ECLI:NL:RBMNE:2019:3886

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
21 augustus 2019
Zaaknummer
16/108685-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsmatige hennepteelt en deelname aan criminele organisatie in Veenendaal en Arnhem

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten zich schuldig heeft gemaakt aan beroepsmatige hennepteelt en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2018 tot en met 21 mei 2019 in Veenendaal en Arnhem hennep heeft geteeld en deelgenomen aan een criminele organisatie die zich richtte op het plegen van Opiumwetfeiten. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerijen en de organisatie. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de observaties, telefoongesprekken en getuigenverklaringen die de betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachten bevestigden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte, wat heeft geleid tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/108685-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in HvB PI Dordrecht.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 augustus 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1in de periode van 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en/of Arnhem, tezamen en in vereniging, beroepsmatig hennep heeft geteeld, in elk geval een grote hoeveelheid (meer dan 500 gram hennep en/of 200 hennepplanten) opzettelijk aanwezig heeft gehad in de panden gelegen aan het [adres] te [woonplaats] en/of [adres] te [woonplaats] en/of andere panden
feit 2 primairin de periode van 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en/of Arnhem, aan een criminele organisatie heeft deelgenomen welke organisatie tot oogmerk had het plegen van beroepsmatige hennepteelt en/of hennepteelt van een grote hoeveelheid;
feit 2 subsidiairin de periode van 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en/of Arnhem aan een criminele organisatie heeft deelgenomen.

3.VOORVRAGEN

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie gedeeltelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Daartoe heeft de verdediging het volgende aangevoerd.
In onderhavige zaak, zijn de zaken 16-041111-19 en 16-039374-17 als bijlagen aan het dossier toegevoegd. Voornoemde zaken zijn destijds geseponeerd. De zaak 16-041111-19 had betrekking op een hennepplantage die op 17 april 2018 werd aangetroffen en 16-039374-17 op een bus met hennepgerelateerde goederen die op 10 april 2016 werd aangetroffen en waarbij verdachte betrokken zou zijn geweest. Op grond van artikel 255 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) geldt dat na de kennisgeving van een niet verdere vervolging niet opnieuw voor hetzelfde feit mag worden vervolgd, tenzij er nieuwe bezwaren bekend zijn geworden. In deze zaak is geen sprake van nieuwe bezwaren, maar gaat het om een nieuwe verdenking. Ook indien er sprake zou zijn geweest van nieuwe bezwaren, dient de officier van justitie ten aanzien van voornoemde zaken niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor het instellen van een opsporingsonderzoek naar nieuwe bezwaren is een machtiging van de rechter-commissaris vereist. Een dergelijke machtiging ontbreekt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat het verweer van de raadsvrouw dient te worden verworpen. Er is geen sprake van een hernieuwd opsporingsonderzoek dan wel gerechtelijk vooronderzoek in de strafzaken die destijds zijn geseponeerd. Een machtiging van de rechter-commissaris was dan ook niet vereist.
Het gaat in deze zaak om een nieuw opsporingsonderzoek waarbij nieuwe bezwaren zijn ontstaan. Uit de resultaten van het nieuwe onderzoek blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zich over een langere periode hebben beziggehouden met grootschalige hennepteelt. Op basis van deze nieuwe bezwaren kunnen de oude zaken worden meegenomen. De nieuwe bezwaren rechtvaardigen de beslissing om verdachte alsnog te vervolgen. Indien de rechtbank van oordeel is dat een machtiging van de rechter-commissaris was vereist, dan geldt conform de jurisprudentie niet dat dit onherstelbare vormverzuim moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de zaken 16-041111-19 en 16-039374-17 volgens het zich in het dossier bevindende uittreksel justitiële documentatie van 3 juli 2019 destijds zijn geseponeerd vanwege respectievelijk onvoldoende bewijs en gering feit. Door het voegen van deze zaken bij onderhavige zaak wordt verdachte opnieuw voor voornoemde zaken vervolgd. Op grond van artikel 255 lid 1 Sv kan een verdachte alleen opnieuw voor hetzelfde feit worden vervolgd, indien nieuwe bezwaren bekend zijn geworden.
Van een situatie als bedoeld in artikel 255 Sv is sprake indien nieuwe bezwaren zijn ontstaan ten aanzien van hetzelfde feit. Het tweede lid van artikel 255 Sv bepaalt dat enkel als nieuwe bezwaren worden aangemerkt verklaringen van getuigen of van de verdachte en stukken, bescheiden en processen-verbaal, welke later bekend zijn geworden of niet zijn onderzocht.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van verdachte geen nieuwe bezwaren zijn ontstaan als bedoeld in artikel 255 Sv. De nieuwe bezwaren die in het onderhavige onderzoek aan het licht zijn gekomen hebben immers geen betrekking op de feiten in de zaken 16-041111-19 en 16-039374-17. Er is geen sprake van verklaringen van getuigen of van de verdachte(n) dan wel andere bescheiden die betrekking hebben op de zaken 16-041111-19 en 16-039374-17 (en waardoor deze zaken in een nieuw licht komen te staan). Gelet hierop is niet aan de vereisten van artikel 255 Sv voldaan, zodat de officier van justitie ten onrechte - in het kader van onderhavige zaak - verdachte opnieuw voor die zaken wil vervolgen. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank de officier van justitie ten aanzien van de inhoud van de zaken 16-041111-19 en 16-039374-17 niet-ontvankelijk in de vervolging.
Ten aanzien van de overige voorvragen oordeelt de rechtbank dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, met uitzondering van voornoemde zaken, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Uit de observaties, de getapte telefoongesprekken, de bakengegevens en de analyses van de historische verkeersgegevens, in onderlinge samenhang bezien, blijkt dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich in de ten laste gelegde periode tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan beroepsmatige hennepteelt. Aan alle criteria van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is voldaan. Verdachte vormde samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een organisatie waarbinnen een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband bestond. Doordat de criminele organisatie het oogmerk had om Opiumwetdelicten te plegen, is sprake van een criminele organisatie als bedoeld in artikel in artikel 11b van de Opiumwet. Alle verdachten hebben een bewuste en actieve bijdrage aan de organisatie geleverd en daarmee deelnemingshandelingen verricht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit van hetgeen aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd. De tenlastelegging beslaat een veel te ruime periode. De officier van justitie heeft de pleegperiode uitgebreid door oude zaken van 10 april 2016 en 17 april 2018 aan het dossier toe te voegen. Die oude zaken zijn destijds vanwege het ontbreken van wettig bewijs geseponeerd.. Het wettig bewijs ten aanzien van die zaken ontbreekt nog steeds, zodat een eventuele pleegperiode pas later aanvangt.
In deze zaak wordt verdachte verweten betrokken te zijn geweest bij een hennepkwekerij op het [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] .
Verdachte had geen weet van eerstgenoemde kwekerij. Verdachte was bevriend met [getuige 1] , die woonachtig was op het [adres] . Weliswaar kwam verdachte regelmatig bij het [adres] , maar de kwekerij was gesitueerd in de slaapkamer van [getuige 1] en verdachte had geen reden om daar te komen. Ook de tapgesprekken kunnen een bewezenverklaring niet rechtvaardigen. Subsidiair voert de verdediging aan dat onvoldoende uit het dossier blijkt dat er (minimaal) twee keer is geoogst.
Verdachte bekent zijn betrokkenheid bij de kwekerij in Arnhem. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de woning per 1 augustus 2018 gehuurd en heeft er tot december 2018 samengewoond met zijn vriendin. Het is niet aannemelijk dat hij in deze periode een plantage in zijn woning aanwezig had. Dat er pas in november/december 2018 sprake was van een plantage volgt ook uit de sms-berichten, aldus de raadsvrouw. De pleegperiode kan dus pas vanaf dat moment aanvangen. Toen de politie op 7 mei 2019 de woning betrad, was er geen hennepkwekerij aanwezig. Het Openbaar Ministerie gaat ervan uit dat er op 15 of 16 april 2019 is geoogst. Nu de huur in april is opgezegd, is het onaannemelijk dat de kwekerij na de oogst van 22 en 23 maart 2019 nog in gebruik zou zijn. De einddatum van de pleegperiode valt zodoende samen met de laatste oogst.
Ten slotte heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van ten laste gelegde bestanddeel dat verdachte gehandeld zou hebben in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf, omdat hiervoor geen bewijs in het dossier aanwezig is.
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Er is geen sprake van een criminele organisatie, omdat niet is voldaan aan de criteria die door de Hoge Raad zijn gesteld. Er is geen sprake van een samenwerkingsverband of van een rolverdeling of hiërarchische structuur. Ook is er geen sprake van de vereiste duurzaamheid. Subsidiair heeft verdachte geen leidende of aansturende rol in het geheel gehad, zoals door de politie wordt gesuggereerd. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat hetgeen hiervoor over de ten laste gelegde periode is opgemerkt ook geldt ten aanzien van feit 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen [1]
4.3.1.1.
Inleidende overweging ten aanzien van telefoonnummers van verdachten
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat verdachte hetgeen hij ter zitting heeft bevestigd, in de ten laste gelegde periode gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] (* [telefoonnummer] ) [2] en dat medeverdachte [medeverdachte 1] de gebruiker was van telefoonnummer [telefoonnummer] (* [telefoonnummer] ) [3] . Verder concludeert de rechtbank dat medeverdachte [medeverdachte 2] het telefoonnummer [telefoonnummer] (* [telefoonnummer] )gebruikte. [4] Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis, zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken in plaats van voormelde telefoonnummers de (voor)namen van de verdachten weergeven.
4.3.1.2.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
[adres] te [woonplaats]
Verdachte is tijdens het onderzoek geobserveerd. De personalia van het subject van observatie zijn die van [verdachte] . Nader te noemen [verdachte] , lees verdachte. Tijdens de observaties is onder meer het volgende bevonden:

