ECLI:NL:RBMNE:2019:3856

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
19 augustus 2019
Zaaknummer
16/016323-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor wapenbezit en drugshandel met bedreiging van politieagenten

Op 19 augustus 2019 heeft de rechtbank Midden-Nederland een 31-jarige man uit Utrecht veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De man was in het bezit van vuurwapens en een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs. De zaak begon met een melding van zijn vrouw, die de politie waarschuwde uit angst voor haar veiligheid en die van haar kinderen. Bij een doorzoeking van de woning en de kelderbox van de verdachte werden twee wapens en munitie aangetroffen, evenals cocaïne, heroïne en hasj. De verdachte heeft ook twee politieagenten bedreigd na zijn aanhouding.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel er geen bewijs was voor drugshandel in een eerdere periode, de ernst van de feiten geen reden gaf om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De man werd onder toezicht van de reclassering geplaatst en moest een behandeling ondergaan. De rechtbank benadrukte de risico's van het bezit van wapens en de impact van drugshandel op de samenleving. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat bijdroeg aan de beslissing om een hoge straf op te leggen. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/016323-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te Detentiecentrum Schiphol.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 april 2019, 8 juli 2019 en 5 augustus 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte op 8 juli 2019 en mr. M. Berndsen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1op 19 januari 2019 te Utrecht, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, en een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
feit 2op 19 januari 2019 te Utrecht, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
feit 3op 19 januari 2019 te Utrecht, samen met een ander of alleen opzettelijk 13,8 gram heroïne en 75,26 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 4in de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 januari 2019 te Utrecht, samen met een ander of alleen meermalen, opzettelijk cocaïne en/of heroïne heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd;
feit 5op 19 januari 2019 te Utrecht, samen met een ander of alleen opzettelijk 72 gram hasjiesj, 6 gram hennep en 23 stuks voorgedraaide joints (in totaal 30 gram) aanwezig heeft gehad;
feit 6in de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 januari 2019 te Utrecht, samen met een ander of alleen meermalen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
opzettelijk hennep (hasjiesj), heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd;
feit 7op 22 januari 2019 te Houten, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

3.1
Het standpunt van de officier van justitie en van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding met betrekking tot feit 4 nietig moet worden verklaard omdat het ten laste gelegde te onbepaald is. Immers is een periode van meer dan een jaar ten laste gelegd waarin verdachte alleen of met een ander, zich telkens schuldig zou hebben gemaakt aan het bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van cocaïne en/of heroïne. Zelfs in samenhang met het dossier, dat evenmin concrete aanknopingspunten of invulling biedt, is het de verdediging onvoldoende duidelijk wat hier exact het verwijt is.
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen over de nietigheid van de dagvaarding
3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat krachtens artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de tenlastelegging een zodanige opgave van het feit dient te zijn dat, in combinatie met het onderliggende dossier, voldoende duidelijk is waartegen de verdachte zich moet verdedigen. Daarbij geldt dat de wet niet voorschrijft dat in geval van een verdenking van handelen in strijd met art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, bij het opstellen van de tenlastelegging een keuze moet worden gemaakt tussen bereiden, bewerken, verwerken, etc.
De rechtbank is van oordeel dat het voor verdachte op grond van de tenlastelegging, in samenhang bezien met het dossier, voldoende duidelijk moet zijn geweest waarvan hij wordt verdacht. De dagvaarding ten aanzien van feit 4 bevat een opgave van het tenlastegelegde feit, de periode en plaats waar dit feit zou zijn begaan. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal bevindingen ten aanzien van het aantreffen van drugs in de woning, een proces-verbaal met betrekking tot waarnemingen van buurtbewoners en een proces-verbaal met betrekking tot gegevens uit de telefoon. De tenlastelegging in combinatie met de hiervoor weergegeven stukken uit het onderliggende dossier maakt niet dat verdachte geheel niet weet waartegen hij zich moet verweren. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoet. Dit betekent dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten (feit 1 tot en met feit 7) wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat twee wapens in de kelderbox van verdachte zijn aangetroffen. Op één wapen is DNA van verdachte aangetroffen waardoor feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen. Dit geldt ook voor de aangetroffen munitie onder feit 2, die is namelijk vooral aangetroffen in de wapens. De officier van justitie heeft met betrekking tot feit 3 en 5 aangevoerd dat drugs in de woning van verdachte is aangetroffen. De drugs zijn aangetroffen in onder andere de keukenkastjes, waardoor die drugs direct te linken zijn aan verdachte. Met betrekking tot feit 4 en 6 acht de officier van justitie de periode zoals ten laste is gelegd, bewezen. De officier van justitie verwijst daarvoor naar de weegschaal, de inbeslaggenomen telefoon en het proces-verbaal van buurtonderzoek. Ten aanzien van feit 7 is aangevoerd dat de officier van justitie geen reden ziet om te twijfelen aan de verklaringen van de desbetreffende verbalisanten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte beide wapens voorhanden heeft gehad. De wapens zijn aangetroffen in de bij de woning van verdachte behorende berging die, zoals de politie heeft gerelateerd, niet was afgesloten. Derden hadden dus toegang tot de berging en kwamen daar volgens verdachte ook. