ECLI:NL:RBMNE:2019:3858

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 augustus 2019
Publicatiedatum
19 augustus 2019
Zaaknummer
16/011272-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuld aan aanvaring op het Amsterdam-Rijnkanaal met levensgevaar voor opvarenden

Op 20 augustus 2019 heeft de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 71-jarige man uit Fléron, België, die op 24 september 2018 met een containerschip een motorjacht heeft aangereden op het Amsterdam-Rijnkanaal bij Breukelen. De man voer zonder zich bewust te zijn van de aanwezigheid van het motorjacht, dat klem kwam te zitten tussen zijn schip en de oever, wat leidde tot een levensgevaarlijke situatie voor de opvarenden van het jacht. De verdachte verklaarde dat hij zijn stuurhut had verlaagd vanwege een naderende brug en dat hij moest uitwijken voor tegenliggers, waardoor hij het motorjacht niet had gezien. De aanvaring resulteerde in aanzienlijke schade aan het motorjacht, maar gelukkig raakten de opvarenden niet gewond.

De officier van justitie eiste een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijk beroepsverbod van zes maanden, maar de politierechter oordeelde dat de verdachte, die als invalschipper op het schip van zijn zoon voer, niet eerder was veroordeeld en erg geschrokken was van het incident. De rechter legde een geldboete van 750 euro op, omdat een beroepsverbod te ingrijpend zou zijn. De rechter oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het vernielen van een vaartuig waarbij levensgevaar voor anderen was ontstaan, maar dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de leeftijd van de verdachte en zijn spijt, in zijn voordeel werkten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/011272-19 (P)
Vonnis van de politierechter van 20 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1948] te [geboorteplaats] (België),
wonende te [adres] , [woonplaats] (België).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 augustus 2019.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. W.H. Hulst en van hetgeen verdachte en mrs. M.J. van Dam en S. Geense, advocaten te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:op 24 september 2018 te Breukelen op het Amsterdam-Rijnkanaal een motorjacht, genaamd ‘ [motorjacht] ’, aan zijn schuld te wijten, heeft doen verongelukken/ heeft vernield / heeft beschadigd waardoor levensgevaar voor een ander is ontstaan;
Subsidiair:op 24 september 2018 te Breukelen niet heeft voldaan aan de verplichting
om alle voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens goed zeemanschap of door de omstandigheden waarin het door hem bestuurde schip zich bevindt zijn geboden teneinde te voorkomen het leven van personen in gevaar wordt gebracht en/of schade wordt veroorzaakt aan andere schepen en/of de veiligheid of het vlotte verloop van de scheepvaart in gevaar wordt gebracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij baseert zich voor de bewezenverklaring op het volgende. Volgens de officier van justitie staat vast dat het motorjacht de [motorjacht] zwaar beschadigd is en dat de opvarenden in levensgevaar zijn gebracht. De vraag die vervolgens voorligt is of verdachte hier ook schuld aan heeft. Uit het onderzoek dat is ingesteld naar aanleiding van het incident is gebleken dat de oorzaak voornamelijk is gelegen in menselijk handelen, terwijl andere oorzaken zoals omgevingsfactoren of gebreken aan het vaartuig worden uitgesloten. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het motorjacht [motorjacht] niet had gezien en dat hij moest uitwijken voor twee tegenliggers. Aan verdachte, een schipper in de beroepsvaart, mogen echter andere eisen worden gesteld omdat van hem geacht mag worden de situatie beter te kunnen inschatten en gevaren eerder te kunnen doorzien. Een flauwe bocht naar links, een tegenligger en de drukte die dag op het Amsterdam-Rijnkanaal door andere scheepvaart zijn situaties die extra voorzichtigheid en overzicht van verdachte verlangen. Verdachte heeft er desondanks voor gekozen om met de stuurhut naar beneden te varen, waardoor hij geen visueel zicht had op het vaarwater en de overige scheepvaart. Het vereist dan extra concentratie om op de hulpmiddelen zoals de radarbeelden, de elektronische kaart en de camerabeelden te varen. Door alleen oog te