ECLI:NL:RBMNE:2019:387

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
5 februari 2019
Zaaknummer
16/652474-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee jongens voor diefstal van AED's en straatroven in Utrecht

Op 5 februari 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 16-jarige jongen en een 15-jarige jongen uit Utrecht. De 16-jarige jongen is veroordeeld voor de diefstal van zes AED's en voor het plegen van twee straatroven. De rechtbank legt hem een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden op, evenals een taakstraf van 120 uur. De 15-jarige jongen krijgt een taakstraf van 80 uur opgelegd. De rechtbank rekent het de 16-jarige jongen zwaar aan dat hij levensreddende apparaten heeft gestolen, die zijn aangetroffen in zijn woning. Daarnaast hebben beide jongens zich schuldig gemaakt aan straatroven, waarbij zij twee willekeurige voorbijgangers hebben lastiggevallen en beroofd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de bekennende verklaringen van de jongens en de ernst van de feiten, die maatschappelijke onrust en een gevoel van onveiligheid veroorzaken. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er bij de jongens sprake is van een stoornis, wat heeft geleid tot de beslissing om hen te verplichten tot behandeling. De straffen zijn in lijn met de eis van de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652474-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. H. de Kroon, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 15 mei 2018 tot en met 16 mei 2018 te Utrecht samen met een ander of anderen vijf AED’s heeft gestolen van de Nederlandse Spoorwegen;
Feit 2:
in de periode van 13 april 2018 tot en met 18 april 2018 te Utrecht samen met een ander of anderen een AED heeft gestolen van [bedrijf];
Feit 3:
op 18 april 2018 te Utrecht samen met een ander of anderen een AED heeft gestolen van NS Stations;
Feit 4:
op 15 september 2018 te Utrecht in de nacht samen met een ander of anderen een Twix (verpakking) heeft gestolen van een onbekend gebleven persoon door middel van geweld en/of bedreiging met geweld
en
op 15 september 2018 te Utrecht in de nacht samen met een ander of anderen een tas (met kleding) heeft gestolen van [slachtoffer] door middel van geweld en/of bedreiging met geweld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en heeft zich gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd en de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde [1]
Feit 1:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 januari 2019 [2] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens de Nederlandse Spoorwegen van 16 mei 2018, genummerd PL0900-2018139390-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [3] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 mei 2018, genummerd PL0900-2018139390-14, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [4] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van uitkijken camerabeelden van 19 mei 2018, genummerd PL0900-2018139390, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [5] .
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1:
Hoewel namens de Nederlandse Spoorwegen aangifte is gedaan van diefstal van vijf AED’s, zijn wat betreft de in de kelderbox van de woning van verdachte aangetroffen AED’s maar vier van deze diefstal afkomstig. De andere (vijfde) in de kelderbox aangetroffen AED met serienummer D0000008519 is afkomstig van de diefstal op 18 april 2018, ten laste gelegd als feit 3.
Feit 2:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 januari 2019 [6] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [bedrijf] van 20 april 2018, genummerd PL0900-2018114820-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [7] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van uitkijken camerabeelden van 18 mei 2018, genummerd PL0900-2018114820, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [8] .
Feit 3:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 januari 2019 [9] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens NS Stations van 9 mei 2018, genummerd PL0900-2018130624-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [10] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van uitkijken camerabeelden van 18 mei 2018, genummerd PL0900-2018114820, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [11] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde [12]
Feit 4:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 januari 2019 [13] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 september 2018, genummerd PL0900-2018266833-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [14] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van uitkijken camerabeelden van 15 september 2018, genummerd PL0900-2018266833, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [15] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 15 september 2018, genummerd PL0900-2018266840-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [16] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 15 mei 2018 tot en met 16 mei 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere AED's, toebehorende aan De Nederlandse Spoorwegen;
Feit 2:
in de periode van 13 april 2018 tot en met 18 april 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één AED, toebehorende aan [bedrijf];
Feit 3:
op 18 april 2018 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één AED, toebehorende aan NS Stations;
Feit 4:
op 15 september 2018 te Utrecht tussen 02:59 uur en 03:01 uur, op de openbare weg, te weten de Sijpesteijnkade, tezamen en in vereniging met anderen, een Twix(verpakking), die toebehoorde aan een tot op heden onbekend gebleven persoon, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die tot op heden onbekend gebleven persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
door:
- die tot op heden onbekend gebleven persoon als groep te benaderen en te omsingelen en te verhinderen dat die onbekend gebleven persoon kan doorfietsen en
- de tas van die persoon vast te grijpen en
- die Twix (verpakking) uit de tas van die persoon te pakken
en
op 15 september 2018 te Utrecht tussen 02:30 uur en 02:59 uur, op de openbare weg, te weten de Daalsetunnel, tezamen en in vereniging met anderen, een tas (met kleding), die toebehoorde aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- die [slachtoffer] als groep te benaderen en
- de tas van die [slachtoffer] vast te grijpen en
- te trekken/rukken aan de tas van die [slachtoffer].
