ECLI:NL:RBMNE:2019:3883

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2019
Publicatiedatum
20 augustus 2019
Zaaknummer
16/024451-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van bewerken van cocaïne en veroorzaken van explosie

Op 24 mei 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het bewerken van cocaïne en het veroorzaken van een explosie. De zaak kwam voort uit een incident op 21 november 2018, waarbij een explosie plaatsvond in een woning in Zeewolde, veroorzaakt door een fout tijdens het extraheren van cocaïne. De verdachte, die samen met anderen handelde, werd beschuldigd van het telen, bewerken en verwerken van 33,3 kilogram cocaïne en het veroorzaken van een ontploffing die leidde tot brand en gemeen gevaar voor goederen en levens. Tijdens de rechtszitting op 10 mei 2019 heeft de officier van justitie, mr. M. Kamper, de verdachte beschuldigd en bewijs gepresenteerd, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlasteleggingen, met inachtneming van de ernstige verwondingen die hij had opgelopen door de explosie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 4 jaar en 6 maanden, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de gevolgen voor de verdachte. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 45, 47, 57 en 158 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/024451-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 mei 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] (Colombia)
thans verblijvende te [verblijfplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. R.S. Pot, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als
bijlage 1aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 16 november 2018 tot en met 21 november 2018 te Zeewolde samen met (een) ander(en) 33,3 kilogram cocaïne heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans in ieder geval aanwezig heeft gehad;
feit 2:
op 21 november 2018 in Zeewolde samen met (een) ander(en) een aan zijn schuld te wijten ontploffing heeft teweeg gebracht, ten gevolge waarvan brand is ontstaan in een woning aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 2] en waardoor gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Met het oog op het belang van leesbaarheid van het vonnis zijn de bewijsmiddelen niet op deze plaats, maar als
bijlage 2daaraan gehecht. De bewijsmiddelen dienen op deze plaats als ingelast te worden beschouwd.
Ten aanzien van de bewijsmiddelen geldt dat zij steeds worden gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende gang van zaken af.
De ontploffing en het bewerken en verwerken van cocaïne
Op 21 november 2018 heeft er een ontploffing plaatsgevonden in een woning aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 2] in [woonplaats] . Deze ontploffing is veroorzaakt doordat er een fout is gemaakt bij het extraheren of bewerken van cocaïne. Bij dit extraheren of bewerken van cocaïne werd gebruik gemaakt van aceton/diethylether, waarbij er dampen vrijkomen die hebben geleid tot een (damp)explosie. Door deze explosie is er brand ontstaan in de woning.
Als gevolg van de explosie en de daaropvolgende brand is er gemeen gevaar voor goederen als ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen ontstaan. Immers heeft de explosie rondvliegend glas in de omgeving van de woning ten gevolg gehad, waren er personen in de woning en de omgeving aanwezig en had de brand zich zonder tussenkomst van hulpdiensten verder kunnen ontwikkelen, waarbij nog grotere schade te verwachten was geweest.
In de woning zijn goederen aangetroffen die geschikt en gebruikt zijn voor grootschalige bewerking/verwerking van cocaïne. Daarnaast is in de woning een hoeveelheid van ruim 30 kilo cocaïne aangetroffen.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat op 21 november 2018 in voornoemde woning cocaïne werd bewerkt/verwerkt. Hierbij is zodanig onvoorzichtig gehandeld, dat de explosie heeft plaatsgevonden, waarna er brand is ontstaan.
Daderschap
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte degene is geweest die de cocaïne bewerkte/verwerkte en of de ontploffing aan de schuld van verdachte te wijten is.
De rechtbank stelt in dat kader vast dat in de woning een halfgelaatsmasker is aangetroffen dat smeltsporen had aan de voorzijde van dat masker die passen bij de dampexplosie. Op het gelaat van verdachte – die over zijn gehele lichaam ernstig is verbrand – was een niet-verbrande aftekening zichtbaar die past bij het dragen van dat aangetroffen halfgelaatsmasker. Bovendien is op het halfgelaatsmasker een tot de persoon van verdachte te herleiden DNA-spoor aangetroffen. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte het halfgelaatsmasker tijdens de ontploffing droeg en voorts, dat verdachte zich dicht bij de (haard van de) explosie bevond. Deze conclusies weerspreken het verweer van verdachte dat hij dat masker niet heeft gedragen en dat hij zich niet dicht bij de explosie bevond.
