5 kilo henneptoppen betrof afkomstig van één oogst in de hennepkwekerij aan de [adres] in [woonplaats] . Deze henneptoppen bevonden zich al een aantal dagen in een droogtent. Door de verdediging is aangevoerd dat de aangetroffen henneptoppen nog niet droog waren en dat het daadwerkelijke gewicht dan ook aanzienlijk lager is. Ten aanzien van dat verweer overweegt de rechtbank dat ook indien de henneptoppen nog niet geheel droog zouden zijn, het gewicht in ieder geval meer dan 500 gram bedraagt en dus sprake is van een grote hoeveelheid als bedoeld in het Opiumwetbesluit.
De rechtbank acht aannemelijk dat de kwekerij aan de J.C. Hartogslaan 10-1 in Arnhem rond 1 november 2018 is gestart, gelet op de laatste oogst omstreeks maart/april 2019 en uitgaande van drie oogsten. De pleegperiode vangt dan ook aan op 1 november 2018.
4.3.1.4.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 (criminele organisatie)
Hierna worden naast bewijsmiddelen genoemd bij feit 1 aanvullend voor feit 2 de volgende bewijsmiddelen opgesomd.
Uit het onderzoek is gebleken dat de verdachten regelmatig contact met elkaar hadden. Over deze contacten is onder meer het volgende geverbaliseerd.
Op 25 februari 2019 was er een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] :

[verdachte] vraagt of hij die vloes (fon) zal overmaken naar [medeverdachte 1]

zegt dat [verdachte] gewoon in de hand moet geven, [medeverdachte 1] had [verdachte] toch ook in de hand gegeven.

[medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] zometeen gewoon het moet geven. [medeverdachte 1] zegt dat hij [verdachte] straks ziet.
(…)

[medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] een poeperd is, nu hij betaald is dat hij weer allerlei rare dingen moet gaan doen,. altijd na de eerste betaling elke maand doet [verdachte] zo zegt [medeverdachte 1]. [24]
Op 27 februari 2019 was er een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] :
[medeverdachte 1] : Luister je moet ook water geven he
[verdachte] : Ja welke?
[medeverdachte 1] : Ja ik stuur jou een appje met wat erin moet en goed mengen, we hebben daar toch zon 1 euh liter euh 1 maatbeker van een liter hebben we daar toch?
[verdachte] : Ja
(…) [verdachte] : Kan je niet van onder geven waarom doe ik dan die ding? Beter van onder of niet
[medeverdachte 1] : We hebben het toch de vorige keer ook van boven gedaan, het komt er toch onderuit of niet dan idioot. Het moet toch van boven sukkel deze keer nog. Doe maar gewoon wat ik tegen je zeg [25]
Op zaterdag 23 maart 2019 was er een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ):

[medeverdachte 2] : Hej hoelie (fon), heb je mij hier nog nodig of kan ik al weg?
[medeverdachte 1] : Is die andere er al?
[medeverdachte 2] : Nee, hij zei: is er bijna
[medeverdachte 1] : Eh, ja als je hem kan helpen daar met die shit erin gooien?
[medeverdachte 2] : Oh jij komt helemaal niet?
[medeverdachte 1] : Ik ben nog even in Ochten op die jongen aan het wachten, man. Hij is daar in Arnhem gebleven, aan het wachten op mij, dacht dat ik daar naar hem toe zou komen. Ik moet hem even zijn centen geven.” [26]
Op zaterdag 23 maart 2019 was er een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (NN):