Wij hebben op vrijdag 8 februari 2019 (…) geobserveerd en daarbij hebben wij de volgende waarnemingen (…) gedaan (…): [5] Ik zag dat in de directe omgeving van perceel [adres] te [woonplaats] (…) een personenauto, merk Volkswagen, type Polo, kleur donkerblauw en voorzien van het kenteken [kenteken] , stond geparkeerd. (…) Ik rook ter hoogte van voornoemd perceel een lichte wiet geur. (…) Ik zag dat een man uit de richting van perceel [adres] te [woonplaats] kwam en via het trapportiek naar beneden liep. Ik zag dat hij het portiek uitliep en richting de parkeerplaats liep. (…) Ik zag dat de Polo [kenteken] wegreed vanaf de parkeerplaats van het [adres] te [woonplaats] . Ik herkende de bestuurder van de Polo [kenteken] als [verdachte].” [6]
Sinds 26 februari 2019 is er een registrerend baken in het voertuig Seat, type Ibiza, kenteken [kenteken] geplaats. Genoemd voertuig staat op naam van de vrouw/vriendin van verdachte. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte, op een uitzondering na, gebruik maakt van genoemd voertuig. In de periode 13 maart 2019 tot en met 21 april 2019 heeft het baken/voertuig 13 keer op meerdere data en tijdstippen nabij [adres] stil gestaan. [7]
Op 24 april 2019 wordt de woning aan het [adres] te [woonplaats] binnengetreden. Over het binnentreden wordt het volgende geverbaliseerd:
“Op woensdag 24 april 2019 (…) stelde ik (…) een onderzoek in op het adres het [adres] (…) [woonplaats] . (…) Op het genoemde adres (…) staat de volgende
persoon ingeschreven:
Achternaam: [getuige 1]
Voornamen: [voornamen]
(…) In voornoemde woning werd op woensdag 24 april 2019, omstreeks 09:10 uur (…) binnengetreden. (…) Na het binnentreden bleek een slaapkamer te zijn ingericht als een hennepkwekerij. (…) In de kweekruimte bleken 103 hennepplanten te staan. Ik zag dat de hennepplanten 80 cm hoog waren en ongeveer in de achtste week van de kweekcyclus waren. Er hingen 12 armaturen met even zoveel lampen. Aan de rechterkant van de kweekruimte hingen aan de muur 9 armaturen en in de nis in de kweekruimte lagen er 3. In de kweekruimte bevond zich een (1) koolstoffilter en twee (2) slakkenhuizen. Er hing boven de planten een (1) thermometer en de temperatuur in de ruimte was 23,4 graden Celsius en de vochtigheid in de ruimte betrof 30 %. In de kweekruimte stond ook nog een ventilator. [8]
(…) Ik, verbalisant, stelde voor een representatieve bemonstering een aantal hennepplanten veilig. Deze monsters testten wij met gebruikmaking van de cannabistest. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet.” [9]
T. [getuige 1] verklaart in zijn verhoor bij de politie op 24 april 2019 het volgende.
“V: Wie heeft de plantage ingericht of gebouwd?
A: Iemand anders.
V: Wie is die iemand anders?
A: Ik beroep me op mijn zwijgrecht.(…)
V: Hoeveel geld zou u voor één hennepoogst krijgen?
A: De helft.” [10]
T. [getuige 1] heeft in zijn tweede verhoor het volgende verklaard.

V: Wat kun je zeggen over de zakken met aarde die in jou schuur zijn aangetroffen?
A: Deze aarde is van een eerdere oogst.
V: Om hoeveel eerdere oogsten gaat het dan?
A: Eén
V: Wat was de opbrengst van die eerdere oogst?
A: Ik heb daar zes duizend euro van gehad.
(…)V: Wanneer is de eerste kweek begonnen?
A: Dat is begin november 2018 geweest.
V: Hoeveel gram weed is er geoogst?
A: Drie kilo en nog wat.” [11]
Op 24 april 2019 om 11.07 uur wordt verdachte ( [verdachte] ) gebeld door een onbekende man ( [telefoonnummer] ). Tijdens het gesprek wordt het volgende gezegd:
“ [telefoonnummer] : he ik ben net wakker gemaakt joh
[verdachte] : wat dan?
[telefoonnummer] : door de snats (fon) joh ze zitten boven bij mij aan het lopen allemaal vrachtwagen, de buurman is opgepakt
[verdachte] : ojee net of zo?
[telefoonnummer] : he ik werd wakker van geloop, tikken en tikken allemaal in 1 keer werd er aangebeld bij mij, of ik mijn auto weg kon halen? mijn auto staat precies op de parkeerplaats waar ze een vrachtwagen willen neerleggen zit een bak daar beneden
[verdachte] : o dan gaat het niet goed, waar ben je ben je thuis
[telefoonnummer] : ik ben gewoon thuis (…)
In het tapgesprek werd er gesproken over “boven” en de buurman is opgepakt. Op [adres] te [woonplaats] is [A] woonachtig. Het nummer * [telefoonnummer] heeft in totaal 33 keer contact met verdachte [verdachte] .” [12]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat [A] een vriend van hem is. [13]
Op 24 april 2019 om 22.23 uur belt [B] [14] met medeverdachte [medeverdachte 1] ).
[medeverdachte 1] : ik heb [verdachte] gebeld zojuist..
[B] : ja.
[medeverdachte 1] : ik, zeg "Kiewish" (=Waarom/Marokkaans)? Hij stuurt mij naar jou, jij stuurt mij naar hem. Wat is dit nou?" zei ik. Hij zei "Ik heb problemen, niet mij bellen nu. Ik bel jou in de morgen. Ik heb zware problemen in de ochtend gehad." Hij was zulke dingen aan het zeggen verdorie. [15] (…)
[medeverdachte 1] "(…) onze Marokkaan heeft gezegd 'Het heeft niets met jou te maken. Gewoon met shit te maken' .. dat is wat hij zei."
[B] "Hoezo shit?"
[medeverdachte 1] "Met die Ot (=gras/wiet) dus! Hij zei tegen mij 'Ik heb wel problemen maar het heeft niks met dat te maken'."
[medeverdachte 1] zegt dat hij (=De Marokkaan) verder zei dat hij in de ochtend problemen heeft gekregen.
[B] "Zouden de smerissen naar zijn huis zijn gegaan?"
[medeverdachte 1] zegt dat hij het dus niet weet.” [16]
[adres] te [woonplaats]
Verdachte heeft ter zitting – zakelijk weergegeven – verklaard:

Ik ben betrokken geweest bij de hennepkwekerij die aanwezig was op de [adres] te [woonplaats] . Ik heb deze mede aangesloten. Er zijn drie oogsten geweest. De tweede oogst is de oogst die bij het [adres] in beslag is genomen. [17]
Over het telefonisch contact tussen de verdachten is onder meer het volgende geverbaliseerd:
Sms-verkeer van 24 december 2018 tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Uit SMS Messages van 24 december 2018 tussen 11.24.43 uur en 10.07.14 uur blijkt dat [medeverdachte 1] wil dat [medeverdachte 2] de shit eruit gaat halen, omdat hij ervan af wil omdat hij de huur wilt gaan opzeggen. [medeverdachte 2] zegt dat hij toch een maand opzegtermijn heeft, maar dat hij het snel gaat regelen. (…) [medeverdachte 1] geeft aan dat als [medeverdachte 2] het niet kan betalen, dat er iemand anders is die geld wil lenen om het te gaan betalen en dan hoeft [medeverdachte 2] niks meer te doen. Ze hebben namelijk niet geïnvesteerd en moeite gedaan voor maar 1x.(…) [medeverdachte 2] wil dat ze dan met deze locatie stoppen en ergens anders samen verder gaan. [medeverdachte 1] en die ander willen op deze plek blijven, [medeverdachte 2] hoeft geen geld meer te geven en [medeverdachte 2] krijgt 4K (opm: 4K betekend 4000 euro) aan het einde van de rit. [medeverdachte 2] zegt dat hij al meer heeft betaald dan afgesproken. Dat alles door 3 gedeeld zou worden en dat ze er alle 3 op verdiend hebben. [18]
Op 12 februari 2019 vond een gesprek plaats tussen [verdachte] ) en [medeverdachte 2] :

[verdachte] zegt: ik trek niks eruit, ik laat het gewoon zo staan maat.
Kom maar zelf die filter aansluiten en shit, ik ben helemaal klaar met jullie rotzooi mensen.
kom nou ... (ntv) ... en aan het eind van de rit ook nog met je moeten gaan delen ... lul. ... gras (fon) kan je krijgen” [19]
Op maandag 18 februari 2019 was er een gesprek tussen [verdachte] ) en [medeverdachte 1] ):

[verdachte] zegt dat er een spoedje is voor morgen.

[medeverdachte 1] vraagt om hem met rust te laten en die ander hiervoor te vragen.

[verdachte] zegt dat die ander dat niet kan doen maar dat [medeverdachte 1] wel met die ander samen moet gaan.

[verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] een bord verkeerd heeft opgehangen. hij hangt nu links, maar aan de rechterkant. nu passen al die kabels niet, die komen niet zo ver.

[verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] twee dingen kan doen, lange kabels van twee meter halen of je verplaatst dat ding maar dan heb je ook nog kabels nodig.

[verdachte] zegt dat het makkelijkst is om naar de praxis te gaan en stekkers te kopen van twee meter.

[verdachte] zegt dat zij altijd die stekkerblokken met 'aarde' gebruiken, maar die gele aardedraad sluiten zij nooit aan.

[verdachte] zegt dat het gemaakt moet worden want 'nu draaien we nog steeds op dezelfde shit'.

[verdachte] zegt: 'en, ik heb vandaag die omgezet, je weet wel wat ik bedoel, omgezet, tijd veranderd ... maar nou ... die handdoeken die ben ik vergeten bij de deur neer te zetten van de woonkamer, omdat dit wel moet...want als die dingen uit gaan dan gaat die dinge ook uit, snap je ... dus dan ga je het gewoon zwaar ruiken in de galerij ... er zijn twee dingen die belangrijk zijn om te doen, dat zijn die twee dingen.'

[medeverdachte 1] zegt: 'die hoe heet dat... die stekkers .. moeten we wel centen voor hebben.

[verdachte] : en dan kun je gelijk die ding vullen .... en dan ga ik vanavond daar heen want ik zit op die beestjes te wachten en zo en dan ga ik die shit daar doen ... morgenavond ..

[medeverdachte 1] : oke ...

[verdachte] : schrijf op je iphone wat ik heb gezegd. en bel hem op en zeg dat dit de dingen zijn die als die niet gebeuren vandaag of morgen, dan hou ik er echt mee op, want dit moet gewoon gebeuren, want het schiet gewoon niet op anders.

[medeverdachte 1] : is goed, dan ga ik hem even bellen en dan bel ik jou zo terug. [20]
Op 23 maart 2019 omstreeks 08:44 uur belt [verdachte] ) met [medeverdachte 1] (NN):
[verdachte] : waar ben jij? Ben je klaar of ben je niet klaar
[medeverdachte 1] : Bijna
[verdachte] : Hoeveel nog dan? Net een uur en kwartier geleden 13, nu hoe lang dan, hoe veel nu dan nog?
[medeverdachte 1] : Nog eh 3.
[verdachte] : 3 met wat in de handen is of alleen 3 totaal, letterlijk totaal 3?
[medeverdachte 1] : Totaal 3
[verdachte] : lwa nou, is goed. lwa, doe is die shit af en doe het in die strijkzak en eh dichtstrijken
[medeverdachte 1] : Kom jij niet?
[verdachte] : Hoeft toch niet, (…) Als je klaar bent, als het dicht zit en alles dan neem ik mijn neef en die andere mee, dan neem jij het gelijk mee in jouw auto. Dan rij je naar [adres] toe. [21]
Op zaterdag 23 maart 2019 omstreeks 11.33 uur belt [verdachte] ) met [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ).
[verdachte] : Hebben jullie die ontvochtiger erbij gelegd?
[medeverdachte 1] : Ja dat heb ik tegen hem gezegd alleen hij had geen bakje. Hij heeft in zo'n glazen, soort ovenpannetje, gedaan zeg maar. [22]
Op 26 maart 2019 is de woning op het [adres] te [woonplaats] binnengetreden. Over het binnentreden wordt het volgende geverbaliseerd.
“Op maandag 26 maart 2019 is er bij ons informatie binnengekomen dat er in de woning aan [adres] te [woonplaats] mogelijk een hoeveelheid drugs in de woning zou liggen. (…) Vervolgens hebben wij het pand betreden. (…) Ik (…) heb (…) de deur van 1 van de slaapkamers opengetrapt. Ik zag dat er een man, nader te noemen verdachte, in zijn bed lag (…). Na het openen van de deur rook ik direct een enorme henneplucht en zag een mij ambtshalve bekende droogtent in de kamer staan.
Ik (…) heb vervolgens de droogtent open geritst en zag daar meerdere horizontale netten hangen waar henneptoppen op lagen. Ik zag dat er 10 netten boven elkaar waren gespannen van ongeveer 70 bij 70 centimeter. Ik zag dat deze helemaal vol lagen met hennep. (…) Verder zag ik diverse ventilatoren, een temperatuur/vochtmeter en een filter voorzien van slang in de tent staan.
(…) Verdachte: [medeverdachte 1] (…)” [23]
De inbeslaggenomen henneptoppen zijn getest:

Wij zagen aan de vorm van de plantentoppen dat deze de uiterlijke kenmerken hadden van henneptoppen. Tevens roken wij dat de lucht die de plantentoppen verspreidden overeen kwamen met de kenmerkende geur van hennepplanten. Uit deze hoeveelheid zijn willekeurig 4 toppen (…) geselecteerd (…) Wij hebben vervolgens deze 4 toppen getest op de aanwezigheid van cannabinoiden. (…) Uit deze reactie van de testbuis leiden wij af dat het geteste deel van de plant wijst op de aanwezigheid van marihuana, hash THC en/of andere cannabinoiden. [24]
De op het [adres] aangetroffen henneptoppen zijn in drie zakken gedaan en gewogen:
- grote zwart - witte zak - 3,50 kilo (…)
- grote bruine papieren zak - 1,22 kilo (…)
- kleine bruine papieren zak - 0,55 kilo (…) [25]
Ten aanzien van het wegen van de henneptoppen is een aanvullend proces-verbaal opgemaakt:

Het gewicht van de zakken met hennep bleek bij weging 5,27 kilo te bedragen.
Het gewicht van de zakken was hier niet vanaf getrokken. (…) het gewicht van een soortgelijke plastic zak en een kleine en grote papieren zak (…)bedroeg 189,45 gram.
Dit houdt in dat het gewicht van de hennep 5,27 - 0, 18945 = 5.08055 kilo was. [26]
Door de politie zijn de bewakingsbeelden van de flat [adres] bekeken:

Op de beelden (…) werden door mij het navolgende waargenomen.
Datum: 23 maart:
10.41.40- 10.41.46 uur:
[medeverdachte 1] (herkenning) en een persoon zeer gelijkend op [medeverdachte 2] , arriveren bij deur welke toegang geeft tot nood trappenhuis van de flat [adres] .
[medeverdachte 1] heeft een kennelijk gevulde grijze vuilniszak in zijn handen. [medeverdachte 1] opent kennelijk met sleutel de deur.
[medeverdachte 2] draagt twee kennelijk gevulde bigshoppers bij zich.
11.30.59
uur:
[medeverdachte 2] vertrekt bij de flat [adres] vanuit deur nood trappenhuis.” [27]
Bij het bekijken van de stills van de camerabeelden is door de verbalisant het volgende bevonden:

De persoon op de afbeeldingen herken ik als:
Achternaam: [medeverdachte 2]
Voornamen: [voornamen]
(…) Ik herkende de persoon direct toen ik de foto's te zien kreeg. Op 16 april 2019 heb ik [medeverdachte 2] nog gecontroleerd.
(…) Ik herkende [medeverdachte 2] aan zijn postuur, zijn haardracht, baard en snor. [medeverdachte 2] heeft een opvallende haardracht, omdat hij lang zwart haar heeft die aan de achterkant doorloopt tot aan zijn nek welke wat uitsteekt naar links en rechts. Dit is gelijk aan de foto's die mij getoond werden.” [28]
Op 17 mei 2019 is [getuige 2] verhoord. Hij verklaart het volgende.
V: Wat is uw telefoonnummer:
A: [telefoonnummer] [29]
Aan [getuige 2] wordt voorgehouden dat er een telefoongesprek is gevoerd tussen zijn nummer en het nummer van verdachte [verdachte] . [30]
V: Hoe staat deze persoon in uw telefoon?
A: In mijn telefoon staat hij onder [naam]
O: Het nummer [telefoonnummer] is degene waar u contact mee heeft op 16 februari 2019. (…)
O: Uit onderzoek is gebleken dat het nummer [telefoonnummer] op naam staat van [verdachte] . (…)
O: In dit gesprek zegt [verdachte] dat hij weer een keer koffie wilt gaan drinken. Net als vorige keer.
V:Wie is [verdachte]
A:Ik ken zijn naam niet
V: Hoe ziet hij eruit?
A: Ik ken zijn naam niet en ik herinner mij hem. Ik herken hem door zijn stem. (…)
A: Het is een kleine Turkse of Marokkaanse jongen. (…)
V: Hoeveel hennepkwekerijen heeft u aangesloten voor de Turks Marokkaanse jongen, die u herkent aan zijn stem?
A: Voor hem, ik denk 3. Ik weet dat ik 2 of 3 jaar geleden een hennepplantage heb aangesloten in Veenendaal en dan die 2 in Arnhem. (…)
C: We laten je een foto zien (betreft een foto van [medeverdachte 1] ).
V: Wie is de persoon op de foto?
A: Dat is de jongen die mij in het appartement heeft gelaten in Arnhem. [31]
We laten je een foto zien (betreft een foto [verdachte] )
V: Wie is de persoon op de foto?
A: dat is de jongen van de stem, die in mijn telefoon staat onder [naam] . [32]
Op 2 februari 2019 tussen 22.23 uur en 3 februari 2019 00.37 uur is er een Whats-appgesprek tussen telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 1] en telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] . In deze berichten staat:
Uitgaand Kifech lamba is uit?
Inkomend Welke
Uitgaand Nieuwe
Inkomend Maak is foto van klok
Uitgaand k ben al weg gegaan die ding was 91 en het was nat op de grond
Zie bijlage foto WhatsApp 3-2-2019 00.18.52 uur bijgevoegd
(foto schakelklok met stekker erin) [33]
Ik hoor m wel gewoon
Inkomend Ik zie niet wat omhoog of omlaag is
Uitgaand W8 k maak duidelijker.
Zie bijlage foto WhatsApp 3-2-2019 00.21.33 uur bijgevoegd
(foto schakelklok)
Van 12 tot 18:00 is omlaag
Inkomend doe is op lamp. Doe op kleine lamp
Uitgaand Doet het ook nie
Inkomend draai is door.(…) Alsof je kraan dicht of open doet. Draai door naar
Uitgaand welke kant op
Inkomend 20:00
Uitgaand op 13.00 is die aangegaan
Zie bijlage foto Whatsapp 3-2-2019 00.25.24 uur bijgevoegd (foto schakelklok)
Inkomend draai eens door naar 1700
Uitgaand nog aan
Inkomend en naar 1900
Uitgaand om 18:00 sprong die uit
Inkomend doe van 12:00 tot 18:00 omhoog. Klikken alles. Haal m uit de stopcontact. dan pas regelen.
Uitgaand nu is alles omhoog
Inkomend doe van 1200 tot 1800 omhoog laten. De rest omlaag dus
Uitgaand en de tyd op nu zette.
Inkomend vanaf 1800 tot 12:00 omlaag. Controleer goed. Stuur foto
Uitgaand ben nog bezig. Als ik klaar ben stuur ik. Nu doet is het. Hij is aan [34]
4.3.1.3.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging, beroepsmatig telen van hennep in twee hennepkwekerijen in Veenendaal en Arnhem.
Hoewel verdachte ontkent af te hebben geweten van het bestaan van de kwekerij aan het [adres] te [woonplaats] , leidt de rechtbank de betrokkenheid van verdachte af uit voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien en overweegt daartoe als volgt.
Uit de observatie- en bakengegevens en de verklaringen van verdachte blijkt dat verdachte in de ten laste gelegde periode meerdere keren in de woning aan het [adres] is geweest. De verklaring van verdachte dat hij alleen naar het [adres] ging om een vriend te bezoeken, acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank heeft daarbij op de volgende feiten en omstandigheden gelet. Uit het dossier blijkt dat de politie op 24 april 2019 om 9.07 uur een inval in de woning aan het [adres] heeft gedaan. Verdachte wordt om 11.07 uur gebeld door, [A] , een vriend van verdachte die op het [adres] (in de woning gelegen onder de woning op het [adres] ) woont. In dat gesprek spreekt de beller over de snats (politie) die in de woning boven hem bezig zijn en zegt dat zijn buurman is opgepakt. Verdachte reageert daarop met de woorden: ‘Dan gaat het niet goed’. In een telefoongesprek tussen [B] en [medeverdachte 1] later diezelfde dag, deelt [medeverdachte 1] mee dat [verdachte] hem zojuist heeft verteld ‘zware problemen in de ochtend te hebben gehad’ en dat dit ‘te maken had met die Ot (gras/wiet)’. Tot slot blijkt uit de verklaring van [getuige 1] , de huurder van de woning, dat een ander de kwekerij had ingericht en dat hij de winst van de kwekerij met een ander deelt.
Gelet op de voorgaande omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte samen met [getuige 1] betrokken was bij de hennepkwekerij aan het [adres] .
Verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de kwekerij op de [adres] te [woonplaats] . Uit de onderlinge gesprekken tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , leidt de rechtbank af dat zij de kwekerij in vereniging hebben opgebouwd en zich gezamenlijk hebben beziggehouden met de teelt van hennep. Verder blijkt uit sms-berichten tussen medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] dat de afspraak was dat het geld (de opbrengst) door drie zou worden gedeeld. Uit datzelfde gesprek blijkt dat [medeverdachte 2] protesteert als [medeverdachte 1] de huur wil opzeggen voor genoemde woning. [medeverdachte 2] merkt op dat ze niet voor één keer (de rechtbank begrijpt: één oogst) al die moeite gedaan hebben.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat met betrekking tot de vraag of sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt niet zozeer de hoeveelheid planten van belang is, doch veeleer de mate van professionaliteit en de gerichtheid op het behalen van financiële winst. Met betrekking tot de term ‘grote hoeveelheid’ geldt dat in art. 1 lid 2 Opiumwetbesluit wordt bepaald dat als een grote hoeveelheid moet worden beschouwd: 500 gram hennep of 200 hennepplanten.
Op 24 april 2019 is door de politie bij het binnentreden van het pand aan het [adres] een hennepkwekerij aangetroffen, waarbij gebruik werd gemaakt van een hoeveelheid goederen bestemd waren voor het telen van hennepplanten. De rechtbank wijst daarbij met name op de aangetroffen 12 armaturen met even zoveel lampen, 9 armaturen aan de muur, nog eens 3 op de grond, een koolstoffilter, 2 slakkenhuizen, een ventilator, een afzuigslang, een watervat en een dompelpomp.
Het drogen van de opbrengst van de oogst van de kwekerij op de [adres] te [woonplaats] vond plaats in een woning gelegen aan het [adres] te [woonplaats] . Bij dit droogproces werd gebruik gemaakt van een droogtent met diverse ventilatoren, een temperatuur/vochtmeter en een filter voorzien van een slang. Tevens werden er meerdere ontvochtigers gebruikt tijdens het droogproces.
Hiermee worden minstens twee punten van de lijst met indicatoren van professionaliteit uit de Aanwijzing Opiumwet bestreken, waarmee de bestemming voor bedrijfsmatige teelt is komen vast te staan.
Ten aanzien van deze voorwerpen en het aantal in de kwekerij aan het [adres] aangetroffen planten, alsmede het aantal planten in de kwekerij aan de [adres] waarover verdachte heeft verklaard (ongeveer 100 stuks) is de rechtbank van oordeel, dat het volstrekt niet aannemelijk is dat het hier gaat om een kleinschalige, niet professioneel ingerichte hennepkwekerij die gericht is op teelt van enkele hennepplanten voor eigen huiselijk gebruik. Door de aard en/of functie van de aangetroffen voorwerpen zijn zij in ieder geval bestemd voor bedrijfsmatig gebruik onder professioneel gecreëerde omstandigheden ter bevordering van een optimale oogst en een optimale financiële opbrengst van de hennepkwekerij, dus op verkoop van de oogst. Verder werd bij het aansluiten van de elektronica voor de hennepkwekerijen gebruik gemaakt van de diensten van een elektricien.
Op de locatie aan de [adres] in [woonplaats] is sprake geweest van drie oogsten. Voor de aangetroffen hoeveelheid hennep op het [adres] te [woonplaats] geldt dat dit een hoeveelheid van ruim 5 kilo henneptoppen betrof afkomstig van één oogst in de hennepkwekerij aan de [adres] in [woonplaats] . Deze henneptoppen bevonden zich al een aantal dagen in een droogtent. Door de verdediging is aangevoerd dat de aangetroffen henneptoppen nog niet droog waren en dat het daadwerkelijke gewicht dan ook aanzienlijk lager is. Ten aanzien van dat verweer overweegt de rechtbank dat ook indien de henneptoppen nog niet geheel droog zouden zijn, het gewicht in ieder geval meer dan 500 gram bedraagt en dus sprake is van een grote hoeveelheid als bedoeld in het Opiumwetbesluit.
Ten aanzien van de aanvang van de pleegperiode gaat de rechtbank uit van een periode die aanvangt op 1 november 2018. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de kweek aan het [adres] begin november 2018 is gestart. Ook de kwekerij aan de [adres] zal rond die tijd zijn gestart, gelet op de laatste oogst omstreeks maart/april 2019 en uitgaande van drie oogsten.
4.3.1.4.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 (criminele organisatie)
Hierna worden naast bewijsmiddelen genoemd bij feit 1 aanvullend voor feit 2 de volgende bewijsmiddelen opgesomd.
Verdachte heeft ter zitting – zakelijk weergegeven – verklaard:

Ik ben betrokken geweest bij de hennepkwekerij die aanwezig was op de [adres] te [woonplaats] . Ik heb deze mede aangesloten. Ik heb aangegeven welke spullen er moesten worden gekocht. Ik heb contact gehad met de elektricien en ik heb contact gehad met een knipper.” [35]
Over het knippen van hennep is [getuige 3] gehoord.
C: Een van deze verdachten is genaamd [verdachte] uit [woonplaats] .
V: Ken jij die?
A: Die ken ik wel [36]
C. Uit onderzoek is gebleken dat in het pand [adres] in [woonplaats] hennep is geteeld
A: Ik heb daarmee helpen knippen. Ik kreeg daar 250 euro voor. [37]
Uit het onderzoek is gebleken dat de verdachten regelmatig contact met elkaar hadden. Over deze contacten is onder meer het volgende geverbaliseerd.
Op 25 februari 2019 was er een gesprek tussen [verdachte] ) en [medeverdachte 1] ):

[medeverdachte 1] vraagt of hij die vloes (fon) zal overmaken naar [verdachte]

zegt dat [medeverdachte 1] gewoon in de hand moet geven, [verdachte] had [medeverdachte 1] toch ook in de hand gegeven.

[verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] zometeen gewoon het moet geven. [verdachte] zegt dat hij [medeverdachte 1] straks ziet.
(…)

[verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] een poeperd is, nu hij betaald is dat hij weer allerlei rare dingen moet gaan doen,. altijd na de eerste betaling elke maand doet [medeverdachte 1] zo zegt [verdachte]. [38]
Op 27 februari 2019 was er een gesprek tussen [verdachte] ) en [medeverdachte 1] ):
[verdachte] : Luister je moet ook water geven he
[medeverdachte 1] : Ja welke?
[verdachte] : Ja ik stuur jou een appje met wat erin moet en goed mengen, we hebben daar toch zon 1 euh liter euh 1 maatbeker van een liter hebben we daar toch?
[medeverdachte 1] : Ja
(…) [medeverdachte 1] : Kan je niet van onder geven waarom doe ik dan die ding? Beter van onder of niet
[verdachte] : We hebben het toch de vorige keer ook van boven gedaan, het komt er toch onderuit of niet dan idioot. Het moet toch van boven sukkel deze keer nog. Doe maar gewoon wat ik tegen je zeg [39]
Op zaterdag 23 maart 2019 was er een gesprek tussen [verdachte] ) en [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ):

[verdachte] : Hebben jullie die ontvochtiger erbij gelegd?
[medeverdachte 2] : Ja dat heb ik tegen hem gezegd alleen hij had geen bakje. Hij heeft in zo'n glazen, soort ovenpannetje, gedaan zeg maar.
[verdachte] : Oh ja daar boven op, dat het wel kan ...
[medeverdachte 2] : Maar dat helpt toch niet, want die water kan toch nergens kwijt? Dat gaat weer in die ding trekken toch?
[verdachte] : Nee dat trekt in die ding en dan druppelt ie naar beneden
[medeverdachte 2] : Dus is het wel goed of niet dat ie in zo'n ding heeft gelegd?
[verdachte] : Ja volgens mij wel. Er boven op of gewoon erop?
[medeverdachte 2] : Nee gewoon dr op gelegd zeg maar
[verdachte] : Oh ja. Ja is goed
[medeverdachte 2] : Hij heeft hem uit de verpaking gehaald en gelijk erop gelegd maar volgens mij werkt dat niet echt goed want normaal gesproken
[verdachte] : Ja nu wel, nu wel want zo vol zit die nog niet. Ik doe het straks wel ntv, voordat die helemaal vol zit
[medeverdachte 2] : Oke
[verdachte] : Voordat die helemaal vol zit, ben je ook al een hele dag verder
[medeverdachte 2] : Oke
[verdachte] : Nee nee, is wel goed. Maar zitten er wel bij dus
[medeverdachte 2] : Ja ja, twee erin en eentje gewoon in de ruimte zelf.
[verdachte] : Jo, dan ga ik gewoon naar huis” [40]
Op 25 maart 2019 vond een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ):

[medeverdachte 1] "We moeten ook schoonmaken."
[medeverdachte 2] "Ja, weet ik. Naar de jongen .. dinges euhh... heb je gebeld naar daar en heb je gevraagd 'Tot wanneer?' .. "
[medeverdachte 1] "Nee. nog niet.
[medeverdachte 2] "Oke. Luister he [medeverdachte 1] ! Kijk, zegt het ook tegen de jongen… oke, ik begrijp het als hij geen zin meer en zo, snap ik. (…) Maar laten we het op z’n minst als volgt doen… Ik bedoel, laten we het nog een keer doen. Al de jongen zich er niet mee wilt bemoeien laat hij zich er dan niet mee bemoeien, maar sowieso ik bedoel.. Ik geef wel waar hij recht op heeft, zijn een derde! Maar ook al halen we er 1 (een) uit, wij tweeën, dan hebben we in ieder geval de huur eruit. Dan krijgt hij ook gewoon eerlijk zijn shit. Ik zeg het ook niet om extra te pakken of zo, totaal niet. (…) Als hij er helemaal klaar mee is en hij krijgt nou ook zijn kindje alles, misschien heeft ie helemaal geen zin in deze praktijk. Begrijp ik ook. (…) Zeg maar gewoon tegen hem hij hoeft niets te doen, behalve als we echt in de knoop komen (…) Dat ie dan even kan komen kijken, maar hij hoeft voor zich… zich nergens mee te bemoeien. Ja, wij halen het op. Doen we het, wat er ook uitkomt aan winst. Gewoon door drieën, hoe het nu ook gaat.
[medeverdachte 1] “luister, ik praat later met jou. (…) We moeten daar naartoe, we moeten daar opruimen
[medeverdachte 2] “Ja is goed. Ook al ken jij niet dan als ik morgen niet werk, dan ga ik sowieso in m’n eentje, dan ga ik die plastic en zo in de vuilniszakken gooien.”
[medeverdachte 1] zegt dat het allemaal apart moet gebeuren
[medeverdachte 2] zegt dat de stokjes sowieso apart zijn en vraagt of die dingen in die “Goem” (fon.) eruit moeten.
[medeverdachte 1] “die zijn ook apart.”
[medeverdachte 2] “dus die moeten allemaal een voor een eruit getrokken worden?!”
[medeverdachte 1] Ja
[medeverdachte 2] Die zijn apart maar al deze dingen, deze kunnen toch wel bij elkaar?
[medeverdachte 1] Ja, dat wel.” [41]
Op 14 april 2019, 16.20:29 uur vond een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] ) en [B] [42] (Nnman):
[medeverdachte 1] zegt (…) “Ik heb rond half 8 een busje nodig voor een uurtje”
NNman zegt dat het goed is. [43]
Op 14 april 2019, 16:23:42 uur vond een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ):

[medeverdachte 1] : dinges, ik heb het busje voor vanavond geregeld, dat je dat weet!
[medeverdachte 2] : ja, is goed.” [44]
Op 14 april 2019 komt er bij de politie een melding binnen:

Op zondag 14 april 2019, te 23.31 uur, werd er een verdachte situatie gemeld bij de politie te Veenendaal nabij het van Garderenerf te Veenendaal. Ter plaatse werd een bestelbus van het merk Peugeot Partner, voor zien van het kenteken [kenteken] , aangetroffen. Rondom de bus hing een geur van hennep.
Nadat de bus in beslag was genomen werden in de bus diverse plastic zakken met daarin restanten van een hennepkwekerij aangetroffen (…) Vanuit het onderzoek telecommunicatie bleek dat er veel telefoonverkeer plaats gevonden te hebben, tussen voornamelijk [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [B] , omtrent het gebruik van deze bus en het kennelijke voornemen om de inhoud van de bus ergens te dumpen. [45]
Op 15 april 2019, 0:29:34 uur vond een gesprek tussen [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) plaats:

[medeverdachte 1] : neef, als ik daar naartoe ga, dan gaan ze zeker naar die andere dinges van mij, he?! Whollah (=Ik zweer het).
[medeverdachte 2] : ja, ik weet, maar ja, wat anders?
(…) [medeverdachte 1] : ga jij maar verdorie zeggen "IK had hem geleend. Ik moest iemand helpen voor iets."
(…) [medeverdachte 2] euhh .. zeg .. weetje wat?! Bel jij hem maar op. Zeg maareuhh .. "Oke, wacht maar. Ik kom eraan. Zeg maar nog niets. Misschien stuur ik iemand anders." zo moet je het zeggen.
[medeverdachte 1] : bedoel je [C] (…)?
[medeverdachte 2] ja. Bel hem maar op en zeg tegen hem "Misschien kan ik iemand anders sturen. Die neemt het dan op zich. Anders Kom ik zelf." zo moet je het zeggen. Joeh.” [46]
Op 15 april 2019, 0:31:42 uur vond een gesprek tussen [medeverdachte 1] ) en [B] plaats:

[medeverdachte 1] : luister dan. Ik ga proberen om iemand anders te sturen.
[B] : broer, je moet hierheen komen. Je moet wel komen naar hier.
[medeverdachte 1] : oke, maar ik ga proberen iemand anders te sturen, zogenaamd. Je weet toch zo van "Hij heeft jouw busje geleend" Ja. mongool”! [47]
Op 15 april 2019, 0:35:20 uur vond een gesprek tussen [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] plaats:

[medeverdachte 1] zegt dat hij tegen hem had gezegd van, verzin iets, dat je iets voor iemand moest weggooien ofzo. [48]
Op 24 december 2018 zijn tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] SMS-berichten verstuurd:

[medeverdachte 1] : Wanneer kom je die spullen ophalen
[medeverdachte 2] : Wanneer ik kan kijk wel even vandaag kan sws niet
[medeverdachte 1] : Ik ga die ding opzeggen die dingen moeten eruit
[medeverdachte 2] : Weet ik je hebt een maand opzeg termijn sws dus als je vandaag opzegt hoef je pas eind volgende maand eruit maar komt goed doe het zo snel mogelijk
[medeverdachte 1] : Ik wil die shit eruit
[medeverdachte 2] : Komt goed
(…)
[medeverdachte 1] : Als je niet kan betalen dan wilt die andere het lenen en afmaken want voor 1x hebben we al die moeite niet gedaan, dan geeft ie jou einde van de rit jou shans jij hoeft dan niks meer te doen.
[medeverdachte 2] : Aan wie wilt hij dan lenen ? En hoe bedoel je sans ? Als jullie niet meer met mij willen doen is het prima zeggen we de boel op en doen jullie met zn 2en ergens want ik hoef dan ook niet te weten waar andere het doen puur het idee om gezeik achteraf te voorkomen mocht er iets gebeuren, is gewoon geen fijn gevoel
[medeverdachte 1] : Hij gaat dan geld regelen van zn broer om hier verder te kunnen gaan want wij vinden het zonde voor de moeite die is gedaan hier voor en zonde van de plek dan kan jij je geld op zak houden, jij krijgt 4k einde van de rit voor het vertrouwen
(…)
[medeverdachte 2] : Ik had geld en heb me aan me woord gehouden jij was diegene dje zei alles door 3 wat achteraf dus niet zo bleek en alsnog heb ik water bij de wijn gedaan en meer betaald dus ben ik coulant geweest en ik heb qwa geld t meest risico genomen en we hebben er allemaal op verdient.” [49]
4.3.1.5.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij in de periode van 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 heeft deelgenomen aan een organisatie die als oogmerk had het plegen van Opiumwetfeiten.
4.3.1.5.1.
Juridisch kader
Deelname aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld in artikel 11b van de Opiumwet en artikel 140 Sr. Een
organisatiein de zin van voormelde artikelen is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur en een bepaalde organisatiegraad. Niet vereist is dat verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle deelnemers aan de organisatie.
Het
oogmerkvan deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van (Opiumwetgerelateerde) misdrijven. Om van
deelnemingte kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat hij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt (zie onder meer Hoge Raad 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378).
4.3.1.5.2.
Beoordelingen van het ten laste gelegde
Organisatie
Aan de hand van de opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in de periode 1 november 2018 tot en met 21 mei 2019 tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] veelvuldig telefonisch contact en tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] WhatsApp contact is geweest.
Uit de inhoud van de telefoongesprekken en de sms- en WhatsApp-berichten blijkt dat de verdachten elkaar zeer geregeld spraken over het kweken van hennep. De rechtbank leidt uit de telefoongesprekken en berichten af dat verdachte degene was die over de kennis beschikte voor het opzetten van een hennepkwekerij. Uit de telefoongesprekken blijkt dat verdachte instructies aan de medeverdachten gaf over de aanschaf van goederen en de wijze waarop de goederen moesten worden gebruikt. Ook was het verdachte die een elektricien regelde voor het aansluiten van de elektra in de kwekerij. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben een uitvoerende rol en hebben de verzorging en het opruimen van de kwekerij op zich genomen.
Naast voornoemde taakverdeling blijkt uit de telefoongesprekken ook dat de opbrengst van de kwekerij door verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werd gedeeld. Dat de verdachten een gezamenlijk belang hadden, volgt ook uit de gesprekken op het moment dat de bus met hennepafval wordt aangetroffen. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] komen dan overeen dat medeverdachte [medeverdachte 2] de schuld voor de bus op zich zal nemen. Dat de verdachten gezamenlijk tot een ‘oplossing’ komen zodra er problemen ontstaan, is voor de rechtbank nog een aanwijzing dat sprake is van een samenwerkingsverband.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat tussen de verdachten sprake was van een georganiseerd samenwerkingsverband waarbij de verdachten ieder een eigen rol binnen het samenwerkingsverband vervulden.
Dat het samenwerkingsverband niet alleen een zekere structuur kende, maar ook duurzaam was, volgt onder meer uit de periode waarin het samenwerkingsbestand actief was. De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat een periode van ruim een half jaar een dusdanig lange periode omvat dat van een duurzaam verband kan worden gesproken. Daarnaast blijkt dat de verdachten in de kwekerij hebben geïnvesteerd, er meerdere keren hebben geoogst en zij de opbrengst hebben gedeeld. Ook blijkt uit de tapgesprekken dat de investering die zij hadden gedaan niet voor één keer was bedoeld maar voor meerdere oogsten. Ten slotte is gebleken dat de verdachten na het ontmantelen van hun kwekerij aan de [adres] in [woonplaats] , zich niet hebben ontdaan van de kweekmaterialen, hetgeen op hun weg had gelegen wanneer zij wilden stoppen met het kweken van hennep. In plaats daarvan sloegen zij een grote hoeveelheid kweekmaterialen op in een garagebox, hetgeen erop wijst dat zij de intentie hadden om (met de opgeslagen goederen) in de toekomst opnieuw te gebruiken.
Gelet op voorgaande contacten, bezien in samenhang met de bewezenverklaarde hennepteelt, is de rechtbank van oordeel dat tussen de verdachten sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband en dat zij een criminele organisatie vormden.
Het oogmerk van de organisatie
Uit de hiervoor opgenomen contacten tussen de verdachten, blijkt dat het oogmerk van de organisatie is gericht op het plegen van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Daarnaast blijkt ook uit de onder feit 1 bewezenverklaarde bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt dat er niet alleen sprake was van het oogmerk, maar dat dit oogmerk ook daadwerkelijk (gedeeltelijk) is verwezenlijkt. Er is sprake van een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet.
Deelname aan de organisatie
Uit het voorgaande vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] deelnam aan de organisatie, nu zij allen gedragingen hebben verricht die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Dat verdachte – meer dan in algemene zin – wist van het oogmerk van de organisatie volgt uit voorgaande overwegingen, zijn bekentenis, dat hij betrokken was bij de hennepkwekerij en uit de gesprekken die hij met de medeverdachten heeft gevoerd.
4.3.1.5.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 1 november 2018 tot en met 21 mei 2019 deelnam aan een criminele organisatie die het oogmerk had tot het plegen van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt.
Partiele vrijspraak
Er bestaat onvoldoende bewijs dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorafgaand aan de bewezenverklaarde periode van 1 november 2018 tot en met 21 mei 2019 een criminele organisatie hebben gevormd. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de periode die voorafgaand aan 1 november 2018 ten laste is gelegd. Evenmin bestaat er voldoende bewijs dat verdachte met anderen dan medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een criminele organisatie heeft gevormd. Ook van dat onderdeel wordt verdachte vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 november 2018 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, telkens in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf telkens opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in de panden gelegen aan het [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] en een ander pand, een grote hoeveelheid hennep en hennepplanten en delen daarvan, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit gepleegde feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (meer dan 500 gram hennep).
feit 2 primair
in de periode van 1 november 2018 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en Arnhem, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en anderen, te weten medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde lid van de Opiumwet, te weten het in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B gegeven verbod, te weten het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verstrekken of vervoeren van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II en
artikel 11 vijfde lid van de Opiumwet, te weten het opzettelijk handelen in strijd met artikel 11, tweede lid van de Opiumwet gegeven verbod, te weten het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder B en/of C gegeven verbod terwijl het betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (meer dan 500 gram hennep),
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met anderen, in de periode van 1 november 2018 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en Arnhem, meermalen, telkens opzettelijk geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig gehad, (al dan niet in een pand gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en een ander pand), een grote hoeveelheid hennep en hennepplanten en delen daarvan, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 2 primair deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde, lid van de Opiumwet