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat de DNA-match op het CZ-pistool buiten beschouwing moet blijven, omdat sprake kan zijn van contaminatie. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte bekend heeft dat hij 3 (dreig)kogels voor handen heeft gehad. Ten aanzien van de overige patronen dient vrijspraak te volgen op grond van dezelfde motivering als bij feit 1. Ook heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor feit 3. De raadsman heeft hierbij aangevoerd dat het aantreffen van de middelen in de woning op zichzelf belastend is, maar dat het de vraag is of met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat cliënt wetenschap had van de aanwezigheid van die drugs. De drugs werden immers volgens de raadsman op moeilijk bereikbare plekken in de keuken van die woning gevonden. Daaruit kan dus niet worden afgeleid dat verdachte ervan moet hebben geweten. Met betrekking tot feit 4 en feit 6 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient worden van alle genoemde handelingen en van het medeplegen. Het dossier bevat geen enkel concreet bewijsmiddel waaruit volgt dat verdachte ooit, al dan niet als deelnemer, enig middel uit de Opiumwet heeft overgedragen. Ook de andere handelingen (bereiden, bewerken, verwerken, vervoeren etc.) volgen niet uit het dossier. Daarnaast kan de IPhone 6 niet aan verdachte worden toegeschreven, ook uit de inhoud van die telefoon komt evenmin naar voren dat sprake is van drugshandel door verdachte. Over feit 6 heeft de raadsman nog aangevoerd dat de tenlastelegging is toegesneden op de uitoefening van een beroep of bedrijf bedoeld in artikel 11 lid 3 Opiumwet. Het dossier bevat hiervoor geen bewijs. Ook voor deze strafverzwaringsgrond wordt vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd waardoor het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Tot slot heeft de raadsman met betrekking tot feit 7 aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de bedreigingen omdat, mede gelet op de getuigen die later zijn gehoord bij de rechter-commissaris, de aangifte van verbalisant [slachtoffer 2] onbetrouwbaar is. Er zijn verschillende verklaringen in het dossier waaruit volgt dat zij alleen scheldwoorden hebben gehoord. De verdediging ziet onvoldoende overtuigend bewijs dat verdachte de ten laste gelegde bedreigingen heeft geuit, en vraagt om vrijspraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 tot en met feit 7 [1]
De weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Feit 1 en feit 2
Uit het proces-verbaal bevindingen van 18 januari 2019, opgesteld door verbalisant van [verbalisant 1] volgt het volgende:
In de onafgesloten kelderbox van de woning (…), twee (2) vuurwapens aangetroffen in een zwarte zak (…). [2]
Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict van 29 maart 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] volgt:
Op 18 januari 2019 vond een doorzoeking plaats in de woning te Utrecht (…) [3] (…) Ik zag dat op de vloer van de kelderbox twee vuurwapens lagen en een losse houder gevuld met munitie. Bij de wapens lagen zakken/tassen waarin de vuurwapens zouden zijn aangetroffen. Het betrof de volgende vuurwapens:
- een pistoolmitrailleur, voorzien van wapennummer [wapennummer]
- een pistool, merk CZ model 75 P-07
Het betrof in deze de navolgende munitie:
- uit de houder van het pistoolmitrailleur met wapennummer A7208, negen ( 9) patronen, zijnde 4 x S&B, 7.65mm en 5 x CBC .32. (SIN AAKE1556NL). Ik zag dat de patronen, toen ik deze verwijderde, door elkaar in de houder zaten.
- Uit de houder van het pistool, merk CZ, model 75 P- 07, veertien (14) patronen S&B, 9 x 19mm (SIN AAKE1557NL).
- uit de losse houder achttien (18) patronen, zijnde 5 x S&B 7.62mm en 13 x CBC .32 (SIN AAKE1559NL). Ik zag dat de patronen, toen ik deze verwijderde, door elkaar in de houder zaten. Ik zag dat deze losse houder een gebogen model betrof, hetzelfde model als aanwezig in het pistoolmitrailleur. [4]
Uit het proces-verbaal van onderzoek wapen van 7 maart 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] volgt het volgende:
Nader onderzoek wijst mij verbalisant uit dat het voorwerp een vuurwapen betreft. Het is een vuurwapen in de vorm van een machinepistool. Het wapen heeft het kaliber van 7,65(x 17) millimeter cq.32 ACP. (…) Links, boven de pistoolgreep van het wapen is de vuurregelaar aanwezig. [5] (…) Gezien het vorenstaande is dit machinepistool een automatisch-vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3 , gelet op artikel 2 lid 1, categorie II onder 2 van de Wet Wapens en Munitie. [6]
Uit het proces-verbaal van onderzoek wapen van 11 maart 2019, opgemaakt door [verbalisant 3] volgt het volgende:
Het is een vuurwapen in de vorm van een double-action semi-automatisch pistool. Het wapen heeft het kaliber van 9x19 millimeter (9 millimeter Para/ 9 millimeter Luger). Het wapen heeft de uiterlijke kenmerken van een pistool, merk "CZ" model “P-07". Op het wapen staat onder andere de tekst; "CZ 75 P-07 9x19 Duty". [7] (…) Gezien het vorenstaande is dit pistool een vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. [8]
Bewijsoverweging DNA-match
De raadsman heeft aangevoerd dat de vaststelling dat er DNA van verdachte op het CZ-pistool is aangetroffen niet meegenomen mag worden voor het bewijs omdat sprake kan zijn van contaminatie. De verbalisanten hebben namelijk de wapens op de grond gelegd waardoor, volgens de raadsman, het mogelijk is dat celmateriaal van verdachte, aanwezig op de vloer van de berging, op het wapen is beland.