[medeverdachte 1] : Hebben jullie die ontvochtiger erbij gelegd?
[medeverdachte 2] : Ja dat heb ik tegen hem gezegd alleen hij had geen bakje. Hij heeft in zo'n glazen, soort ovenpannetje, gedaan zeg maar.
[medeverdachte 1] : Oh ja daar boven op, dat het wel kan ...
[medeverdachte 2] : Maar dat helpt toch niet, want die water kan toch nergens kwijt? Dat gaat weer in die ding trekken toch?
[medeverdachte 1] : Nee dat trekt in die ding en dan druppelt ie naar beneden
[medeverdachte 2] : Dus is het wel goed of niet dat ie in zo'n ding heeft gelegd?
[medeverdachte 1] : Ja volgens mij wel. Er boven op of gewoon erop?
[medeverdachte 2] : Nee gewoon drop gelegd zeg maar
[medeverdachte 1] : Oh ja. Ja is goed
[medeverdachte 2] : Hij heeft hem uit de verpakking gehaald en gelijk erop gelegd maar volgens mij werkt dat niet echt goed want normaal gesproken
[medeverdachte 1] : Ja nu wel, nu wel want zo vol zit die nog niet. Ik doe het straks wel ntv, voordat die helemaal vol zit
[medeverdachte 2] : Oke
[medeverdachte 1] : Voordat die helemaal vol zit, ben je ook al een hele dag verder
[medeverdachte 2] : Oke
[medeverdachte 1] : Nee nee, is wel goed. Maar zitten er wel bij dus
NN: Ja ja, twee erin en eentje gewoon in de ruimte zelf.
[medeverdachte 1] : Jo, dan ga ik gewoon naar huis” [27]
Op 25 maart 2019 vond een gesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] :

[verdachte] "We moeten ook schoonmaken."
[medeverdachte 2] "Ja, weet ik. Naar de jongen .. dinges euhh... heb je gebeld naar daar en heb je gevraagd 'Tot wanneer?' .. "
[verdachte] "Nee. nog niet.
[medeverdachte 2] "Oke. Luister he [verdachte] ! Kijk, zegt het ook tegen de jongen… oke, ik begrijp het als hij geen zin meer en zo, snap ik. (…) Maar laten we het op z’n minst als volgt doen… Ik bedoel, laten we het nog een keer doen. Al de jongen zich er niet mee wilt bemoeien laat hij zich er dan niet mee bemoeien, maar sowieso ik bedoel.. Ik geef wel waar hij recht op heeft, zijn een derde! Maar ook al halen we er 1 (een) uit, wij tweeën, dan hebben we in ieder geval de huur eruit. Dan krijgt hij ook gewoon eerlijk zijn shit. Ik zeg het ook niet om extra te pakken of zo, totaal niet. (…) Als hij er helemaal klaar mee is en hij krijgt nou ook zijn kindje alles, misschien heeft ie helemaal gen zin in deze praktijk. Begrijp ik ook. (…) Zeg maar gewoon tegen hem hij hoeft niets te doen, behalve als we echt in de knoop komen (…) Dat ie dan even kan komen kijken, maar hij hoeft voor zich… zich nergens mee te bemoeien. Ja, wij halen het op. Doen we het, wat er ook uitkomt aan winst. Gewoon door drieën, hoe het nu ook gaat.
[verdachte] “luister, ik praat later met jou. (…) We moeten daar naartoe, we moeten daar opruimen
[medeverdachte 2] “Ja is goed. Ook al ken jij niet dan als ik morgen niet werk, dan ga ik sowieso in m’n eentje, dan ga ik die plastic en zo in de vuilniszakken gooien.”
[verdachte] zegt dat het allemaal apart moet gebeuren
[medeverdachte 2] zegt dat de stokjes sowieso apart zijn en vraagt of die dingen in die “Goem” (fon.) eruit moeten.
[verdachte] “die zijn ook apart.”
[medeverdachte 2] “dus die moeten allemaal een voor een eruit getrokken worden?!”
[verdachte] Ja
[medeverdachte 2] Die zijn apart maar al deze dingen, deze kunnen toch wel bij elkaar?
[verdachte] Ja, dat wel.” [28]
Op 14 april 2019, 16.20:29 uur vond een gesprek plaats tussen [verdachte] en [getuige 2] [29] ( [getuige 2] ):
[verdachte] zegt (…) “Ik heb rond half 8 een busje nodig voor een uurtje”
[getuige 2] zegt dat het goed is. [30]
Op 14 april 2019, 16:23:42 uur vond een gesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] :

[verdachte] : dinges, ik heb het busje voor vanavond geregeld, dat je dat weet!
[medeverdachte 2] : ja, is goed.” [31]
Op 14 april 2019 komt er bij de politie een melding binnen:

Op zondag 14 april 2019, te 23.31 uur, werd er een verdachte situatie gemeld bij de politie te Veenendaal nabij het van Garderenerf te Veenendaal. Ter plaatse werd een bestelbus van het merk Peugeot Partner, voor zien van het kenteken [kenteken] , aangetroffen. Rondom de bus hing een geur van hennep.
Nadat de bus in beslag was genomen werden in de bus diverse plastic zakken met daarin restanten van een hennepkwekerij aangetroffen (…) Vanuit het onderzoek telecommunicatie bleek dat er veel telefoonverkeer plaats gevonden te hebben, tussen voornamelijk [verdachte] , [medeverdachte 2] en [getuige 2] , omtrent het gebruik van deze bus en het kennelijke voornemen om de inhoud van de bus ergens te dumpen. [32]
Op 15 april 2019, 0:29:34 uur vond een gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] plaats:

[verdachte] : neef, als ik daar naartoe ga, dan gaan ze zeker naar die andere dinges van mij, he?! Whollah (=Ik zweer het).
[medeverdachte 2] : ja, ik weet, maar ja, wat anders?
(…) [verdachte] : ga jij maar verdorie zeggen "IK had hem geleend. Ik moest iemand helpen voor iets."
(…) [medeverdachte 2] euhh .. zeg .. weetje wat?! Bel jij hem maar op. Zeg maareuhh .. "Oke, wacht maar. Ik kom eraan. Zeg maar nog niets. Misschien stuur ik iemand anders." zo moet je het zeggen.
[verdachte] : bedoel je [A] (…)?
[medeverdachte 2] ja. Bel hem maar op en zeg tegen hem "Misschien kan ik iemand anders sturen. Die neemt het dan op zich. Anders Kom ik zelf." zo moet je het zeggen. Joeh.” [33]
Op 15 april 2019, 0:31:42 uur vond een gesprek tussen [verdachte] en [getuige 2] plaats:

[verdachte] : luister dan. Ik ga proberen om iemand anders te sturen.
[getuige 2] : broer, je moet hierheen komen. Je moet wel komen naar hier.
[verdachte] : oke, maar ik ga proberen iemand anders te sturen, zogenaamd. Je weet toch zo van "Hij heeft jouw busje geleend" Ja. mongool”! [34]
Op 15 april 2019, 0:35:20 uur vond een gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] plaats:

[verdachte] zegt dat hij tegen hem had gezegd van, verzin iets, dat je iets voor iemand moest weggooien ofzo. [35]
De telefoon van verdachte ( [verdachte] ) werd in beslag genomen en uitgelezen. Door de verbalisanten is het volgende bevonden:
“In de telefoon werden whatsapp-gesprekken aangetroffen tussen [verdachte] en (…) [getuige 2] . In deze whatsapp-gesprekken dreigt [getuige 2] de plek aan de politie te vertellen waar spullen zouden staan.(…) en stuurt daarbij een foto naar [verdachte] waarop een viertal garageboxen staan afgebeeld. [36]
Volgens een collega stonden deze garageboxen op perceel [adres] te [woonplaats] nabij de kruising met de Zandstraat.
Door ons werd (…) onderzoek verricht op de locatie [adres] te [woonplaats] , waaruit bleek dat de door [getuige 2] naar [verdachte] verstuurde foto, de bedoelde locatie van de garageboxen betrof.” [37]
.(…)de verhuurder (…) van de garageboxen (…) overhandigde (…) het huurcontract van de garagebox 2e 2e van links, perceel [adres] te [woonplaats] . Dit contract stond op naam van [B] (…) telefoonnummer [telefoonnummer] . (…) Het telefoonnummer (…) komt (…) komt voor in het taponderzoek van onderzoek 034Munt. (…) Uit dit taponderzoek blijkt dat [medeverdachte 1] . tegen [B] zegt dat hij nog huur aan [B] dient te betalen. [B] beaamt dat en zegt dat dit voor de maanden 2 en 3 zijn. [medeverdachte 1] zegt toe dit dezelfde week nog te betalen. [38]
Op 10 maart 2019 wordt tussen verdachte ( [medeverdachte 1] ) en medeverdachte [verdachte] een telefoongesprek gevoerd:

[medeverdachte 1] gaat ff snel sleutel halen van garage (…)
[medeverdachte 1] moet zo op Zandstraat zijn, ze zien elkaar zo bij de hoek van de Zandstraat.” [39]
Op 28 april 2019 vindt een gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] plaats:

Gesprek gaat over de plantage. [medeverdachte 2] zegt dat ze in die kamer minstens 23 a 24 stuks dinges konden doen.
[verdachte] zegt dat ‘wij’ 21 stuks hebben en dat hij alles bij mekaar wilde doen.
[medeverdachte 2] zeg dat ze nu een ervaring rijker zijn geworden.
Er was 2 kilo verschil tussen de eerste en de tweede keer.
(…) [medeverdachte 2] vraagt waar ‘onze’ spullen van ‘daar’ liggen.
[verdachte] zegt “ze liggen in de dingens van onze jongen.”
[medeverdachte 2] “ligt alles daar?”
[verdachte] “in zijn garage. Ja, alles.” [40]
Op 21 mei 2019 is onderzoek ingesteld bij de garageboxen gelegen aan [adres] in [woonplaats] .
“In de garagebox werden de volgende hennepgerelateerde goederen aangetroffen:
- 34 armaturen;
- 33 assimilatielampen (niet aangesloten);
- 3 schakelborden;
- 2 snelheidsregelaars;
- 41 transformatoren;
- 2 voedingscomputers;
- 4 koolstoffilters;
- 5 slakkenhuizen;
- 1 ventilator, kunststof;
- 2 kachels, metaal;
- 1 dompelpomp;
- 1 tuinslang;
- 5 cans Groeimiddelen;
- 1 cannacutter;
- 3 groeitenten;
- diverse elektriciteitssnoeren;
- 68 ronde lege zwarte potten;
- 839 vierkante lege zwarte potten
- 13 rechthoekige lege zwarte potten;
- 155 rechthoekige lege zwarte potten.
(…) Ik zag dat de goederen vervuild waren. Ik zag stof op de goederen en in de potten zaten resten van aarde. Hieruit maakte ik op dat de goederen gebruikt waren om hennepplanten te telen (…) [41]
4.3.1.5.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij in de periode van 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 heeft deelgenomen aan een organisatie die als oogmerk had het plegen van feiten van Opiumwetfeiten.
4.3.1.5.1.
Juridisch kader
Deelname aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld in artikel 140 Sr. Een
organisatiein de zin van voormeld artikel is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur en een bepaalde organisatiegraad. Niet vereist is dat verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle deelnemers aan de organisatie.
Het
oogmerkvan deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Dat betekent dat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan. Om van
deelnemingin de zin van artikel 140 Sr te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat hij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt (zie onder meer Hoge Raad 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378).
4.3.1.5.2.
Beoordelingen van het ten laste gelegde
Organisatie
Aan de hand van de opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in de periode 1 november 2018 tot en met 21 mei 2019 tussen verdachte, en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] veelvuldig telefonisch contact en tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] WhatsApp contact is geweest.
Uit de inhoud van de telefoongesprekken en de sms- en WhatsApp-berichten blijkt dat de verdachten elkaar zeer geregeld spraken over het kweken van hennep. De rechtbank leidt uit de telefoongesprekken en berichten af dat medeverdachte [medeverdachte 1] degene was die over de kennis beschikte voor het opzetten van een hennepkwekerij. Uit de telefoongesprekken blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] instructies aan de andere twee gaf over de aanschaf van goederen en de wijze waarop de goederen moesten worden gebruikt. Ook was het medeverdachte [medeverdachte 1] die een elektricien regelde voor het aansluiten van de elektra in de kwekerij. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben een uitvoerende rol en hebben de verzorging en het opruimen van de kwekerij op zich genomen.
Naast voornoemde taakverdeling blijkt uit de telefoongesprekken ook dat de opbrengst van de kwekerij door verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] werd gedeeld. Dat de verdachten een gezamenlijk belang hadden, volgt ook uit de gesprekken op het moment dat de bus met hennepafval wordt aangetroffen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] komen dan overeen dat medeverdachte [medeverdachte 2] de schuld voor de bus op zich zal nemen. Dat de verdachten gezamenlijk tot een oplossing komen zodra er problemen ontstaan, is voor de rechtbank nog een aanwijzing dat sprake is van een samenwerkingsverband.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat tussen de verdachten sprake was van een georganiseerd samenwerkingsverband waarbij de verdachten ieder een eigen rol binnen het samenwerkingsverband vervulden.
