4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 tot en met feit 7
De weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Feit 1 en feit 2
Uit het proces-verbaal bevindingen van 18 januari 2019, opgesteld door verbalisant van [verbalisant 1] volgt het volgende:
In de onafgesloten kelderbox van de woning (…), twee (2) vuurwapens aangetroffen in een zwarte zak (…).
Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict van 29 maart 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] volgt:
Op 18 januari 2019 vond een doorzoeking plaats in de woning te Utrecht (…)(…) Ik zag dat op de vloer van de kelderbox twee vuurwapens lagen en een losse houder gevuld met munitie. Bij de wapens lagen zakken/tassen waarin de vuurwapens zouden zijn aangetroffen. Het betrof de volgende vuurwapens:
- een pistoolmitrailleur, voorzien van wapennummer [wapennummer]
- een pistool, merk CZ model 75 P-07
Het betrof in deze de navolgende munitie:
- uit de houder van het pistoolmitrailleur met wapennummer A7208, negen ( 9) patronen, zijnde 4 x S&B, 7.65mm en 5 x CBC .32. (SIN AAKE1556NL). Ik zag dat de patronen, toen ik deze verwijderde, door elkaar in de houder zaten.
- Uit de houder van het pistool, merk CZ, model 75 P- 07, veertien (14) patronen S&B, 9 x 19mm (SIN AAKE1557NL).
- uit de losse houder achttien (18) patronen, zijnde 5 x S&B 7.62mm en 13 x CBC .32 (SIN AAKE1559NL). Ik zag dat de patronen, toen ik deze verwijderde, door elkaar in de houder zaten. Ik zag dat deze losse houder een gebogen model betrof, hetzelfde model als aanwezig in het pistoolmitrailleur.
Uit het proces-verbaal van onderzoek wapen van 7 maart 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] volgt het volgende:
Nader onderzoek wijst mij verbalisant uit dat het voorwerp een vuurwapen betreft. Het is een vuurwapen in de vorm van een machinepistool. Het wapen heeft het kaliber van 7,65(x 17) millimeter cq.32 ACP. (…) Links, boven de pistoolgreep van het wapen is de vuurregelaar aanwezig.(…) Gezien het vorenstaande is dit machinepistool een automatisch-vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3 , gelet op artikel 2 lid 1, categorie II onder 2 van de Wet Wapens en Munitie.
Uit het proces-verbaal van onderzoek wapen van 11 maart 2019, opgemaakt door [verbalisant 3] volgt het volgende:
Het is een vuurwapen in de vorm van een double-action semi-automatisch pistool. Het wapen heeft het kaliber van 9x19 millimeter (9 millimeter Para/ 9 millimeter Luger). Het wapen heeft de uiterlijke kenmerken van een pistool, merk "CZ" model “P-07". Op het wapen staat onder andere de tekst; "CZ 75 P-07 9x19 Duty".(…) Gezien het vorenstaande is dit pistool een vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Bewijsoverweging DNA-match
De raadsman heeft aangevoerd dat de vaststelling dat er DNA van verdachte op het CZ-pistool is aangetroffen niet meegenomen mag worden voor het bewijs omdat sprake kan zijn van contaminatie. De verbalisanten hebben namelijk de wapens op de grond gelegd waardoor, volgens de raadsman, het mogelijk is dat celmateriaal van verdachte, aanwezig op de vloer van de berging, op het wapen is beland.
De rechtbank is, zij het op iets andere gronden, van oordeel dat het aantreffen van DNA van verdachte op het CZ pistool niet als redengevend voor het bewijs kan worden gebruikt. Uit het proces-verbaal van 19 januari 2019 van verbalisant [verbalisant 4] blijkt dat hij de benedenverdieping van de woning van verdachte heeft doorzocht. Daarbij is de woonkamer doorzocht en heeft hij de jas van verdachte onderzocht. Uit dit proces-verbaal blijkt dat hij vervolgens naar de kelderbox is gegaan en daar een zak heeft aangetroffen met daarin nog twee zakken met in iedere zak een vuurwapen en in een van beide zakken een patroonhouder. Hij heeft al deze goederen uit de zak gehaald en op de grond gelegd.