hebben voor de tegenliggers en daarmee de rest van het vaarwater en andere scheepvaart uit het oog te verliezen, heeft verdachte als schipper in de beroepsvaart aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld. De officier van justitie acht het daarom aan de schuld van verdachte te wijten dat het motorjacht [motorjacht] is vernield en dat levensgevaar is ontstaan voor de opvarenden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – zakelijk weergegeven - vrijspraak bepleit van al hetgeen dat ten laste is gelegd. Daarbij heeft de raadsman met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit aangevoerd dat verdachte heeft gevaren met alle hulpmiddelen die beschikbaar waren. Nergens uit het proces-verbaal blijkt dat verdachte geen goede concentratie op deze hulpmiddelen zou hebben gehad. In tegendeel, verdachte heeft juist met zijn volle aandacht op de hulpmiddelen gevaren. Het proces-verbaal bevat slechts gissingen en geen vaststellingen waarom verdachte - ondanks dat hij met zijn volle aandacht en met alle mogelijke navigatiehulpmiddelen heeft gevaren - het motorjacht niet heeft gezien. Schuld in de zin van artikel 169 Wetboek van Strafrecht kan dan ook niet worden bewezen. Voorts stelt de raadsman zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat levensgevaar voor anderen is ontstaan, nu het proces-verbaal van bevindingen Scheepsvaartincident niet tot deze conclusie is gekomen. Voorts hebben de opvarenden [getuige 1] en [getuige 2] hier niets over verklaard en is het motorjacht niet gezonken. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde verwijst de raadsman naar het primaire feit nu dit dezelfde feitelijke grondslag betreft.
4.3
Het oordeel van de politierechter
Inleiding [1]
De politierechter stelt op grond van het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
Op 24 september 2018 voer het motorjacht [motorjacht] over het Amsterdam-Rijnkanaal ter hoogte van Breukelen, gaande in de richting van Utrecht. Het motorjacht werd opgelopen door een met containers geladen motorschip genaamd [containerschip] . Op dit punt maakt het Amsterdam-Rijnkanaal een flauwe bocht naar links. Bij het uitkomen van deze bocht drukte de [containerschip] met haar stuurboord achterschip de [motorjacht] met haar stuurboordzijde tegen de damwand. [2] De opvarenden van de [motorjacht] zijn vervolgens op het dak van het motorjacht geklommen en op de wal gesprongen. [3] Er zijn geen personen gewond geraakt; het motorjacht was daarentegen wel zwaar beschadigd. [4]
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard: [5]

Ik stond op 24 september 2018 aan het roer van het containerschip de [containerschip] . Ik voer op het moment van de aanvaring met de stuurhut naar beneden omdat ik enkele minuten verwijderd was van een brug bij Breukelen. Ik heb daarom drie camera’s, de radar en het navigatiesysteem in de gaten gehouden. In de bocht bij Breukelen moest ik uitwijken voor een tegenligger die richting Amsterdam voer. Ik heb het motorjacht nooit gezien. Mogelijk is dit te wijten aan zonlicht dat de camera’s heeft verblind”
Bij de politie heeft verdachte ook nog het volgende verklaard: [6]
“Ik vaar al 50 jaar in de binnenvaart. [7] Ik ben gewend om met containers te varen. Ik heb op het Amsterdam-Rijnkanaal ter hoogte van Nigtevecht het roer overgenomen van de derde kapitein. Op het moment dat ik ter hoogte van meerplaats Breukelen was wist ik dat er een schip een paar honderd meter voor mij voer. Dit schip was mij voor Breukelen al voorbij gelopen.” [8]
Naar aanleiding van het incident heeft brigadier [verbalisant] een onderzoek ingesteld. Hieruit kwamen de volgende bevindingen:

Indien de [containerschip] geladen is met containers, zal de schipper het stuurhuis laten zakken tot net onder het niveau van de bovenste rij containers bij passage van bruggen. Het ‘zicht’ op het vaarwater en de overige scheepvaart wordt dan verkregen middels een kleuren video camera op het voorschip en een camera aan beide zijden van het stuurhuis. [9] (…) Het schip is voorzien van een radarsysteem, met een radarscanner op het voorschip en een radarscanner op het achterschip. Tijdens dit onderzoek voer een klein snel motorschip de Prinses Beatrixhaven in. Dit was goed waar te nemen op het radarscherm van de voorste radarscanner. [10] (…) De werking van