De rechtbank is, zij het op iets andere gronden, van oordeel dat het aantreffen van DNA van verdachte op het CZ pistool niet als redengevend voor het bewijs kan worden gebruikt. Uit het proces-verbaal van 19 januari 2019 van verbalisant [verbalisant 4] blijkt dat hij de benedenverdieping van de woning van verdachte heeft doorzocht. Daarbij is de woonkamer doorzocht en heeft hij de jas van verdachte onderzocht. Uit dit proces-verbaal blijkt dat hij vervolgens naar de kelderbox is gegaan en daar een zak heeft aangetroffen met daarin nog twee zakken met in iedere zak een vuurwapen en in een van beide zakken een patroonhouder. Hij heeft al deze goederen uit de zak gehaald en op de grond gelegd.
De rechtbank stelt vast dat het proces-verbaal over de bemonstering van het wapen ontbreekt waardoor niet precies vastgesteld kan worden waar en op welke plekken celmateriaal is aangetroffen. Daarnaast constateert de rechtbank dat uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 4] blijkt dat hij de wapens heeft vastgepakt en ze op de grond heeft gelegd. De rechtbank kan niet uitsluiten dat daarbij celmateriaal van verdachte is overgebracht op een van de wapens. Immers verbalisant [verbalisant 4] heeft diverse spullen uit de woning, waaronder de jas van verdachte, aangeraakt en onderzocht. Uit het proces-verbaal blijkt niet of en op welke manier verbalisant [verbalisant 4] maatregelen heeft genomen om contaminatie te voorkomen. Hierdoor is een meer dan te verwaarlozen risico op contaminatie niet uit te sluiten. Onder die omstandigheden kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de aangetroffen DNA-sporen van verdachte op het wapen aantonen dat verdachte dat wapen in handen heeft gehad.
Voorhanden hebben wapens en munitie
De twee wapens en de munitie zijn aangetroffen in de kelderbox van de woning van verdachte. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet wist dat er wapens in de kelderbox lagen en dat deze wapens bovendien zijn aangetroffen in de niet afgesloten kelderbox van verdachte. Derden hadden dus toegang tot deze berging en kwamen daar volgens verdachte ook. Het kan dus goed zijn dat iemand anders die wapens daar neer heeft gelegd, aldus verdachte. Dat verweer wordt verworpen. Verdachte heeft geen concrete feiten en omstandigheden gesteld die dit standpunt onderbouwen. De enkele constatering dat de kelderbox open was maakt nog niet dat het dan waarschijnlijk is dat derden wapens in die kelderbox leggen. Bovendien was de aanleiding van deze huiszoeking gelegen in het feit dat de toenmalige echtgenote tegen de politie heeft verteld dat zij een wapen van verdachte in de woning had aangetroffen. Die melding en het feit dat daarna bij de doorzoeking 2 wapens en munitie in de, bij die woning horende, kelderbox zijn aangetroffen, maken dat voor de rechtbank genoegzaam vaststaat dat de verdachte zich in meerdere of mindere mate van die aanwezigheid bewust is geweest en hij die wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Voorwaardelijke aanhoudingsverzoek
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan om de zaak aan te houden indien de rechtbank niet komt tot een vrijspraak van feit 1. De raadsman heeft gevraagd om in dat geval de verbalisant die het wapen heeft aangetroffen en op de vloer heeft gelegd nader te bevragen. Ook wenst de raadsman een rapport te laten opmaken over de kans op contaminatie in deze zaak gelet op de werkwijze van de verbalisanten. De rechtbank wijst deze verzoeken af nu de desbetreffende DNA-match van verdachte op het wapen niet als bewijsmiddel wordt gebruikt. Tot slot heeft de raadsman verzocht om medeverdachte [medeverdachte] nader te bevragen over zijn wetenschap van de aanwezigheid van het Scorpions machinepistool in de berging. De rechtbank wijst het verzoek af omdat het onvoldoende is onderbouwd en de rechtbank zich door het verhandelde ter terechtzitting voldoende ingelicht acht en daarmee het verhoor van de medeverdachte niet noodzakelijk acht.