De rechtbank stelt vast dat het proces-verbaal over de bemonstering van het wapen ontbreekt waardoor niet precies vastgesteld kan worden waar en op welke plekken celmateriaal is aangetroffen. Daarnaast constateert de rechtbank dat uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 4] blijkt dat hij de wapens heeft vastgepakt en ze op de grond heeft gelegd. De rechtbank kan niet uitsluiten dat daarbij celmateriaal van verdachte is overgebracht op een van de wapens. Immers verbalisant [verbalisant 4] heeft diverse spullen uit de woning, waaronder de jas van verdachte, aangeraakt en onderzocht. Uit het proces-verbaal blijkt niet of en op welke manier verbalisant [verbalisant 4] maatregelen heeft genomen om contaminatie te voorkomen. Hierdoor is een meer dan te verwaarlozen risico op contaminatie niet uit te sluiten. Onder die omstandigheden kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de aangetroffen DNA-sporen van verdachte op het wapen aantonen dat verdachte dat wapen in handen heeft gehad.
Voorhanden hebben wapens en munitie
De twee wapens en de munitie zijn aangetroffen in de kelderbox van de woning van verdachte. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet wist dat er wapens in de kelderbox lagen en dat deze wapens bovendien zijn aangetroffen in de niet afgesloten kelderbox van verdachte. Derden hadden dus toegang tot deze berging en kwamen daar volgens verdachte ook. Het kan dus goed zijn dat iemand anders die wapens daar neer heeft gelegd, aldus verdachte. Dat verweer wordt verworpen. Verdachte heeft geen concrete feiten en omstandigheden gesteld die dit standpunt onderbouwen. De enkele constatering dat de kelderbox open was maakt nog niet dat het dan waarschijnlijk is dat derden wapens in die kelderbox leggen. Bovendien was de aanleiding van deze huiszoeking gelegen in het feit dat de toenmalige echtgenote tegen de politie heeft verteld dat zij een wapen van verdachte in de woning had aangetroffen. Die melding en het feit dat daarna bij de doorzoeking 2 wapens en munitie in de, bij die woning horende, kelderbox zijn aangetroffen, maken dat voor de rechtbank genoegzaam vaststaat dat de verdachte zich in meerdere of mindere mate van die aanwezigheid bewust is geweest en hij die wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Voorwaardelijke aanhoudingsverzoek
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan om de zaak aan te houden indien de rechtbank niet komt tot een vrijspraak van feit 1. De raadsman heeft gevraagd om in dat geval de verbalisant die het wapen heeft aangetroffen en op de vloer heeft gelegd nader te bevragen. Ook wenst de raadsman een rapport te laten opmaken over de kans op contaminatie in deze zaak gelet op de werkwijze van de verbalisanten. De rechtbank wijst deze verzoeken af nu de desbetreffende DNA-match van verdachte op het wapen niet als bewijsmiddel wordt gebruikt. Tot slot heeft de raadsman verzocht om medeverdachte [medeverdachte] nader te bevragen over zijn wetenschap van de aanwezigheid van het Scorpions machinepistool in de berging. De rechtbank wijst het verzoek af omdat het onvoldoende is onderbouwd en de rechtbank zich door het verhandelde ter terechtzitting voldoende ingelicht acht en daarmee het verhoor van de medeverdachte niet noodzakelijk acht.
Feit 3
Uit het proces-verbaal van relaas volgt dat op vrijdag 18 januari 2019, de woning van verdachte [verdachte] , [adres] te [woonplaats] werd betreden.
(…) gedurende het onderzoek werd er harddrugs aangetroffen waarbij [verdachte] de beslagene was. Uit onderzoek bleek dat het ging om:
• Cocaïne; 61,23 gram
• Cocaïne; 13,82 gram
• Cocaïne; 0,21 gram
• Heroïne; 13,8 gram
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 18 januari 2019, opgesteld door [verbalisant 5] volgt:
Op 18 januari 2019 (…) een doorzoeking te Utrecht.(…)Toen ik aan het zoeken was in
de keuken zag ik (…) in de keuken (…) een pakje Marlboro met daarin gedroogde hasj toppen. Ik zag in diezelfde kast een trommeltje met daarin zes gerolde joints. (…) In het keukenkastje (…) zag ik een (…) tasje staan. (…) ik zag dat er een groot wit rond blok in een plastic tasje zat. Ik zag dat in hetzelfde tasje ook (…) 47 ponypacks, 2 brokken heroïne en 1 bolletje cocaïne zaten.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 18 januari 2019, opgesteld door [verbalisant 4] volgt:
Op 18 januari 2019 (…) een doorzoeking te Utrecht. (…) ik in een dressoirkast in
de woonkamer 3 brokken, vermoedelijk hasj aan.