Dat het samenwerkingsverband niet alleen een zekere structuur kende, maar ook duurzaam was, volgt onder meer uit de periode waarin het samenwerkingsbestand actief was. De rechtbank is van oordeel dat een periode van ruim een halfjaar dusdanig lang is dat van een duurzaam verband kan worden gesproken. Daarnaast blijkt dat de verdachten in de kwekerij hebben geïnvesteerd, er meerdere keren hebben geoogst en zij de opbrengst hebben gedeeld. Ook blijkt uit de tapgesprekken dat de investering die zij hadden gedaan niet voor één keer was bedoeld maar voor meerdere oogsten. Ten slotte is gebleken dat de verdachten na het ontmantelen van hun kwekerij aan de J.C. Hartogslaan 10-1 in Arnhem, zich niet hebben ontdaan van de kweekmaterialen, hetgeen op hun weg had gelegen wanneer zij wilden stoppen met het kweken van hennep. In plaats daarvan sloegen zij een grote hoeveelheid kweekmaterialen op in een garagebox, hetgeen erop wijst dat zij de intentie hadden om (met de opgeslagen goederen) in de toekomst opnieuw te gebruiken.
Gelet op voorgaande contacten, bezien in samenhang met de bewezenverklaarde hennepteelt, is de rechtbank van oordeel dat tussen de verdachten sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband en dat zij een criminele organisatie vormden.
Het oogmerk van de organisatie
Uit de hiervoor opgenomen contacten tussen de verdachten, blijkt dat het oogmerk van de organisatie is gericht op het plegen van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Daarnaast blijkt ook uit de onder feit 1 bewezenverklaarde bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt dat er niet alleen sprake was van het oogmerk, maar dat dit oogmerk ook daadwerkelijk (gedeeltelijk) is verwezenlijkt. Er is sprake van een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet.
Deelname aan de organisatie
Uit het voorgaande vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] deelnam aan de organisatie, nu zij allen gedragingen hebben verricht die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Dat verdachte – meer dan in algemene zin – wist van het oogmerk van de organisatie volgt uit voorgaande overwegingen, zijn bekentenis dat hij betrokken was bij de hennepkwekerij en uit de gesprekken die hij met de medeverdachten heeft gevoerd.
4.3.1.5.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 1 november 2018 tot en met 21 mei 2019 deelnam aan een criminele organisatie die het oogmerk had tot het plegen van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt.
Partiele vrijspraak
Er bestaat geen bewijs dat verdachte en medeverdachtenTuran en [medeverdachte 1] voorafgaand aan de bewezenverklaarde periode van 1 november 2018 tot en met 21 mei 2019 een criminele organisatie heeft gevormd. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de periode die voorafgaand aan 1 november 2018 ten laste is gelegd. Evenmin bestaat er voldoende bewijs dat verdachte met anderen dan medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een criminele organisatie heeft gevormd. Ook van dat onderdeel wordt verdachte vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 november 2018 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, telkens in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf telkens opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt en vervoerd in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en een ander pand, een grote hoeveelheid hennep en hennepplanten en delen daarvan, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit gepleegde feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (meer dan 500 gram hennep);
feit 2 primair
in de periode van 1 november 2018 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en Arnhem, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en anderen, te weten medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde lid van de Opiumwet, te weten het in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B gegeven verbod, te weten het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verstrekken of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II en
artikel 11 vijfde lid van de Opiumwet, te weten het opzettelijk handelen in strijd met artikel 11, tweede lid van de Opiumwet gegeven verbod, te weten het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder B en C gegeven verbod terwijl het betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (meer dan 500 gram hennep),
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met anderen, in de periode van 1 november 2018 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en Arnhem, meermalen, telkens opzettelijk geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig gehad, (al dan niet in een pand gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en een ander pand), een grote hoeveelheid hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 2 primair deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde, lid van de Opiumwet