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de eis van de officier van justitie veel te hoog is. De jurisprudentie waar de officier van justitie naar verwijst ziet op zaken van een veel grotere omvang die met deze zaak onvergelijkbaar zijn. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om rekeningen te houden met de omstandigheden dat verdachte werkt als zzp’er in de zorg en een jong gezin heeft waarvoor hij moet zorgen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten over een langere periode schuldig gemaakt aan het beroepsmatig, telen van hennep. Daarnaast heeft hij deelgenomen aan een criminele organisatie. Dit zijn ernstige strafbare feiten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat verdovende middelen als hennep schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit. In het verlengde daarvan heeft verdachte bovendien gehandeld als deelnemer aan een criminele organisatie, die het plegen van dit misdrijf tot oogmerk had.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De veroordeling van destijds heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om wederom de fout in te gaan. Dit rekent de rechtbank hem aan en zal als strafverzwarende omstandigheid worden meegewogen. Ook twee eerder geseponeerde hennepgerelateerde zaken waren voor verdachte geen aanleiding zich te onthouden van de gepleegde misdrijven.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten niet anders dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden afgedaan. Tevens ziet de rechtbank in het voorgaande aanleiding om aan verdachte een forse voorwaardelijke straf op te leggen, ter voorkoming dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest en waarvan vier maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. Deze straf is lager dan de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf omdat de periode die de rechtbank bewezen acht ongeveer anderhalf jaar korter is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3, 11 en 11b van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 4 (vier) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. C.M.A.T. van der Geest en
I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. B.A.E.J. Koster en F.D.M. Osinga, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(al dan niet in een/de pand(en) gelegen aan het [adres] te [woonplaats] en/of de [adres] te [woonplaats] en/of een of meer ander(e) pand(en)), een (grote) hoeveelheid hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (meer dan 500 gram hennep en/of 200 hennepplanten);
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en/of Arnhem, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en/of een of meer anderen, te weten (onder andere) medeverdachte [medeverdachte 1] en/of medeverdachte [medeverdachte 2] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer
misdrijven als bedoeld
in artikel 11, derde lid van de Opiumwet, te weten het in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B gegeven verbod, te weten het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van
(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II en/of
artikel 11 vijfde lid van de Opiumwet, te weten het opzettelijk handelen in strijd met artikel 11, tweede lid van de Opiumwet gegeven verbod, te weten het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder B en/of C gegeven verbod terwijl het betrekking heeft op een grote hoeveelheid/hoeveelheden van een middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (meer dan 500 gram hennep en/of 200 hennepplanten),
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in of omstreeks de periode van 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en/of Arnhem, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig gehad, (al dan niet in een/de pand(en) gelegen aan het [adres] te [woonplaats] en/of de [adres] te [woonplaats] en/of een of meer ander(e) pand(en)), een (grote) hoeveelheid hennep en/of hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 10 april 2016 tot en met 21 mei 2019 te Veenendaal en/of Arnhem, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
het (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig hebben van een (grote) hoeveelheid hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0900-201824879 van respectievelijk 8 mei 2019, 14 mei 2019, 30 mei 2019, 27 juni 2019 en 21 juli 2019, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 976, en inclusief de bijlagen I tot en met VIII. Tenzij anders vermeld, zijn de processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen inzake gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer] , p. 179 en het proces-verbaal stemherkenning [verdachte] [telefoonnummer] , p. 182.
3.Het proces-verbaal van bevindingen inzake gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer] , p. 183.
4.Het proces-verbaal van bevindingen inzake gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer] , p. 187-188.
5.Het proces-verbaal van observatie vrijdag 8 februari 2019, p. 265.
6.Het proces-verbaal van observatie vrijdag 8 februari 2019, p. 267.
7.Het proces-verbaal van bevindingen baken kwekerij Veenendaal, p. 273-274.
8.Een proces-verbaal van bevindingen aantreffen hennepkwekerij, p. 1 van bijlage 1. Digitaal is dit niet genummerd.
9.Een proces-verbaal van bevindingen aantreffen hennepkwekerij, p. 2 van bijlage 1.
10.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] , p. 106 van bijlage 1.
11.Het proces-verbaal van het verhoor van verdachte [getuige 1] , p. 110-111 van bijlage 1.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 277.
13.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 7 augustus 2019.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [B] , p. 695.
15.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 511.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 512.
17.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 7 augustus 2019.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 508.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 197.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 225.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 502.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 230.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 44 van bijlage 2
24.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 47 van bijlage 2.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 49 van bijlage 2.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 986.
27.Het proces-verbaal uitkijken beelden [adres] [woonplaats] , p. 527-528.
28.Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 531.
29.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , 17 mei 2019, p 731.
30.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , 17 mei 2019, p 732.
31.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , 17 mei 2019, p 733.
32.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , 17 mei 2019, p 734.
33.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een WhatsAppconversatie, p. 430.
34.Het proces-verbaal van bevindingen, WhatsAppe gesprekken [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 372.
35.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 7 augustus 2019.
36.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 mei 2019, p. 673.
37.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 mei 2019, p. 674.
38.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 227.
39.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 227
40.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 230.
41.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 162
42.Het proces-verbaal verhoor verdachte [B] , p. 695.
43.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 542.
44.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 543.
45.Het proces-verbaal aantreffen hennepafval in bus [B] , p. 540.
46.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 169.
47.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 170.
48.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 170
49.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van een tapgesprek, p. 509-510.