Op grond van de kennisgeving van inbeslagneming volgt dat het volgende in beslag is genomen:
Volgnummer 4
Goednummer PL0900-2019018970-2343395
3 brokken verm, cocaïne
Volgnummer 5
Goednummer PLO900-2019018970-2343398
47 ponypacks met verm cocaïne
Volgnummer 6
Goednummer: PLO900-2019018970-2343399
2 brokken verm, heroïne
Volgnummer 7
PLO900-2019018970-2343400
1 bolletje verm, cocaïne
Uit het proces-verbaal van onderzoek naar verdovende middelen volgt:
Goednummer PLO900-2019018970-2343395
Relatie met SIN AAMH8115NL
Bijzonderheden: 3 brokken verm, cocaïne waza:a4322913
Gewicht: 61,23 gram
Goednummer PL0900-2019018970-2343398
Relatie met SIN AAMH8110NL
Bijzonderheden: 47 ponypacks
Gewicht netto: 13,82 gram
PLO900-2019018970-2343399
Relatie met SIN: AMH8112NL
Bijzonderheden: 2 brokken verm, heroïne.
Gewicht netto: 13,8 gram
Goednummer: PLO900-2019018970-2343400
Relatie met SIN: AAMH8114NL
Omschrijving 1 bolletje witkleurig poeder
Gewicht netto: 0, 21 gram
Uit de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut volgt het volgende:
Kenmerk: AAMH8115NL
Omschrijving 61,23 gram poeder en brokjes, witkleurig
Conclusie: bevat cocaïne
Kenmerk: AAMH8114NL
Omschrijving 0,21 gram brokjes, wit
Conclusie: bevat cocaïne
Kenmerk AAMH8110NL
Omschrijving: 13,82 gram poederen brokjes, witkleurig
Conclusie: bevat cocaïne
Kenmerk AAMH8112NL
Omschrijving: 13,8 gram poeder en brokjes, bruin
Conclusie: bevat heroïne
Feit 5
Verdachte heeft het onder feit 5 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 21 februari 2019, proces-verbaalnummer 2019018970, opgemaakt door [verbalisant 6] van de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 145;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van binnentreden in woning van 19 januari 2019, genummerd PL0900-2019018970-6, opgemaakt door [verbalisant 1] van de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 110 en verder;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 22 januari 2019, genummerd PL0900-2019018970-27, opgemaakt door [verbalisant 7] van de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 59 en verder.
Partiële vrijspraak medeplegen feit 3 en 5
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van het ‘medeplegen’. Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier worden de desbetreffende drugs en de desbetreffende hoeveelheden zoals op de tenlastelegging is aangegeven, in het huis van verdachte aangetroffen. Hoewel in de woning van verdachte een medeverdachte werd aangehouden met een bepaalde hoeveelheid drugs, volgt hieruit naar het oordeel van de rechtbank niet dat tussen hen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij het bewezen verklaarde feit. Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier acht de rechtbank niet bewezen dat het aanwezig hebben van die drugs, samen en in vereniging is gepleegd. De rechtbank acht dit deel van de tenlastelegging niet bewezen en spreekt van dat deel vrij.
Feit 4 en feit 6
Blijkens de kennisgeving van inbeslagname is in de fouillering van verdachte een Iphone aangetroffen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] volgt:
“Tijdens het onderzoek is er een Apple iPhone 6 in beslag genomen waarbij verdachte [verdachte] de beslagene was. (…) ik ontving een rapportage van de inhoud op de betreffende telefoon. (…) Ik zag dat er vanaf deze telefoon meerdere groeps-sms berichten waren verzonden naar meer dan 230 afzonderlijke telefoonnummers. Hieronder volgt een samenvatting van de verzonden groepsberichten.
