In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht. De vergunninghouder had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een bouwwerk, het uitvoeren van een werk, het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan en het maken van een uitweg. Eiser, die zich niet kon vinden in het besluit van verweerder, heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank overweegt dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing en dat landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast. Eiser heeft aangevoerd dat de aanleg van een boomgaard en een onderhoudsweg in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat de ruimtelijke inpassing van het plan niet in strijd is met de geldende bestemmingsplannen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verkeersveiligheid bij de aanleg van de uitweg in acht is genomen en dat het advies van de provincie Utrecht positief was. De rechtbank concludeert dat de vergunning in redelijkheid is verleend en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.