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Verdachte is een
first offenderten aanzien van feiten uit de Opiumwet. Verzocht wordt om rekening te houden met de LOVS oriëntatiepunten en een werkstraf van 120 uur met aftrek van het voorarrest op te leggen. Daarnaast wordt verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte bij een invrijheidstelling direct aan het werk kan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten over een langere periode schuldig gemaakt aan het beroepsmatig telen van hennep. Daarnaast heeft hij deelgenomen aan een criminele organisatie. Dit zijn ernstige feiten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat verdovende middelen als hennep schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit. In het verlengde daarvan heeft verdachte bovendien gehandeld als deelnemer van een criminele organisatie, die het plegen van dit misdrijf tot oogmerk had.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hoewel verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, verdachte wel eerder in aanraking is gekomen met justitie vanwege een Opiumfeit, dat als gering feit is geseponeerd. De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om aan verdachte een forse voorwaardelijke straf op te leggen, ter voorkoming dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Ales afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest en waarvan twee maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. Deze straf is lager dan de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf omdat de periode die de rechtbank bewezen acht ongeveer anderhalf jaar korter is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3, 11 en 11b van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 (acht) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 2 (twee) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
 als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. C.M.A.T. van der Geest en
I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. B.A.E.J. Koster en F.D.M. Osinga, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(al dan niet in een/de pand(en) gelegen aan het [adres] te [woonplaats] en/of de [adres] te [woonplaats] en/of een of meer ander(e) pand(en)), een (grote) hoeveelheid hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (meer dan 500 gram hennep en/of 200 hennepplanten);
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en/of Arnhem, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en/of een of meer anderen, te weten (onder andere) medeverdachte [medeverdachte 1] en/of medeverdachte [medeverdachte 2] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer
misdrijven als bedoeld
in artikel 11, derde lid van de Opiumwet, te weten het in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B gegeven verbod, te weten het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van
(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II en/of
artikel 11 vijfde lid van de Opiumwet, te weten het opzettelijk handelen in strijd met artikel 11, tweede lid van de Opiumwet gegeven verbod, te weten het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder B en/of C gegeven verbod terwijl het betrekking heeft op een grote hoeveelheid/hoeveelheden van een middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (meer dan 500 gram hennep en/of 200 hennepplanten),
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in of omstreeks de periode van 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en/of Arnhem, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig gehad, (al dan niet in een/de pand(en) gelegen aan het [adres] te [woonplaats] en/of de [adres] te [woonplaats] en/of een of meer ander(e) pand(en)), een (grote) hoeveelheid hennep en/of hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en/of Arnhem, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
het (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig hebben van een (grote) hoeveelheid hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0900-201824879 van respectievelijk 8 mei 2019, 14 mei 2019, 30 mei 2019, 27 juni 2019 en 21 juli 2019, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 976, en inclusief de bijlagen I tot en met VIII. Tenzij anders vermeld, zijn de processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen inzake gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer] , p. 179 en het proces-verbaal stemherkenning [medeverdachte 1] [telefoonnummer] , p. 182.
3.Het proces-verbaal van bevindingen inzake gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer] , p. 183.
4.Het proces-verbaal van bevindingen inzake gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer] , p. 187-188.
5.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 7 augustus 2019.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 508.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 197.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, samenwerkingsverband, p. 225.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 502.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 230.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 44 van bijlage 2
12.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 47 van bijlage 2.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 49 van bijlage 2.
14.Het proces-verbaal van bevindingen netto gewicht hennep hennepdrogerij [adres] , p. 986.
15.Het proces-verbaal uitkijken beelden [adres] [woonplaats] , p. 527-528.
16.Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 531.
17.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , 17 mei 2019, p 731.
18.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , 17 mei 2019, p 732.
19.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , 17 mei 2019, p 733.
20.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , 17 mei 2019, p 734.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een WhatsAppconversatie, p. 430.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, WhatsAppe gesprekken [verdachte] en [medeverdachte 1] , p. 372.
23.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 509-510.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, samenwerkingsverband, p. 227.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, samenwerkingsverband, p. 227
26.Het proces-verbaal van bevindingen, samenwerkingsverband, p. 229.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, samenwerkingsverband, p. 230.
28.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 162.
29.Het proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 2] , p. 695.
30.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 542.
31.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 543.
32.Het proces-verbaal aantreffen hennepafval in bus [getuige 2] , p. 540.
33.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 169.
34.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 170.
35.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 170.
36.Het proces-verbaal garagebox [adres] [woonplaats] , p. 852.
37.Het proces-verbaal garagebox [adres] [woonplaats] , p. 854.
38.Een proces-verbaal garagebox [adres] te [woonplaats] , p. 852-858, in het bijzonder, p. 854.
39.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 858.
40.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 165.
41.Proces-verbaal onderzoek garageboxen aan de [adres] in [woonplaats] , p. 864-865