1. Op 18-1-2019 17:22 uur is vanaf deze telefoon een sms verzonden naar meer dan 230 afzonderlijke telefoonnummers met de volgende tekst: “Beste 3 voor 5 top kwaliteit gegarandeerd 24/7 bereikbaar Groetjes [bijnaam] ”
2. Op 4-1 -2019 16:35 uur is vanaf deze telefoon een sms verzonden naar meer dan 230 afzonderlijke telefoonnummers met de volgende tekst: “Beste mensen. De beste wensen allemaal Nieuwjaar nieuwe kansen Nieuwe ronden 3 voor 5 top kwaliteit gegarandeerd 24/7 bereikbaar Groetjes [bijnaam] ”
3. Op 2-1-2019 19:32, 19:34 en 19:35 uur is vanaf deze telefoon een sms verzonden naar meer dan 230 afzonderlijke telefoonnummers met de volgende tekst: “Beste mensen. De beste wensen allemaal Nieuwjaar nieuwe kansen Nieuwe ronden 3 voor 5 top kwaliteit gegarandeerd 24/7 bereikbaar Groetjes [bijnaam] ”(…) Ik zag dat er 110 sms berichten in de inbox stonden. Ik las meerdere berichten waarin gevraagd werd of er langs gekomen kon worden en waar men was. (…) In de politiesystemen zag ik dat verdachte [verdachte] de volgende bijnamen zou hebben: [bijnaam] .
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 19 januari 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] volgt:
Op 18 januari 2019 (…) belast met een doorzoeking te Utrecht. Ik trof in de jas een vreemdelingendocument aan op naam van [verdachte] (...) Ik trof in de jas een geldbedrag aan in verschillende coupures van 1160,-. (…) Tevens trof ik een elektronische weegschaal aan. Ik zag dat er nog een residu van wit poeder op de weegschaal zat. Vermoedelijk werd de weegschaal gebruikt om verdovende middelen te wegen.
Uit het proces-verbaal buurtonderzoek van 28 januari 2019 opgesteld door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , komt het volgende naar voren:
Ook hebben wij een bewoner gesproken die verklaarde (…) dat er elke nacht veel bezoeken waren in de woning [adres] . Dit waren regelmatig junkachtige type's, (…) Soms werd er wel 40x per nacht op het raam (…) geklopt door bezoek. Het bezoek dat de bewoners van het [adres] [de rechtbank begrijpt: de woning van verdachte] veelal 's nachts kregen bleef meestal maar maximaal 15 minuten in de woning en vertrok vervolgens weer. Ook was er veel bezoek wat maar enkele seconden binnen was.
Proces-verbaal verhoor verdachte van 21 februari 2019, waarin verdachte verklaart:
Ik legde reepjes hasj klaar voor mensen in de gevangenis. Ik kreeg daar 20 euro per reep voor.
Partiële vrijspraak deel van tenlastegelegde periode
Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, geen wettig bewijs voor het verkopen van harddrugs of softdrugs over de periode van 1 januari 2018 tot en met 1 januari 2019 en spreekt verdachte voor dit deel van de tenlastelegging vrij.
Partiële vrijspraak medeplegen
De officier van justitie acht eveneens bewezen dat sprake is van medeplegen ten aanzien van feit 4 en feit 6. De rechtbank stelt dat medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, geen wettig bewijs voor het medeplegen. De rechtbank stelt vast op basis van het dossier dat medeverdachte [medeverdachte] aanwezig was op 18 januari 2019 toen de woning van verdachte werd binnengetreden en is doorzocht door de verbalisanten. Daarbij zijn ook bij [medeverdachte] drugs aangetroffen.. Dit alleen is niet voldoende om tot de vaststelling te komen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Uit het onderzoek naar de inbeslaggenomen telefoons kan niet worden afgeleid dat verdachten hebben samengewerkt om drugs te verkopen. Alles in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan ten aanzien van feit 4 en feit 6 van de tenlastelegging. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging onder feit 4 en feit 6.