voortstuwing en stuursysteem van beide schepen vertoonden geen gebreken. Op de [containerschip] werd gevaren met de stuurhut naar beneden en met behulp van radar, elektronisch kaartsysteem en camera's. De werking van deze systemen vertoonden geen gebreken. [11] (…) Van de gevaren route op 24 september 2018 van het schip de [containerschip] zijn enkele schermafdrukken gemaakt. Te zien is dat de track van de [containerschip] enkele malen dicht langs de linker (westelijke) oever loopt. [12] (…) Iets na de bocht bij Breukelen, juist voorbij de meerplaats, loopt de track van de [containerschip] iets over de oever van het Amsterdam-Rijnkanaal. Hier zal het schip zeer dicht langs de oever hebben gevaren. [13] De [containerschip] ontmoet nabij Breukelen tegenvaart. Het kanaal is daar ongeveer 100 meter breed. Voor de [containerschip] blijft er voldoende ruimte over om veilig de tegenvaart te ontmoeten. (…) Het is een bekend fenomeen, dat als schepen te dicht onder de oever varen, oeverzuiging optreden kan. Hierdoor trekt eerst het achterschip naar de oever. De vlaggen in de voormast van de [containerschip] waaien naar bakboord, dus zal de wind van stuurboord ingekomen zijn. Het schip kan dus niet onder invloed van de wind richting deze oever gewaaid zijn. Verblinding van zonlicht zal waarschijnlijk geen rol hebben gespeeld, gezien de richting waarin de schaduwen van de bomen langs het kanaal lopen op het video filmpje. [14] Foto 5. Beeldscherm bakboord(linker) videocamera, gericht naar voorschip. Vaste opstelling. In- en uitzoombaar. Foto 6. Beeldscherm videocamera in voormast. Draaibaar en in- en uitzoombaar. [15]
Op www.dumpert.nl is een videofilmpje geplaatst door een onbekend gebleven getuige waarop het incident te zien is. Brigadier [verbalisant] heeft deze beelden bekeken en uitgewerkt:
“Een geladen containerschip vaart richting de maker van dit filmpje en een ander geladen schip vaart in tegenovergestelde richting. Een wit motorjacht vaart zeer dicht langs de oever van het kanaal en een geladen containerschip genaamd [containerschip] vaart met haar stuurboord achterschip zeer dicht langs of tegen dit jacht. Het achterschip van de [containerschip] draait nog meer in de richting van dat witte motorjacht. Drie personen klimmen vanuit het motorjacht op het dak van de motorboot en springen vervolgens op de wal. Dit motorjacht komt klem te zitten tussen de oever en het binnenschip [containerschip] . Het motorjacht krijgt een slagzij naar bakboord en het kajuit dak van dit jacht wordt platgedrukt. Het motorjacht danst heftig op en neer. Er komt water tussen de wal en het motorjacht omhoog, tot ongeveer 2x de
hoogte van het motorjacht. Het motorjacht blijft langs de oever achter en de [containerschip] neemt meer afstand van de oever en vaart vervolgens door.” [16]
Een van de slachtoffers die zich op de [motorjacht] bevond, [getuige 2] , heeft het volgende verklaard op 25 september 2018: [17]
“Op 24 september 2018 zouden wij met een bootje gaan varen. Ik was samen met [getuige 1] en [A] . Het was behoorlijk druk op het Amsterdam Rijnkanaal met allemaal schepen. Onderweg werden wij door meerdere schepen ingehaald. Het eerste schip wat ons inhaalde was een cruiseschip. Het tweede schip was ook een groot schip en het derde schip dat ons ging inhalen was een groot containerschip. Wij voeren op dat moment, toen het containerschip ons inhaalde, helemaal rechts. [18] Op dat moment zag ik dat de schipper van dat containerschip ook de bocht in ging sturen. Zodoende kwam de achterkant van dat schip nog dichter naar ons toe. Het containerschip was genaamd [containerschip] . Toen de achterkant van dat schip omging en nog dichterbij naar ons toe kwam raakten wij best wel in paniek. Het containerschip bleef dichterbij komen en op enig moment raakte het ons en raakten wij klem tussen de oever en het containerschip. Ik hoorde veel geluid en zag dat de achterkant van ons bootje omhoog kwam. Er is door ons, en ook door mij geschreeuwd: "we moeten eraf". Ik ben gelijk hierop van de boot afgesprongen, de wal op. Alvorens ben ik eerst nog op het dak van ons bootje geklommen. Ook [getuige 1] is vervolgens op het dak geklommen en is van boord gesprongen. [A] zat toen nog aan boord en hij is uiteindelijk ook gesprongen.” [19]
Bewijsoverweging
Heeft verdachte schuld aan de aanvaring?