Het voorgaande kan tot geen andere conclusie leiden dan dat verdachte zich bezig hield met het bewerken/verwerken van cocaïne, wat heeft geleid tot de ontploffing.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte samen met een ander eerst goederen ten behoeve van het bewerken/verwerken van cocaïne heeft opgehaald, waarna zij samen naar die woning zijn gegaan, die goederen daar hebben neergezet en daarin – samen met nog een derde persoon – hebben verbleven, ook ten tijde van het bewerken/verwerken van de cocaïne. Na die ontploffing is verdachte door een van die personen naar het ziekenhuis gebracht. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) is komen vast te staan. De rechtbank acht daarmee ook het onder 1. tenlastegelegde medeplegen van dat bewerken/verwerken bewezen. Dat naast verdachte ook een of meer anderen als dader(s) schuld dragen aan het ontstaan van de onder 2. aan hem verweten ontploffing, daarvoor bevat het dossier onvoldoende bewijs.
Periode feit 1
De rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten om ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde een langere periode bewezen te verklaren dan de dag waarop ook de explosie heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal daarom de periode ten aanzien van feit 1 beperken tot alleen 21 november 2018.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het voorgaande het onder 1 en 2 aan verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat als pleegdatum van het onder 1 tenlastegelegde feit de dag van 21 november 2018 heeft te gelden, en wat het teweegbrengen van de ontploffing betreft de rechtbank het ervoor houdt dat alleen verdachte als dader daaraan schuld draagt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 21 november 2018 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
heeft bewerkt of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:
op 21 november 2018 te [woonplaats] , aanmerkelijk onvoorzichtig het extraheringsproces van de verdovende middelen heeft uitgevoerd, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat er een ontploffing heeft plaatsgevonden, ten gevolge waarvan (een gedeelte van) de woning (gelegen aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 2] ) is verbrand en daardoor gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen ontstond.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
aan zijn schuld te wijten zijn van een ontploffing, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander ontstaat.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte rekening te houden met de aanzienlijke verwondingen die hij heeft opgelopen door de explosie en de daaropvolgende brand.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bewerken/verwerken van een groothandelshoeveelheid cocaïne in een woning in Zeewolde. Al hetgeen in die woning is aangetroffen, duidt er onmiskenbaar op dat verdachte met zijn mededader doende was met de bewerking/verwerking van zeer grote hoeveelheden cocaïne, naar moet worden aangenomen met het oog op de verdere verhandeling daarvan. Dat het niet nog verder is gekomen, komt door de kennelijke onvoorzichtigheid van verdachte bij het bewerken/verwerken van de cocaïne. Er heeft immers een dampexplosie plaatsgevonden, waarna er brand is uitgebroken in de woning. Deze explosie en de daaropvolgende brand hebben gevaar, zowel voor goederen als voor zwaar lichamelijk letsel van personen veroorzaakt.
Op grond van wat hiervoor is geschetst, moet het ervoor worden gehouden dat verdachte heeft gehandeld uit louter financieel gewin. Hierbij heeft hij de na te noemen belangen ondergeschikt gemaakt aan zijn zucht naar dat gewin. Immers, als de explosie niet had plaatsgevonden, dan zou de cocaïne waarschijnlijk zijn verhandeld in Nederland of elders, met alle schadelijke gevolgen van dien. Daarbij heeft de rechtbank niet alleen het oog op het belang van de volksgezondheid maar ook op andere, de samenleving ernstig bezwarende aspecten, zoals zware criminaliteit, verbonden aan de (groot)handel in cocaïne. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zwaar aan.
Het voorgaande maakt dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan één die vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur meebrengt. De rechtbank heeft daarbij gelet op de oriëntatiepunten van het in de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarin voor het bewerken/verwerken van meer dan 20 kilo harddrugs een gevangenisstraf van (ten minste) 50 maanden als oriëntatiepunt wordt gegeven. Daarbij komt, dat verdachte ook nog schuld heeft aan het ontstaan van de explosie en de daarop gevolgde brand.