Feit 3
Uit het proces-verbaal van relaas volgt dat op vrijdag 18 januari 2019, de woning van verdachte [verdachte] , [adres] te [woonplaats] werd betreden. [9]
(…) gedurende het onderzoek werd er harddrugs aangetroffen waarbij [verdachte] de beslagene was. Uit onderzoek bleek dat het ging om:
• Cocaïne; 61,23 gram
• Cocaïne; 13,82 gram
• Cocaïne; 0,21 gram
• Heroïne; 13,8 gram [10]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 18 januari 2019, opgesteld door [verbalisant 5] volgt:
Op 18 januari 2019 (…) een doorzoeking te Utrecht.(…)Toen ik aan het zoeken was in
de keuken zag ik (…) in de keuken (…) een pakje Marlboro met daarin gedroogde hasj toppen. Ik zag in diezelfde kast een trommeltje met daarin zes gerolde joints. (…) In het keukenkastje (…) zag ik een (…) tasje staan. (…) ik zag dat er een groot wit rond blok in een plastic tasje zat. Ik zag dat in hetzelfde tasje ook (…) 47 ponypacks, 2 brokken heroïne en 1 bolletje cocaïne zaten. [11]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 18 januari 2019, opgesteld door [verbalisant 4] volgt:
Op 18 januari 2019 (…) een doorzoeking te Utrecht. (…) ik in een dressoirkast in
de woonkamer 3 brokken, vermoedelijk hasj aan.
Op grond van de kennisgeving van inbeslagneming volgt dat het volgende in beslag is genomen:
Volgnummer 4
Goednummer PL0900-2019018970-2343395
3 brokken verm, cocaïne
Volgnummer 5
Goednummer PLO900-2019018970-2343398
47 ponypacks met verm cocaïne [12]
Volgnummer 6
Goednummer: PLO900-2019018970-2343399
2 brokken verm, heroïne [13]
Volgnummer 7
PLO900-2019018970-2343400
1 bolletje verm, cocaïne [14]
Uit het proces-verbaal van onderzoek naar verdovende middelen volgt:
Goednummer PLO900-2019018970-2343395
Relatie met SIN AAMH8115NL
Bijzonderheden: 3 brokken verm, cocaïne waza:a4322913
Gewicht: 61,23 gram [15]
Goednummer PL0900-2019018970-2343398
Relatie met SIN AAMH8110NL
Bijzonderheden: 47 ponypacks
Gewicht netto: 13,82 gram [16]
PLO900-2019018970-2343399
Relatie met SIN: AMH8112NL
Bijzonderheden: 2 brokken verm, heroïne.
Gewicht netto: 13,8 gram [17]
Goednummer: PLO900-2019018970-2343400
Relatie met SIN: AAMH8114NL
Omschrijving 1 bolletje witkleurig poeder
Gewicht netto: 0, 21 gram [18]
Uit de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut volgt het volgende:
Kenmerk: AAMH8115NL
Omschrijving 61,23 gram poeder en brokjes, witkleurig
Conclusie: bevat cocaïne [19]
Kenmerk: AAMH8114NL
Omschrijving 0,21 gram brokjes, wit
Conclusie: bevat cocaïne [20]
Kenmerk AAMH8110NL
Omschrijving: 13,82 gram poederen brokjes, witkleurig
Conclusie: bevat cocaïne [21]
Kenmerk AAMH8112NL
Omschrijving: 13,8 gram poeder en brokjes, bruin
Conclusie: bevat heroïne [22]
Feit 5
Verdachte heeft het onder feit 5 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 21 februari 2019, proces-verbaalnummer 2019018970, opgemaakt door [verbalisant 6] van de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 145;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van binnentreden in woning van 19 januari 2019, genummerd PL0900-2019018970-6, opgemaakt door [verbalisant 1] van de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 110 en verder;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 22 januari 2019, genummerd PL0900-2019018970-27, opgemaakt door [verbalisant 7] van de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 59 en verder.
Partiële vrijspraak medeplegen feit 3 en 5
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van het ‘medeplegen’. Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier worden de desbetreffende drugs en de desbetreffende hoeveelheden zoals op de tenlastelegging is aangegeven, in het huis van verdachte aangetroffen. Hoewel in de woning van verdachte een medeverdachte werd aangehouden met een bepaalde hoeveelheid drugs, volgt hieruit naar het oordeel van de rechtbank niet dat tussen hen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij het bewezen verklaarde feit. Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier acht de rechtbank niet bewezen dat het aanwezig hebben van die drugs, samen en in vereniging is gepleegd. De rechtbank acht dit deel van de tenlastelegging niet bewezen en spreekt van dat deel vrij.
Feit 4 en feit 6
Blijkens de kennisgeving van inbeslagname is in de fouillering van verdachte een Iphone aangetroffen. [23]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] volgt:
“Tijdens het onderzoek is er een Apple iPhone 6 in beslag genomen waarbij verdachte [verdachte] de beslagene was. (…) ik ontving een rapportage van de inhoud op de betreffende telefoon. (…) Ik zag dat er vanaf deze telefoon meerdere groeps-sms berichten waren verzonden naar meer dan 230 afzonderlijke telefoonnummers. Hieronder volgt een samenvatting van de verzonden groepsberichten.