Bewijsoverweging feit 4 en feit 6
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 4 en feit 6 gelet op het ontbreken van voldoende wettig bewijs. De raadsman heeft aangevoerd dat de iPhone niet kan worden toegeschreven aan verdachte vanwege het feit dat de telefoon onder verdachte in beslag is genomen. Het verband tussen [bijnaam] en de bijnaam van verdachte [bijnaam] wijzen niet naar verdachte. Daarnaast zijn geen verklaringen van afnemers en het aangetroffen geldbedrag had verdachte geleend omde huurschuld te betalen.
De rechtbank oordeelt, anders dan de raadsman, dat verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan het verkopen van harddrugs en softdrugs gedurende de periode van 2 januari 2019 tot en met 19 januari 2019. De telefoon is in de fouillering van verdachte aangetroffen. Dat wijst erop dat het de telefoon van verdachte is tenzij hij een aannemelijke verklaring heeft voor het aantreffen van de telefoon bij hem terwijl die niet van hem is. Die verklaring ontbreekt. Verdachte heeft enkel gesteld dat het niet zijn telefoon is. Het aantreffen van de telefoon bij verdachte in combinatie met het gebruik van de naam [bijnaam] terwijl in de politiesystemen verdachte ook bekend is onder de daarop gelijkende naam [bijnaam] maakt dat de rechtbank de overtuiging heeft dat de telefoon aan verdachte toebehoort. De hoeveelheden soft- en harddrugs die onder verdachte zijn aangetroffen wijzen op een dealers hoeveelheid. Ook constateert de rechtbank dat verdachte over de softdrugs heeft verklaard dat hij reepjes hasj klaarlegt voor mensen in de gevangenis en dat hij dat 20 euro per keer voor krijgt.. Deze verklaring, de verstuurde sms-berichten, de hoeveelheid drugs die is aangetroffen maakt dat, in samenhang bezien met het aantreffen van geld in verschillende coupures, de weegschaal die is aangetroffen met residu, de verklaring van een buurtbewoner dat soms wel 40 x in één nacht op het raam werd geklopt van de woning van verdachte, de rechtbank het tenlastegelegde onder feit 4 en feit 6 wettig en overtuigend bewezen acht, met dien verstande dat de periode waarin verdachte dit heeft gepleegd wordt ingekort tot de periode van 2 januari 2019 tot en met 19 januari 2019.
Feit 7
Uit proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2019 van verbalisant [verbalisant 10] volgt:
Vervolgens zag ik dat de verdachte collega [slachtoffer 1] aankeek en hoorde ik hem zeggen: "Als ik vrij kom pak ik je, ik schiet je lek”
Uit het proces-verbaal van 22 januari 2019, opgemaakt door [slachtoffer 1] , volgt:
Op 22 januari 2019 te Houten (…) Ik zag dat collega [slachtoffer 2] de verdachte naar de grond bracht (…) Ik zag dat de verdachte tegen hem zei: 'als ik weer vrij ben ik schiet je kapot' of woorden van gelijke strekking (…) Ik zag dat de verdachte mij (…) aankeek. Ik hoorde de verdachte tegen mij zeggen: 'ik schiet je lek' of woorden van gelijke strekking. Ik schrok hier van omdat ik bang was dat de verdachte zijn bedreiging ten uitvoer zou leggen gezien het feit waarvoor de verdachte was aangehouden.
Op 23 januari 2019 hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangifte gedaan van deze bedreiging.
Bewijsoverweging feit 7
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van de aangevers niet betrouwbaar zijn nu er collega’s zijn die ook bij dit incident betrokken waren en die de bedreigingen niet hebben gehoord. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de verbalisanten, die op ambtseed of ambtsbelofte zijn opgemaakt. Uit de processen-verbaal van 22 januari 2019 volgt dat er veel hectiek was rondom het overbrengen van verdachte. Verdachte was namelijk op dat moment erg agressief. Hierdoor moest verdachte in bedwang worden gehouden en worden gefixeerd. Het feit dat een aantal verbalisanten, gedurende die hectiek, de bedreigingen niet heeft gehoord betekent niet dat verdachte die woorden niet heeft gezegd. De aangifte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Van Ooijen. Al met al acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.