In het kader van strafoplegging zal de rechtbank de ogen niet sluiten voor het gegeven dat verdachte door de explosie en de brand zwaar letsel heeft opgelopen. Verdachte is over vrijwel zijn hele lichaam zwaar verbrand en moet de littekens van deze brandwonden zijn leven lang met zich dragen. In zoverre heeft verdachte al zwaar moeten boeten voor zijn handelen. De rechtbank weegt dit – evenals de officier van justitie – in strafverminderende zin mee.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. De rechtbank zal daarom aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in preventieve hechtenis heeft doorgebracht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 57 en 158 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 jaren en 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. Oosterling-van der Maarel, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en A. Wilken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Lootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 mei 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 november 2018 tot en met 21 november 2018 te Zeewolde, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad 33,3 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 21 november 2018 te Zeewolde, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam het extraheringsproces van de verdovende middelen heeft/hebben uitgevoerd, ten gevolge waarvan het aan zijn en/of zijn mededaders schuld te wijten is geweest, dat er een ontploffing heeft plaatsgevonden, ten gevolge waarvan (een gedeelte van) de woning (gelegen aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 2] ) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, en daardoor gemeen gevaar voor de in voornoemde woning bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor verdachte, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor verdachte, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond.
Bijlage 2: de bewijsmiddelen
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van bevindingen van 4 december 2018 (proces-verbaalnummer: PL0600-2018526369-2), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 21 november 2018 zag ik een uitslaande brand bij een woning aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] in [woonplaats] . Een omstander zei dat hij een harde knal hoorde en een flits zag. De omstander zag witte rook uit de woning komen en zag vervolgens dat de garage open ging. Daarna zag de omstander dat er een donkerkleurige Volvo station weg reed. [2]
Een proces-verbaal van bevindingen LFO van 31 januari 2019 (proces-verbaalnummer: 2018-11 -21 Zeewolde - [.] ), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 21 november 2018 vindt in een woning aan de [straatnaam] te [woonplaats] een heftige explosie plaats op de eerste etage. Kort hierop breekt een felle brand uit. Nadat de brand door
de brandweer is geblust treft men in de garage een tweetal vaatjes aan. Na het bekijken van een aantal foto’s wordt vastgesteld dat het hier om een cocaïne-extractie en/of bewerkingslocatie gaat. Op diverse plaatsen in de woning worden goederen aangetroffen die te relateren zijn aan de extractie en/of bewerking van cocaïne. [3]
Tijdens de onderzoeken is een aantal monsters genomen. De monsters van de bemonsterde goederen en stoffen zijn door ons verpakt en met unieke nummering gewaarmerkt. De
genomen monsters staan in de onderstaande tabel verwerkt. De monsters zullen door de
afdeling Verdovende Middelen van het Nederlands Forensisch Instituut geanalyseerd worden. [4]
De genomen monsters zijn op 29 november 2018 ten behoeve van analyse overgebracht naar
de afdeling verdovende middelen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te Den Haag. Op 7 januari 2019 ontving ik van het NFI de analyseresultaten. De NFI rapportage,
zaaknummer 2018.11.30.037, aanvraagnummer 001 is als bijlage 2 bij dit proces-verbaal
gevoegd. [5] De resultaten van het onderzoek zijn vermeld in de onderstaande tabel.