1. Op 18-1-2019 17:22 uur is vanaf deze telefoon een sms verzonden naar meer dan 230 afzonderlijke telefoonnummers met de volgende tekst: “Beste 3 voor 5 top kwaliteit gegarandeerd 24/7 bereikbaar Groetjes [bijnaam] ”
2. Op 4-1 -2019 16:35 uur is vanaf deze telefoon een sms verzonden naar meer dan 230 afzonderlijke telefoonnummers met de volgende tekst: “Beste mensen. De beste wensen allemaal Nieuwjaar nieuwe kansen Nieuwe ronden 3 voor 5 top kwaliteit gegarandeerd 24/7 bereikbaar Groetjes [bijnaam] ”
3. Op 2-1-2019 19:32, 19:34 en 19:35 uur is vanaf deze telefoon een sms verzonden naar meer dan 230 afzonderlijke telefoonnummers met de volgende tekst: “Beste mensen. De beste wensen allemaal Nieuwjaar nieuwe kansen Nieuwe ronden 3 voor 5 top kwaliteit gegarandeerd 24/7 bereikbaar Groetjes [bijnaam] ” [24] (…) Ik zag dat er 110 sms berichten in de inbox stonden. Ik las meerdere berichten waarin gevraagd werd of er langs gekomen kon worden en waar men was. (…) In de politiesystemen zag ik dat verdachte [verdachte] de volgende bijnamen zou hebben: [bijnaam] .
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 19 januari 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] volgt:
Op 18 januari 2019 (…) belast met een doorzoeking te Utrecht. Ik trof in de jas een vreemdelingendocument aan op naam van [verdachte] (...) Ik trof in de jas een geldbedrag aan in verschillende coupures van 1160,-. (…) Tevens trof ik een elektronische weegschaal aan. Ik zag dat er nog een residu van wit poeder op de weegschaal zat. Vermoedelijk werd de weegschaal gebruikt om verdovende middelen te wegen. [25]
Uit het proces-verbaal buurtonderzoek van 28 januari 2019 opgesteld door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , komt het volgende naar voren:
Ook hebben wij een bewoner gesproken die verklaarde (…) dat er elke nacht veel bezoeken waren in de woning [adres] . Dit waren regelmatig junkachtige type's, (…) Soms werd er wel 40x per nacht op het raam (…) geklopt door bezoek. Het bezoek dat de bewoners van het [adres] [de rechtbank begrijpt: de woning van verdachte] veelal 's nachts kregen bleef meestal maar maximaal 15 minuten in de woning en vertrok vervolgens weer. Ook was er veel bezoek wat maar enkele seconden binnen was. [26]
Proces-verbaal verhoor verdachte van 21 februari 2019, waarin verdachte verklaart:
Ik legde reepjes hasj klaar voor mensen in de gevangenis. Ik kreeg daar 20 euro per reep voor. [27]
Partiële vrijspraak deel van tenlastegelegde periode
Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, geen wettig bewijs voor het verkopen van harddrugs of softdrugs over de periode van 1 januari 2018 tot en met 1 januari 2019 en spreekt verdachte voor dit deel van de tenlastelegging vrij.
Partiële vrijspraak medeplegen
De officier van justitie acht eveneens bewezen dat sprake is van medeplegen ten aanzien van feit 4 en feit 6. De rechtbank stelt dat medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, geen wettig bewijs voor het medeplegen. De rechtbank stelt vast op basis van het dossier dat medeverdachte [medeverdachte] aanwezig was op 18 januari 2019 toen de woning van verdachte werd binnengetreden en is doorzocht door de verbalisanten. Daarbij zijn ook bij [medeverdachte] drugs aangetroffen.. Dit alleen is niet voldoende om tot de vaststelling te komen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Uit het onderzoek naar de inbeslaggenomen telefoons kan niet worden afgeleid dat verdachten hebben samengewerkt om drugs te verkopen. Alles in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan ten aanzien van feit 4 en feit 6 van de tenlastelegging. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging onder feit 4 en feit 6.
Bewijsoverweging feit 4 en feit 6
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 4 en feit 6 gelet op het ontbreken van voldoende wettig bewijs. De raadsman heeft aangevoerd dat de iPhone niet kan worden toegeschreven aan verdachte vanwege het feit dat de telefoon onder verdachte in beslag is genomen. Het verband tussen [bijnaam] en de bijnaam van verdachte [bijnaam] wijzen niet naar verdachte. Daarnaast zijn geen verklaringen van afnemers en het aangetroffen geldbedrag had verdachte geleend omde huurschuld te betalen.