De politierechter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte schuld in de zin van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht aan de aanvaring heeft. Hiervoor is van belang of verdachte het verwijt gemaakt kan worden dat hij grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig heeft gevaren waardoor de aanvaring is ontstaan. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De politierechter is van oordeel dat verdachte een zodanig verwijt kan worden gemaakt op grond van de volgende overwegingen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij al vijftig jaar ervaring heeft in de binnenvaart en gewend is met containers te varen. Voorts heeft hij verklaard dat hij op de dag van de aanvaring het roer heeft overgenomen van de derde kapitein op het Amsterdam-Rijnkanaal ter hoogte van Nigtevecht. Vanaf deze plek tot de bocht bij Breukelen betreft het een recht stuk van het Amsterdam-Rijnkanaal. Toen verdachte ter hoogte van meerplaats Breukelen voer, wist hij dat er een schip een paar honderd meter voor hem voer en dat dit schip hem al voor Breukelen voorbij was gelopen. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij al door twee schepen waren ingehaald alvorens de [containerschip] opliep. Hieruit leidt de politierechter af dat verdachte alvorens hij bij de bocht bij Breukelen kwam, geruime tijd op een recht gedeelte van het kanaal voer en de [motorjacht] had kunnen waarnemen. Desondanks heeft verdachte het schip dat de [motorjacht] heeft ingehaald wel waargenomen, maar de [motorjacht] heeft hij nimmer gezien. De vraag is of dit aan factoren buiten het handelen van verdachte heeft gelegen of aan zijn eigen onoplettendheid. Hoewel verdachte met de stuurhut naar beneden voer – doordat de [containerschip] enkele minuten van een brug verwijderd was - had hij de beschikking over hulpmiddelen zoals de drie camera’s, radar en het elektronisch kaartsysteem. Uit het onderzoek is gebleken dat deze hulpmiddelen geen gebreken vertoonden; op de radar was zelfs een klein motorjacht waarneembaar die ten tijde van het onderzoek de haven in voer. Ook aan het schip zelf waren geen mankementen te ontdekken. De politierechter is daarom van oordeel dat verdachte het motorjacht de [motorjacht] had kunnen en moeten zien alvorens hij bij de bocht van Breukelen aankwam. Ook toen verdachte de bocht instuurde en meende te moeten uitwijken voor de tegenvaart, had hij de [motorjacht] kunnen en moeten waarnemen door middel van de drie camera’s die in- en uitzoombaar waren. De voorste camera betrof zelfs een draaibare camera – constante verblinding door zonlicht kan daarom geen parten hebben gespeeld.