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 en 2, telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Feit 3:
diefstal
Feit 4:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van drie maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
- meewerkt aan alternatieven voor de schoolgang en zijn dagbesteding;
- meewerkt aan het zoeken van een vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan of sport;
- meewerkt aan EFM Support Team of soortgelijk traject;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Midden-Nederland te Utrecht opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige daarvan te begeleiden.
- en zich daarnaast gedurende zes maanden bevindt op het adres [adres] , [woonplaats] . Daarbij heeft verdachte een aaneengesloten blok van 12 uren respectievelijk 15 uren ter invulling van zijn activiteiten zoals met de jeugdreclassering wordt afgesproken. De tijden kunnen worden aangepast als de jeugdreclassering dit nodig acht. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van elektronische controle.
- een taakstraf van 120 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de voorwaardelijke jeugddetentie met de daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden. Ten aanzien van de geëiste taakstraf heeft de raadsvrouw primair verzocht deze niet op te leggen in verband met de aankomende examenperiode van verdachte. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de taakstraf fors te matigen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in de maanden april en mei van 2018 op drie verschillende momenten schuldig gemaakt aan het stelen van AED’s op zowel station Utrecht Centraal als op de Vredenburgpassage te Utrecht. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat de gestolen goederen levensreddende apparaten betreffen. Verdachte heeft enkel zijn eigen belang en financieel gewin op de voorgrond gezet, zonder het belang van een dergelijk apparaat op publiek toegankelijke locaties in acht te nemen. Voorts heeft verdachte zich in september 2018 in één nacht schuldig gemaakt aan twee straatroven. Verdachte heeft met andere jongens twee willekeurige voorbijgangers in zowel de Sijpesteijn- als de Daalsetunnel te Utrecht lastig gevallen door hen als groep te benaderen, vervolgens aan hun tassen te trekken en daarna een tas en (in het andere geval) een goed daaruit weg te nemen. De verdachte heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn eigen impulsen, of zoals hij zelf verklaard slechts ‘lol te willen trappen’. Hij heeft er in het geheel niet bij stil gestaan dat slachtoffers van een dergelijk delict enorm kunnen schrikken van deze gebeurtenis en nog lang last kunnen houden van hetgeen hen is aangedaan. Daarnaast veroorzaken een straatroof maatschappelijke onrust en brengen ze een gevoel van onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 11 december 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 19 november 2018. De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van het Psychologisch onderzoek Pro Justitia van 2 november 2018, opgesteld door drs. J.M. Hoornweg, GZ-psycholoog. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een zorgelijke ontwikkeling. Er is sprake van ziekelijke stoornissen in de vorm van ADHD, overwegend hyperactief/impulsief beeld, en van ODD. Ook is sprake van een gebrekkige ontwikkeling, namelijk een zeer zorgelijke sociaal-emotionele ontwikkeling met ernstig beperkte copingsvaardigheden. De deskundige rapporteert dat verdachte intensieve begeleiding, structuur en aansturing op school en thuis nodig heeft. Daartoe is onder andere een individuele behandeling nodig om verdere stagnatie van de emotionele ontwikkeling en recidive te voorkomen.
Straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het strafadvies, gegeven door de Raad voor de Kinderbescherming op 19 november 2018. De Raad acht behandeling noodzakelijk en adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen als stok achter de deur, om verdachte voldoende motivatie te geven om mee te werken aan de bijzondere voorwaarden met daarbij een onvoorwaardelijke taakstraf.
Ter zitting heeft de jeugdreclasseringsbegeleider, mevrouw Tenic, van Samen Veilig, een aanvullend verslag van 21 januari 2019 overgelegd en dit mondeling toegelicht. Gebleken is dat [verdachte] zich niet houdt aan de bijzondere voorwaarden die hem in het kader van zijn schorsing van de voorlopige hechtenis zijn opgelegd. [verdachte] is niet op een afspraak van de Waag verschenen en hij overtreedt zijn afspraken van het elektronisch toezicht. Verder is [verdachte] verwijderd van school en gaat hij sinds de kerstvakantie 2018 ook niet meer naar school. Mevrouw Tenic acht het om die redenen noodzakelijk dat – in tegenstelling tot eerdere strafadviezen – als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd en specifiek te benoemen dat [verdachte] moet meewerken aan een behandeling bij de Waag (individuele behandeling en systeembehandeling). Verder wordt geadviseerd de bijzondere voorwaarden als volgt aan te vullen: de verlenging van het locatiegebod met elektronische controle, meewerken aan alternatieven voor de schoolgang en zijn dagbesteding, het hebben van een vrijetijdsbesteding in de vorm van bijbaan of sport en meewerken aan EFM Support Team of soortgelijk traject.