De rechtbank oordeelt, anders dan de raadsman, dat verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan het verkopen van harddrugs en softdrugs gedurende de periode van 2 januari 2019 tot en met 19 januari 2019. De telefoon is in de fouillering van verdachte aangetroffen. Dat wijst erop dat het de telefoon van verdachte is tenzij hij een aannemelijke verklaring heeft voor het aantreffen van de telefoon bij hem terwijl die niet van hem is. Die verklaring ontbreekt. Verdachte heeft enkel gesteld dat het niet zijn telefoon is. Het aantreffen van de telefoon bij verdachte in combinatie met het gebruik van de naam [bijnaam] terwijl in de politiesystemen verdachte ook bekend is onder de daarop gelijkende naam [bijnaam] maakt dat de rechtbank de overtuiging heeft dat de telefoon aan verdachte toebehoort. De hoeveelheden soft- en harddrugs die onder verdachte zijn aangetroffen wijzen op een dealers hoeveelheid. Ook constateert de rechtbank dat verdachte over de softdrugs heeft verklaard dat hij reepjes hasj klaarlegt voor mensen in de gevangenis en dat hij dat 20 euro per keer voor krijgt.. Deze verklaring, de verstuurde sms-berichten, de hoeveelheid drugs die is aangetroffen maakt dat, in samenhang bezien met het aantreffen van geld in verschillende coupures, de weegschaal die is aangetroffen met residu, de verklaring van een buurtbewoner dat soms wel 40 x in één nacht op het raam werd geklopt van de woning van verdachte, de rechtbank het tenlastegelegde onder feit 4 en feit 6 wettig en overtuigend bewezen acht, met dien verstande dat de periode waarin verdachte dit heeft gepleegd wordt ingekort tot de periode van 2 januari 2019 tot en met 19 januari 2019.
Feit 7
Uit proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2019 van verbalisant [verbalisant 10] volgt:
Vervolgens zag ik dat de verdachte collega [slachtoffer 1] aankeek en hoorde ik hem zeggen: "Als ik vrij kom pak ik je, ik schiet je lek” [28]
Uit het proces-verbaal van 22 januari 2019, opgemaakt door [slachtoffer 1] , volgt:
Op 22 januari 2019 te Houten (…) Ik zag dat collega [slachtoffer 2] de verdachte naar de grond bracht (…) Ik zag dat de verdachte tegen hem zei: 'als ik weer vrij ben ik schiet je kapot' of woorden van gelijke strekking (…) Ik zag dat de verdachte mij (…) aankeek. Ik hoorde de verdachte tegen mij zeggen: 'ik schiet je lek' of woorden van gelijke strekking. Ik schrok hier van omdat ik bang was dat de verdachte zijn bedreiging ten uitvoer zou leggen gezien het feit waarvoor de verdachte was aangehouden. [29]
Op 23 januari 2019 hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangifte gedaan van deze bedreiging. [30]
Bewijsoverweging feit 7
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van de aangevers niet betrouwbaar zijn nu er collega’s zijn die ook bij dit incident betrokken waren en die de bedreigingen niet hebben gehoord. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de verbalisanten, die op ambtseed of ambtsbelofte zijn opgemaakt. Uit de processen-verbaal van 22 januari 2019 volgt dat er veel hectiek was rondom het overbrengen van verdachte. Verdachte was namelijk op dat moment erg agressief. Hierdoor moest verdachte in bedwang worden gehouden en worden gefixeerd. Het feit dat een aantal verbalisanten, gedurende die hectiek, de bedreigingen niet heeft gehoord betekent niet dat verdachte die woorden niet heeft gezegd. De aangifte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Van Ooijen. Al met al acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1op 19 januari 2019 te Utrecht, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een (semi)-automatisch machinepistool, van het model Skorpion, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, en een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi-automatisch pistool, van het merk CZ, model 75 P07, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
feit 2op 19 januari 2019 te Utrecht, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten, 4 patronen S&B van het kaliber 7.65 mm en 5 patronen CBC van het kaliber 32 mm en 14 patronen S&B van het kaliber 19 mm en 5 patronen S&B van het kaliber 7.62 mm en 13 patronen CBC van het kaliber 32 mm, voorhanden heeft gehad;
feit 3op 19 januari 2019 te Utrecht, opzettelijk aanwezig heeft gehad 13,8 gram, heroïne, en
75,26 gram,cocaïne
,zijnde heroïne en cocaïne, telkens een middel voorkomende op lijst I van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4in de periode van 2 januari 2019 tot en met 19 januari 2019 te Utrecht, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt een of meer gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en van een materiaal bevattende heroïne, telkens een middel voorkomende op lijst I van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 5op 19 januari 2019 te Utrecht, opzettelijk aanwezig heeft gehad 72 gram hasjiesj, 6 gram hennep en23 stuks voorgedraaide joints (in totaal 30 gram), in elk geval (in totaal) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 6in de periode 2 januari 2019 tot en met 19 januari 2019 te Utrecht, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, (telkens) een of meer gebruikershoeveelheden van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en van hennep, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 7op 22 januari 2019 te Houten, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik vrij ben schiet ik je kapot" en “Ik schiet je lek!” en “ik schiet jullie helemaal kapot wanneer ik vrij kom”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2 handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 3 opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4 opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 5 opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 6 opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 7 bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft verzocht om de bijzondere voorwaarden conform het reclasseringsrapport van 15 april 2019 op te leggen, te weten een meldplicht bij reclassering en een ambulante behandeling bij de Waag of soortelijke instelling.