1ste etage [6]
AAIY5863NL /
SL1-1A
een kleurloze vloeistof met resten wit bezinksel,
volgens opgave ‘‘Slaapkamer 1: witte 25 liter
jerrycan gevuld met circa 3 liter heldere
kleurloze vloeistof. Geur ether. Deze
bemonsterd’’
bevat cocaïne in aceton
AAIY5861NL /
Tas-1
Tl-A
monster wit poeder en brokjes, volgens opgave
"Kunststofwit -blauwe AH tas met daarin 14
geperste en verpakte blokken cocaïne. Allen
voorzien van verschillende logo-teksten; Ford en
PP. Totaal bruto gewicht 14,0 kg. (gewicht tas =
0,1 kg). Een blok bemonsterd (logo Ford). FD =
cocaïne-hcl"
bevat cocaïne
AAIY5862NL /
Tas-2
T2-A
monster wit poeder en brokjes, volgens opgave
"Kunststofwit -blauwe AH tas met daarin 16
geperste en verpakte blokken cocaïne. Allen
voorzien van verschillende logo-teksten; Ford,
PP, 451, Donald Duck, Pijl. Totaal bruto
gewicht 17,6 kg. (gewicht tas = 0,1 kg). Een blok
bemonsterd, (logo Donald Duck) FD = cocaïnehcl"
bevat cocaïne
AAIY5865NL /
SL2-8A
monster wit poeder en brokjes, volgens opgave
"Uit rugzak: 2 groene blokken wit poeder, totaal
gewicht circa 0,300 gram. Beide verpakt in
groen plastic. FD= cocaïne-hcl. Een brok
bemonsterd."
bevat cocaïne
De in de woning aangetroffen goederen (persframe, potkrik, persmallen, logo mallen,
aandrukplaten, magnetrons, crêpepapier en ballonnen) en chemicaliën (ether, aceton,
ammoniak en cocaïne in aceton) zijn geschikt en gebruikt ten behoeve van de grootschalige
be- en verwerking van cocaïne. (30 blokken cocaïne). [7]
Bij de extractie alsmede het vormen van de cocaïne hydrochloride worden oplosmiddelen gebruikt zoals aceton en ether. Het betreft hier vluchtige en zeer brandbare chemicaliën. Tijdens de genoemde stappen bestaat de kans dat door vonkvorming, open vuur, oververhitting en dergelijke een brand of explosie ontstaat. Dit komt regelmatig voor op locaties waar cocaïne wordt be- en verwerkt. Een van de stappen waarbij brand en/of een explosie kan ontstaan is het drogen van de vochtige geperste blokken cocaïne hydrochloride. Tijdens het drogen, veelal uitgevoerd in een magnetron, komt de damp van het gebruikte oplosmiddel vrij dat door een ontstekingsbron kan worden ontstoken. In de door brand verwoeste slaapkamer werden vier door het vuur aangetaste magnetrons aangetroffen. [8]
Door de brand is de slaapkamer, waar de magnetrons werden aangetroffen, nagenoeg geheel
verwoest. De magnetrons doen vermoeden dat het be- en verwerken van de cocaïne in deze
slaapkamer heeft plaatsgevonden. Doordat nagenoeg alles in de slaapkamer is verwoest kan
niet worden vastgesteld of hier cocaïne uit een dragermateriaal is geëxtraheerd en vervolgens
bewerkt of dat cocaïne is versneden en daarna verwerkt. [9]
Verklaring van verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 21 november 2018 aanwezig in de woning aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 2] in [woonplaats] . Eerst hebben [A] en ik dozen met goederen opgehaald. Hierin zaten onder andere magnetrons, emmers en maskers. Hierna zijn we naar de woning aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 2] gegaan. [B] was daar al. Ik heb goederen naar de slaapkamer op de eerste etage gebracht. Ik wist dat daar cocaïne werd gemaakt. Door de ontploffing en de brand heb ik brandwonden opgelopen. Ik ben door [A] in de Volvo naar het ziekenhuis gebracht. Hij was ook in de woning tijdens de ontploffing. [10]
Een proces-verbaal brandonderzoek van 3 februari 2019 (proces-verbaalnummer: PL0900-2018335639-26), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ontstaansgebied
Gelet op het aangetroffen brand- en schadebeeld, daarbij rekening houdend met informatie met betrekking tot de brand evenals de opgedane expertise op het gebied van brandgedrag, brandontwikkeling, repressie, en gelet op de analyse van foto- en beeldmateriaal, kon worden vastgesteld dat brand was ontstaan in de slaapkamer op de eerste verdieping aan de achterzijde van de woning.
