4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
Feit 1:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 januari 2019;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens de Nederlandse Spoorwegen van 16 mei 2018, genummerd PL0900-2018139390-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 mei 2018, genummerd PL0900-2018139390-14, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van uitkijken camerabeelden van 19 mei 2018, genummerd PL0900-2018139390, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1:
Hoewel namens de Nederlandse Spoorwegen aangifte is gedaan van diefstal van vijf AED’s, zijn wat betreft de in de kelderbox van de woning van verdachte aangetroffen AED’s maar vier van deze diefstal afkomstig. De andere (vijfde) in de kelderbox aangetroffen AED met serienummer D0000008519 is afkomstig van de diefstal op 18 april 2018, ten laste gelegd als feit 3.
Feit 2:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 januari 2019;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [bedrijf] van 20 april 2018, genummerd PL0900-2018114820-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van uitkijken camerabeelden van 18 mei 2018, genummerd PL0900-2018114820, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.
Feit 3:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 januari 2019;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens NS Stations van 9 mei 2018, genummerd PL0900-2018130624-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van uitkijken camerabeelden van 18 mei 2018, genummerd PL0900-2018114820, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Feit 4:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 januari 2019;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 september 2018, genummerd PL0900-2018266833-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van uitkijken camerabeelden van 15 september 2018, genummerd PL0900-2018266833, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 15 september 2018, genummerd PL0900-2018266840-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.