De officier van justitie heeft in haar eis meegenomen dat verdachte het beeld wekt diep in de criminele wereld te zitten. Daarnaast is verdachte zeer agressief en wordt het recidive risico als hoog ingeschat. Verdachte geeft daarnaast niet veel inzicht in zijn leven maar, gelet op het rapportage, is het wel positief dat verdachte wil meewerken met de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de reclassering positief is over de voortgang van verdachte. Dit beeld wordt ook bevestigd door de cursussen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gevolgd. De verdediging verzoekt al met al om een gevangenisstraf op te leggen waarvan een deel voorwaardelijk is, gelet op het opleggen van de bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft verzocht om het onvoorwaardelijke deel zo kort mogelijk te houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft 7 strafbare feiten gepleegd die, om verschillende redenen, ernstig zijn. De zaak begon met een melding aan de politie door de vrouw van verdachte die, uit angst voor haar eigen veiligheid en die van haar kinderen, de politie heeft gewaarschuwd. Vervolgens vindt een doorzoeking van de woning en de kelderbox van verdachte plaats en worden daar twee (vuur)wapens en munitie aangetroffen. De rechtbank rekent verdachte het bezit van deze wapens zeer zwaar aan. Zeker gelet op het feit dat deze wapens waren geladen en zijn aangetroffen in de niet afgesloten kelderbox. De wapens vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Hiermee doen zich ernstige incidenten voor in de samenleving zoals liquidaties en schietpartijen in steden en zelfs woonwijken. Die incidenten leiden tot dodelijke of gewonde slachtoffers, tot angst bij mensen die daarbij aanwezig zijn en tot onrust in de samenleving. Om die reden wordt streng opgetreden tegen ongecontroleerd bezit van wapens en munitie. Daarnaast is er een grote hoeveelheid soft- en harddrugs aangetroffen bij verdachte en heeft hij gedurende een bepaalde periode deze drugs verkocht aan anderen. De rechtbank neemt in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat cocaïne, heroïne en hasj een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving. Het handelen in verdovende middelen leidt vaak tot andere vormen van criminaliteit en overlast gevend gedrag door verslaafden die weer vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Tot slot heeft verdachte twee verbalisanten bedreigd met enig misdrijf tegen het leven. Verdachte heeft door zijn handelen deze verbalisanten vrees aangejaagd en daarnaast door zijn handelen de taak van de politie op dat moment ernstig bemoeilijkt. Dit rekent de rechtbank verdachte ook zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van 28 juni 2019 van verdachte en op de rapportage van de reclassering van 15 april 2019, opgemaakt door mevr. A. Belhadi. Uit het strafblad van verdachte volgt dat verdachte eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee. Uit de rapportage van de reclassering leidt de rechtbank af dat het risico op recidive als hoog wordt ingeschat. De reclasseringsmedewerker stelt dat het gedrag en handelen van verdachte -ondanks dat deze de afgelopen jaren positief zijn verbeterd- de risico- c.q. criminogene factoren vormen. Uit het rapport leidt de rechtbank af dat verdachte wil meewerken aan de bijzondere voorwaarden. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en voornoemd reclasseringsadvies, het opleggen van voornoemde bijzondere voorwaarden wenselijk en noodzakelijk is om verdachte hulp te bieden bij het oplossen van zijn problemen en om recidive in te toekomst te voorkomen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie gelet op de ernst van de feiten. De rechtbank legt daarbij de bijzondere voorwaarden op, zoals beschreven in het reclasseringsrapport , te weten een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij De Waag of soortelijke instelling.

9.BESLAG

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 2 vuurwapens (goednummer PLO900-2019018970-G2343537 en goednummer PLO900-201901B970-G2343535);
  • munitie (goednummer PLO900-2019018970-G2343541 en goednummer PL0900-2019018970-G2343538);
  • drugs, bestaande uit:
o cocaïne (goednummer PL0900-2019018970-G2343400, goednummer PLO900-2019018970-G2343398 en goednummer PLO900-2019018970-G2343395);
o hennep (goednummer PLO900-201901897Q-G2343393, goednummer PLO900-2019018970-G2343389);
o heroïne (goednummer PLD900-2019018970-G2343399);
o hasj (goednummer PLO900-2019018970-G2343391);
onttrekken aan het verkeer.
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder feit 1 tot en met feit 6 bewezen verklaarde begaan.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • geld, 1160,00 euro (goednummer PLO900-2019018970-G23434D1);
  • 2 zakken (goednummer PLO900-2019018970-G2343546 en goednummer PLO900-2019018970-G2343544);
  • 1 tas (goednummer PLO900-2019018970-G2343548);
  • etui (goednummer PL0900-2019018970-G2343396);
  • weegschaal (goednummer PLO900-2019018970-G2343394);
verbeurd verklaren.
Het geld is geheel of grotendeels door middel van of uit baten van het strafbare feit verkregen. Met betrekking tot de resterende voorwerpen is het onder feit 1, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde begaan of voorbereid.

10.BENADEELDE PARTIJ

Dhr. [slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 300,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 7 ten laste gelegde feit. In de toelichting heeft hij gesteld dat de schade bestaat uit letsel als gevolg van krabben in het gezicht en bij het oog, een pijnlijk en bloedend linkeroor en langdurig last van het rechteroog door verminderd traanvocht.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie en van de verdediging
De officier van justitie heeft gevraagd om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering wegens het ontbreken van een causaal verband tussen het feit en de gestelde schade. Ook de raadsman heeft gevraagd om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering af te wijzen.