In deze slaapkamer werden de restanten van vier magnetron ovens aangetroffen, waarvan er twee op de vloer in het midden van de kamer lagen. Van één magnetron oven ontbrak de deur. In de kamer werd een pan aangetroffen met als mogelijke inhoud aceton en/of diethylether, tevens werd in de kamer een zeef aangetroffen. Voorafgaand aan de brand was een knal gehoord, een persoon gekleed in een onderbroek was direct na de knal in de vaart achter de woning gesprongen. In de tuin links naast de woning en achter de woning en tevens achter in de tuin van de woning [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] was glas aangetroffen dat schoon, niet beroet was door brand.
Dit impliceert dat voorafgaand aan de brand een explosie heeft plaats gevonden in de slaapkamer op de eerste verdieping aan de achterzijde van de woning. Ten gevolge van deze explosie is brand uitgebroken, deze brand in de slaapkamer is verwoestend geweest. Het is zeer aannemelijk dat er in de slaapkamer een dampexplosie heeft plaats gevonden, veroorzaakt door het uitdampen van bijvoorbeeld de aceton/diethylether zoals aangetroffen in de garage. De aangetroffen pan met mogelijk aceton/diethylether ondersteunt dit.
Gezien de aangetroffen goederen/materialen, magnetron/ovens, gelaatsmaskers (half verbrand aangetroffen op de beneden verdieping tijdens het onderzoek op 21 november
2018), aceton, diethylether en cocaïne is een fout gemaakt tijdens het extraheren of bewerken van cocaïne, met als gevolg een (damp)explosie. De schade aan de magnetronovens, ontbrekende deur en deuk, zijn veroorzaakt doordat de ovens door de explosie zijn weggeslingerd (geblazen). Het is aannemelijk dat deze ovens zich dus dicht in het explosie gebied hebben bevonden en dus de explosie hebben kunnen doen inleiden.
Zonder inzet van hulpdiensten, in het bijzonder de brandweer, had de brand zich
verder kunnen ontwikkelen, waarbij grotere schade aan het object te verwachten was
geweest. Door de explosie en daardoor het rond vliegend glas was er gevaar te duchten
voor personen. [11]
Een proces-verbaal van 14 maart 2019 (proces-verbaalnummer: PLO900-2018335639-65), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdens het onderzoek werd een halfgelaatsmasker aangetroffen op de vloer naast een magnetron/doos naast de eettafel in de woonkamer. Dit halfgelaatsmasker had smeltsporen aan de voorzijde van het masker. De binnenzijde was niet aangetast. De smeltsporen aan de
buitenzijde van dit masker indiceren dat het kortstondig aan een hoge temperatuur is blootgesteld. Dit is passend bij een vlamfront bij een gas- of dampexplosie.
In het brandwonden centrum Beverwijk werd onder andere van het gelaat van verdachte
een foto gemaakt. Op deze foto is zichtbaar een niet verbrande ovaal rond de mond met eveneens niet verbrande rechte lijnen richting de achterzijde (oren) van het hoofd. [12]
Op het gelaat van verdachte was een niet verbrande aftekening zichtbaar die past bij het dragen van een half gelaat masker zoals aangetroffen in de woonkamer. Gezien de brand/smelt sporen aan het halfgelaatsmasker en de hiervoor omschreven aftekening op het gelaat van verdachte, heeft verdachte zich dicht bij een
explosieve verbranding en/of brand bevonden met op dat moment een halfgelaatsmaker
op het hoofd. Gezien het feit dat er alleen een explosie/brand is geweest in de slaapkamer aan de achterzijde van de woning en op de overloop bij de toegangsdeur van deze kamer, heeft verdachte zich bevonden in deze slaapkamer en/of op de overloop ter hoogte van de toegangsdeur van deze kamer.
Uit DNA onderzoek aan het halfgelaatsmasker is tevens gebleken dat het aangetroffen
DNA-profiel op dit masker, afkomstig is van verdachte. [13]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 april 2019, genummerd 2018335639, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 1264. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1001.
3.Pagina 1085.
4.Pagina 1086.
5.Pagina 1087.
6.Tabel op pagina 1088 en 1089.
7.Pagina 1090.
8.Pagina 1090.
9.Pagina 1090.
10.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 mei 2019.
11.Pagina 1229.
12.Pagina 1248.
13.Pagina 1214 en 1249.