Daarnaast is gebleken dat de wind van stuurboord kwam, hetgeen betekent dat de [containerschip] niet door de wind naar de oever is geduwd. Het kanaal is 100 tot 120 meter breed en biedt voldoende ruimte om veilig de tegenvaart te ontmoeten, ook bij de bocht bij Breukelen. Desondanks is te zien op de gevaren route van de [containerschip] dat deze bij de bocht over de oever loopt en dus zeer dichtbij de oever heeft gevaren, hetgeen ook wordt bevestigd door het filmpje van de aanvaring. Uit de gevaren route blijkt echter ook dat de [containerschip] voor deze bocht al enkele malen dichtbij de oever heeft gevaren, terwijl het hier een (grotendeels) recht stuk van het Amsterdam-Rijnkanaal betreft. Verdachte is als ervaren schipper bekend met het fenomeen oeverzuiging, waarbij het achterschip naar de oever wordt getrokken. Temeer zou dit reden moeten zijn om niet dicht langs te oever te varen, terwijl dit – gelet op de breedte van het kanaal – ook niet nodig is om tegenvaart veilig te ontmoeten. Verdachte had daarom zijn koers moeten aanpassen om niet te dicht langs de oever te varen en daarmee ook de [motorjacht] met gepaste afstand te kunnen passeren.
Is er levensgevaar ontstaan voor de opvarenden van de [motorjacht] ?
De tweede vraag waarvoor de politierechter zich gesteld ziet is of er levensgevaar is ontstaan voor de opvarenden van de [motorjacht] . Anders dan de raadsman, is de politierechter van oordeel dat dit wel degelijk het geval is. Uit het filmpje dat is gemaakt van de aanvaring blijkt dat de dak van het kajuitdak werd platgedrukt doordat de [motorjacht] klem kwam te zitten tussen de oever en de [containerschip] , en ook opvarende [getuige 1] verklaarde dat hij al het hout hoorde kraken. Dat de [motorjacht] uiteindelijk niet is gezonken, is vooral te danken aan het feit dat het motorjacht een onderstel van staal had. Daarbij komt dat er niet alleen een gevaar voor het ten ondergaan van de [motorjacht] was, maar dat de levens van de opvarenden ook nog op andere manieren gevaar liepen. Zo bestond de kans dat de [motorjacht] zou kapseizen waardoor de opvarenden in het water terecht zouden kunnen komen. Opvarende [getuige 2] heeft hierover verklaard dat hij de achterkant van de [motorjacht] omhoog zag komen. Bovendien blijkt uit het filmpje dat het motorjacht een slagzij naar bakboord kreeg, heftig op en neer danste en dat er water tussen de wal en het motorjacht omhoog kwam, tot twee keer de hoogte van het motorjacht. Daarnaast heeft [getuige 2] verklaard dat zij in paniek raakten en via het dak van het motorjacht op de wal zijn gesprongen. Ook hierbij bestond het gevaar dat zij niet op de wal maar in het water terecht zouden komen, met alle gevolgen van dien.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is de politierechter van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en nalatig is geweest, als gevolg waarvan een ander vaartuig beschadigd is en levensgevaar voor anderen is ontstaan, zodat hij schuld heeft aan de aanvaring als bedoeld in artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 24 september 2018 te Breukelen, op het Amsterdam-Rijnkanaal een motorjacht, genaamd ‘ [motorjacht] ’, aan zijn schuld te wijten, heeft vernield door:
- onvoldoende uitkijk te houden en onvoldoende visueel vast te stellen of veilige vaart mogelijk was en
- te dicht bij de oever te varen en
- onvoldoende de koers van die ‘ [containerschip] ’ aan te passen teneinde een motorjacht, genaamd ‘ [motorjacht] ’, met gepaste afstand te kunnen oplopen/voorbijlopen/naast die ‘ [motorjacht] ’ te kunnen varen, zodat geen gevaar voor aanvaring zou zijn ontstaan en
- zich onvoldoende ervan te vergewissen dat het uitwijken voor tegenvaart zonder gevaar kon geschieden,
ten gevolge van welke handelingen levensgevaar voor anderen, te weten [getuige 1] en
[A] en [getuige 2] , is ontstaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
het aan zijn schuld te wijten zijn dat een vaartuig wordt vernield, terwijl daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 80 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis;
- een beroepsverbod voor de duur van 6 (zes) maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een voorwaardelijke geldboete op te leggen. Daartoe is aangevoerd dat verdachte het hele gebeuren uiterst naar vindt voor de opvarenden van de [motorjacht] , maar dat verdachte tegelijkertijd beschimpt is op het internet doordat de opvarenden een filmpje van het incident op de website Dumpert hebben gezet. Daarbij komt nog de suggestieve berichtgeving in de pers waardoor een onjuist beeld is geschetst over verdachte en zijn handelen na het ongeval. Verdachte heeft bovendien via de pers moeten vernemen dat hij werd vervolgd voor het onderhavige feit en dat hem een mogelijke gevangenisstraf boven het hoofd hing. De verdediging verzoekt dan ook om er rekening mee te houden dat verdachte ten onrechte in een duister daglicht is geplaatst.