De rechtbank acht deze recente ontwikkelingen zeer zorgelijk. Waarschuwingen en aanwijzingen om mee te werken aan een behandeling bij De Waag opgelegd door deSamen Veilig lijken [verdachte] niet te bewegen om hieraan mee te werken. De rechtbank zal daarom het advies van Samen Veilig opvolgen om de bijzonder voorwaarden aan te vullen, zodat voor [verdachte] duidelijk is welke voorwaarden zijn opgelegd door de rechtbank en hij waar hij zich aan moet houden.
Voorts heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS in aanmerking genomen. Het oriëntatiepunt van het LOVS is voor een diefstal een taakstraf van in beginsel 30 uren. Voor een diefstal met geweld dient als oriëntatiepunt te gelden een taakstraf vanaf 60 uren, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het wegnemen van in totaal zes AED’s en twee diefstallen met geweld dan wel bedreiging met geweld.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten en het gedrag van [verdachte] in beginsel oplegging van jeugddetentie rechtvaardigt. Daarentegen acht de rechtbank het – mede gelet op de jonge leeftijd van verdachte en de noodzaak tot intensieve begeleiding – niet wenselijk dat verdachte opnieuw gedetineerd raakt en dat het huidige behandeltraject wordt doorkruist. Een voorwaardelijk detentiedeel met daarbij een forse taakstraf is gelet op de ernst van de feiten passend en geboden. Alles overwegende zal de rechtbank daarom aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op leggen voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld de in het dictum genoemde bijzondere voorwaarden
Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van drie (3) maanden;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan behandeling bij De Waag (waaronder individuele behandeling en systeembehandeling) of een soortgelijke instelling;
- meewerkt aan alternatieven voor de schoolgang en zijn dagbesteding;
- meewerkt aan het zoeken van een vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan of sport;
- meewerkt aan EFM Support Team of soortgelijk traject;
- en zich daarnaast gedurende zes maanden bevindt op het adres [adres] , [woonplaats] . Daarbij heeft verdachte een aaneengesloten blok van 12 uren respectievelijk 15 uren ter invulling van zijn activiteiten zoals met de jeugdreclassering wordt afgesproken. De tijden kunnen worden aangepast als de jeugdreclassering dit nodig acht. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van elektronische controle,
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Midden-Nederland te
Utrecht opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden
en de minderjarige daarvan te begeleiden.
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. A.C. van den Boogaard, kinderrechter en M. Eversteijn, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2019.
Mr. Eversteijn, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2018 tot en met 16 mei 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen vijf, althans meerdere, AED's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan De Nederlandse Spoorwegen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2018 tot en met 18 april 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één AED, in elk geval enig goed geheeI of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
Feit 3:
hij op of omstreeks 18 april 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één AED, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan NS Stations, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn
mededader(s);
Feit 4:
hij op of omstreeks 15 september 2018 te Utrecht tussen 02:59 uur en 03:01 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op/aan de openbare weg, te weten de Sijpesteijnkade, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een goed en/of een twix (verpakking), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan een tot op heden onbekend gebleven persoon, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die tot op heden onbekend gebleven persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door:
- die tot op heden onbekend gebleven persoon als groep te benaderen en/of te omsingelen en/of te verhinderen dat die onbekend gebleven persoon kan doorfietsen en/of
- de tas van die persoo vast te gr1Jpen en/of
- dat voorwerp en/of die twix (verpakking) uit de tas van die persoon te pakken
en
hij op of omstreeks 15 september 2018 te Utrecht tussen 02:30 uur en 02:59 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op/aan de openbare weg, te weten de Daalsetunnel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een tas(met kleding), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer] als groep te benaderen en/of
- de tas van die [slachtoffer] vast te grijpen en/of
- te trekken/rukken aan de tas van die [slachtoffer].

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 mei 2018, genummerd PL0900-2018142418, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 125 en de aanvulling daarop van 3 oktober 2018, genummerd PL0900-2018142418 Z, doorgenummerd 1 tot en met 22. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
3.Pagina 40-43.
4.Pagina 12.
5.Pagina 44-60.
6.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
7.Pagina 4 van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 oktober 2018 (aanvullend).
8.Pagina 73.
9.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
10.Pagina 84.
11.Pagina 87-89.
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 september 2018, genummerd PL0900-2018268055 Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 91. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
13.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
14.Pagina 6-8.
15.Pagina 19-22.
16.Pagina 26-27.