10.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij dhr. [slachtoffer 2] afwijzen. Reden daarvoor is dat het causale verband tussen de gestelde schade, verwondingen en pijn aan het gezicht, oor en oog, en het tenlastegelegde feit, een verbale bedreiging, geheel ontbreekt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26, 55 van de Wet wapens en munitie;
  • 2, 3, 10, 11, 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 tot en met feit 7 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het feit 1 tot en met feit 7 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
20 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden dat verdachte:
- zich na invrijheidstelling binnen 5 werkdagen meldt bij Reclassering Nederland op het volgende adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
- meewerkt aan diagnostiek en een eventueel daaruit voortvloeiende behandeling uitgevoerd door Forensische Polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- onttrekt de volgende voorwerpen aan het verkeer:
  • 2 vuurwapens (goednummer PLO900-2019018970-G2343537 en goednummer PLO900-201901B970-G2343535)
  • Munitie (goednummer PLO900-2019018970-G2343541 en goednummer PL0900-2019018970-G2343538)
  • Drugs, bestaande uit:
o cocaïne (goednummer PL0900-2019018970-G2343400, goednummer PLO900-2019018970-G2343398 en goednummer PLO900-2019018970-G2343395);
o hennep (goednummer PLO900-201901897Q-G2343393 en goednummer PLO900-2019018970-G2343389);
o heroïne (goednummer PLD900-2019018970-G2343399);
o hasj (goednummer PLO900-2019018970-G2343391);
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • geld, 1160,00 euro (goednummer PLO900-2019018970-G23434D1);
  • 2 zakken (goednummer PLO900-2019018970-G2343546 en goednummer PLO900-2019018970-G2343544);
  • 1 tas (goednummer PLO900-2019018970-G2343548);
  • etui (goednummer PL0900-2019018970-G2343396);
  • weegschaal (goednummer PLO900-2019018970-G2343394).
Benadeelde partij
- wijst af de vordering van de benadeelde partij dhr. [slachtoffer 2] .
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. G. Perrick en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M.F. Deug, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 augustus 2019.
mr. M.C. Danel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 19 januari 2019 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een (semi)-automatisch machinepistool, van het model Skorpion, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, en/of een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi-automatisch pistool, van het merk CZ, model 75 P07, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 19 januari 2019 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 4 patronen S&B van het kaliber 7.65mm en/of
- 5 patronen CBC van het kaliber 32mm en/of
- 14 patronen S&B van het kaliber 19mm en/of
- 5 patronen S&B van het kaliber 7.62mm en/of
- 13 patronen CBC van het kaliber 32 mm, voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
3
hij op of omstreeks 19 januari 2019 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (en in totaal) 13,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, en/of ongeveer (en in totaal)
75,26 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne
,zijnde heroïne en/of cocaïne, (telkens) een middel voorkomende op lijst I van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 januari 2019 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een of meer (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel voorkomende op lijst I van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks 19 januari 2019 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (en in totaal) 72 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj, en/of ongeveer (en in totaal) 6 gram hennep en/of 23 stuks voorgedraaide joints (in totaal 30 gram), in elk geval (in totaal) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
6
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 januari 2019 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in de uitoefening van een beroep of een bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een of meer (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of van hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
7
hij op of omstreeks 22 januari 2019 te Houten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik vrij ben schiet ik je kapot" en/of “Ik schiet je lek!” en/of “ik schiet jullie helemaal kapot wanneer ik vrij kom”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 maart 2019, documentcode: 2019028402-Z, BHV: 2019018970 / 2019019603, opgemaakt door politie Eenheid-Midden-Nederland, district recherche Stad-Utrecht, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 164 en het opgemaakte proces-verbaal van 8 april 2019, documentcode: 2019028402-Z, BHV: 2019018970 / 2019019603, opgemaakt door politie Eenheid-Midden-Nederland, district recherche Stad-Utrecht, doorgenummerd pagina 165 tot en met pagina 215. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 32.
3.Een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, pagina 201.
4.Een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, pagina 202.
5.Een proces-verbaal van onderzoek wapen, pagina 170.
6.Een proces-verbaal van onderzoek wapen, pagina 172.
7.Een proces-verbaal van onderzoek wapen, pagina 178.
8.Een proces-verbaal van onderzoek wapen, pagina 179.
9.Proces-verbaal van relaas onderzoek, pagina 6.
10.Proces-verbaal van relaas onderzoek, pagina 7.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 35.
12.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 15.
13.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 16.
14.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 16
15.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 51.
16.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 53.
17.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 52.
18.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 52.
19.Een schriftelijk bescheid, te weten onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina, 57.
20.Een schriftelijk bescheid, te weten onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina, 58.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina, 55.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina, 56.
23.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 20.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 75.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 31.
26.Een proces-verbaal buurtonderzoek, pagina 48.
27.Proces-verbaal verhoor verdachte van 21 februari 2019, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 11] , pagina 145.
28.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 124.
29.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 120.
30.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 115.