8.3
Het oordeel van de politierechter
Bij het bepalen van de straf heeft de politierechter rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft als ervaren schipper van een containerschip op het Amsterdam-Rijnkanaal gedurende enige tijd ingelopen op een motorjacht zonder dat hem de aanwezigheid ook maar een ogenblik is opgevallen. Doordat hij moest uitwijken in een bocht voor de tegenvaart, is het motorjacht uiteindelijk klem komen te zitten tussen het schip en de oever. Daarbij is het motorjacht ernstig beschadigd geraakt en is levensgevaar voor de opvarenden ontstaan. Het is een geluk bij een ongeluk geweest dat de onoplettendheid van verdachte uiteindelijk slechts materiële schade tot gevolg heeft gehad.
Tegelijkertijd is gebleken op de terechtzitting dat verdachte erg is aangedaan door het incident en hier slapeloze nachten van heeft gehad. Hij heeft verklaard het heel erg te vinden dat het gebeurd is en dat hij er spijt van heeft. Daarbij komt dat verdachte al met pensioen is en op het moment van de aanvaring zijn zoon aan het helpen was. De politierechter heeft daarnaast acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 24 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Alles afwegende acht de politierechter in afwijking van de eis van de officier van justitie een geldboete ter hoogte van 750 euro passend en geboden. De politierechter ziet geen aanleiding om een (voorwaardelijk) beroepsverbod op te leggen – zoals geëist door de officier van justitie – nu dit een zeer ingrijpende sanctie betreft en verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Bovendien veronderstelt het begrip beroep een bezoldigde betrekking en is niet gebleken dat verdachte die als invalskracht meevoer op het schip van zijn zoon, voor zijn werkzaamheden een financiële vergoeding ontving. Anders dan door de verdediging betoogd ziet de politierechter voorts geen aanleiding om rekening te houden in de straf met de gestelde negatieve media-aandacht naar aanleiding van het incident. Op de terechtzitting is niet gebleken dat verdachte of zijn zoon opdrachten hebben misgelopen door het incident. Bovendien is de informatie in de media niet specifiek herleidbaar naar verdachte en is hij evenmin herkenbaar in beeld gebracht op het filmpje.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 24a, 24c, 169 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De politierechter beslist als volgt:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een geldboete ter hoogte van 750 euro(zegge: zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vijftien dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. R.E. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 augustus 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
PrimairHij op 24 september 2018 te Breukelen, in elk geval in Nederland, op het Amsterdam-Rijnkanaal een motorjacht, genaamd ‘ [motorjacht] ’, aan zijn schuld te wijten, heeft doen verongelukken en/of heeft vernield en/of heeft beschadigd, door:
- niet, althans onvoldoende, uitkijk te houden en/of niet, in elk geval onvoldoende visueel, vast te stellen of veilige vaart mogelijk was en/of
- te dicht bij de oever te varen en/of
- niet, in elk geval onvoldoende, de koers en/of de snelheid van die ‘ [containerschip] ’ aan te passen teneinde een motorjacht, genaamd ‘ [motorjacht] ’, met gepaste afstand en/of snelheid te kunnen oplopen/voorbijlopen/naast die ‘ [motorjacht] ’ te kunnen varen, zodat geen gevaar voor aanvaring zou zijn ontstaan en/of
- zich niet dan wel onvoldoende ervan te vergewissen dat het uitwijken voor tegenvaart zonder gevaar kon geschieden;
Ten gevolge van welke handelingen levensgevaar voor anderen, te weten [getuige 1] en/of [A] en/of [getuige 2] , is ontstaan;
( art 169 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Subsidiairhij op 24 september 2018 te Breukelen, in elk geval in Nederland, als schipper en/of roerganger van een groot schip, te weten een motorcontainerschip, genaamd ‘ [containerschip] ’ (lengte ongeveer 135 meter), met dat schip heeft gevaren op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaand vaarwater, te weten het Amsterdam- Rijnkanaal, en tijdens dit varen niet heeft voldaan aan de verplichting
om, ook bij het ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften als bedoeld in het Binnenvaartpolitiereglement, alle voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens goed zeemanschap of door de omstandigheden waarin het door hem bestuurde schip zich bevindt zijn geboden teneinde (met name) te voorkomen het leven van personen in gevaar wordt gebracht
en/of schade wordt veroorzaakt aan (onder meer) andere schepen en/of de veiligheid of het vlotte verloop van de scheepvaart in gevaar wordt gebracht, immers heeft/is hij, verdachte, (toen en aldaar)
- geen, in elk geval onvoldoende, uitkijk gehouden en/of niet, in elk geval onvoldoende visueel, vastgesteld of veilige vaart mogelijk was, en/of
- niet, in elk geval onvoldoende, de koers en/of de snelheid van die ‘ [containerschip] ’ aangepast teneinde een motorjacht, genaamd ‘ [motorjacht] ’, met gepaste afstand en/of snelheid te kunnen oplopen/voorbijlopen/naast die ‘ [motorjacht] ’ te kunnen varen, zodat geen gevaar voor aanvaring zou zijn ontstaan, en/of
- zich niet dan wel onvoldoende ervan vergewist dat het uitwijken voor tegenvaart zonder gevaar kon geschieden, en/of
- zich niet, in elk geval, onvoldoende ervan heeft vergewist dat het varen naast die ' [motorjacht] ’/oplopen/voorbijlopen van die ‘ [motorjacht] ’ veilig kon geschieden, en/of waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde schip ‘ [containerschip] ’ tegen die ‘ [motorjacht] ’ is gebotst/aangevaren en (vervolgens)
- het leven van [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [A] in gevaar is gebracht, en/of
- schade is toegebracht aan die ‘ [motorjacht] ’;
( art 1.04 ahf/ond a Binnenvaartpolitiereglement, art 1.04 ahf/ond b Binnenvaartpolitiereglement, art 1.04 ahf/ond c Binnenvaartpolitiereglement )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 november 2018, genummerd PL2600-2018065033-1, opgemaakt door de politie Landelijke Eenheid, digitaal doorgenummerd 1 tot en met 91. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident van 16 oktober 2018, pagina 35.
3.Proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident van 16 oktober 2018, pagina 42.
4.Proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident van 16 oktober 2018, pagina 35.
5.De verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 6 augustus 2019.
6.Een proces-verbaal verhoor verdachte van 26 september 2018, pagina 8-9.
7.Een proces-verbaal verhoor verdachte van 26 september 2018, pagina 8.
8.Een proces-verbaal verhoor verdachte van 26 september 2018, pagina 9.
9.Proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident van 16 oktober 2018, pagina 38.
10.Proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident van 16 oktober 2018, pagina 39.
11.Proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident van 16 oktober 2018, pagina 43.
12.Proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident van 16 oktober 2018, pagina 41.
13.Proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident van 16 oktober 2018, pagina 42.
14.Proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident van 16 oktober 2018, pagina 43.
15.Proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident van 16 oktober 2018, bijlage, pagina 50.
16.Proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident van 16 oktober 2018, pagina 42.
17.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 25 september 2018, pagina 21-22.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 25 september 2018, pagina 21.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 25 september 2018, pagina 22.