ECLI:NL:RBMNE:2019:3852

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
19 augustus 2019
Zaaknummer
7823036 ME VERZ 19-103
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in arbeidsconflict met betrekking tot beëindiging arbeidsovereenkomst en aandelenoverdracht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2019 een beschikking gegeven in een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoeker, die van 2008 tot 2018 in dienst was bij verweerder sub 1, heeft het vermoeden dat hij onjuist is geïnformeerd over zijn vertrek bij het bedrijf en de overname van het bedrijf door een andere vennootschap. Hij verzoekt de kantonrechter om getuigen te horen om zijn rechtspositie te bepalen en om beter in te schatten of het zinvol is een bodemprocedure te starten. De verweerders hebben verweer gevoerd en stellen dat het verzoek moet worden afgewezen omdat het niet voldoet aan de wettelijke vereisten en dat verzoeker geen belang heeft bij het getuigenverhoor.

De kantonrechter oordeelt dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in beginsel moet worden toegewezen, tenzij er sprake is van misbruik van bevoegdheid of andere zwaarwegende bezwaren. De rechter stelt vast dat verzoeker voldoende belang heeft bij het horen van getuigen om zijn juridische positie te kunnen bepalen. De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen, maar het aantal te horen getuigen beperkt tot vijf. Tevens is mr. A.M. Loots benoemd tot rechter-commissaris voor het getuigenverhoor. De proceskosten zijn voor rekening van verzoeker, die is veroordeeld tot betaling van € 240,00 aan salaris voor de gemachtigde van verweerders.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

afdeling civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 7823036 ME VERZ 19-103
Beschikking van 19 juli 2019
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. H.T. ten Have te Amsterdam,
en
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder sub 2] 3 B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder sub 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4.
[verweerder sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
verweerders 1 t/m 4, hierna ook: [verweerders sub 1 t/m 4 c.s.] ,
advocaat mr. J. Bedaux te Amsterdam,
5. de vennootschap naar het recht van Verenigd Koninkrijk
[verweerder sub 5],
gevestigd te [vestigingsplaats] (Jersey),
6.
[verweerder sub 6] ,
wonende te [woonplaats] (Verenigd Koninkrijk),
verweerders 5 en 6, hierna ook: [verweerders sub 5 en 6 c.s.] ,
advocaten mrs. M. Holtzer en A.T. Boers te Amsterdam,

7 [belanghebbende sub 7] ,

kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
belanghebbende,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna afzonderlijk [verzoeker] , [verweerder sub 1] , [verweerder sub 2] , [verweerder sub 3] , [verweerder sub 4] , [verweerder sub 5] , [verweerder sub 6] en [belanghebbende sub 7] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de verwijsbeschikking van 5 juni 2019 van
(de handelskamer van) de rechtbank Midden-Nederland.
1.2.
Ten slotte is beschikking (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] was van 7 juli 2008 tot 1 januari 2018 in dienst bij [verweerder sub 1] .
In 2008 was [verweerder sub 1] een relatief klein reclamebureau met circa 50 werknemers.
Inmiddels is [verweerder sub 1] uitgegroeid tot een wereldwijd opererend bedrijf met meerdere vestigingen wereldwijd en meer dan 900 werknemers. [verzoeker] was laatstelijk werkzaam in de functie van
Head Creative of Films.
2.2.
In 2015 is [verzoeker] toegetreden tot het managementteam van [verweerder sub 1] ,
(dat verder onder meer bestaat uit [verweerder sub 4] , [A] , [B] , [C] en [D] ). In die hoedanigheid is [verzoeker] uitgenodigd om te investeren in [verweerder sub 1] .
Bij overeenkomst van 23 oktober 2015 heeft [verzoeker] 10.000 certificaten van aandelen in het kapitaal van [bedrijf 1] B.V. (hierna: de ‘Certificaten’ en ‘ [bedrijf 1] ’) verworven van [bedrijf 2] B.V. voor een bedrag van € 10.000. [bedrijf 1] houdt indirect aandelen in het kapitaal van [verweerder sub 1] .
2.3.
In de maanden oktober en november 2017 zijn tussen [verzoeker] en [verweerder sub 4] (
CFO) een aantal gesprekken gevoerd over het vertrek van [verzoeker] bij [verweerder sub 1] . Vanwege het vertrek van [verzoeker] eind 2017 zijn de Certificaten van [verzoeker] overgedragen aan [bedrijf 1] voor een koopsom van € 17.200. Dit is vastgelegd in de “Sale and Transfer Deed” (hierna: SaTD) op 10 november 2017 overeengekomen tussen [verzoeker] , [bedrijf 1] en Stichting [stichting] . Verder is in de SaTD onder meer het volgende opgenomen:

Whereas:(…)
(C) On 7 November 2017, [verzoeker] has given notice to (unilaterally) terminate the
Employment Agreement effective as per 1 January 2018. (…)
(…)
(F) Consequently and pursuant to the Trust Conditions, a copy of which Trust Conditions are in the possession of [verzoeker] , following the termination of the Employment Agreement, the Receipt [
kantonrechter: deCertificaten] were deemed offered for sale in accordance with article 5B of the Trust Conditions to [bedrijf 1] by [verzoeker] against the price as determined in accordance with article 5B paragraph 8 of the Trust Conditions, which shall be set at, as agreed with [verzoeker] , EUR 17,200.
(…)

7.General provisions

(…)
7.3
The Parties hereby waive the right to rescind (
ontbinden) or annul (
vernietiging) this Deed, whether in whole or in part, including such rights under section 6:265 DCC.
7.4
This deed shall be governed by and constructed in accordance with the laws of the Netherlands.
7.5
Any dispute arising out or in connection with this Deed shall be exclusively settled by the competent court in Amsterdam.”
2.4.
Daarnaast is tussen [verzoeker] en [verweerder sub 1] een vaststellingsovereenkomst
(hierna: de vaststellingsovereenkomst) gesloten op 11 december 2017.
Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

WHEREAS:
(…)
(c) Employer has informed the Employee of its intention to terminate the
Employment Contract due to their permanent difference of opinion.
(d) Parties have discusses the situation and have concluded that a continuation of the Employment Contract is no longer an option.
(e) Employer therefore has taken the initiative to terminate the Employment Contract;
(…)
HEREBY AGREE AS FOLLOWS:
1. The Employment Contract will end with mutual consent as from 31 December 2017 (Date of Termination). Employee is not on sick leave at the Date of Termination.
(…)
18. This Agreement is governed exclusively by Dutch law.
19. The competent court of the place where the Employer had its registered office has exclusive jurisdiction to hear and decide on any claims or disputes arising from this Agreement.”
2.5.
[verweerder sub 5] behoort tot de grootste reclamebureau’s ter wereld. Sinds 1985 was [belanghebbende sub 7]
CEOvan [verweerder sub 5] . In april 2018 is [belanghebbende sub 7] vertrokken bij [verweerder sub 5] . [belanghebbende sub 7] is opgevolgd door
(onder andere) [verweerder sub 6] . [belanghebbende sub 7] heeft na zijn vertrek zijn eigen investeringsmaatschappij opgericht genaamd [verweerder sub 2] .
2.6.
[verweerder sub 2] heeft in juli 2018 [verweerder sub 1] voor een substantieel bedrag overgenomen. Deze overname bestaat uit de aankoop van 100% van de aandelen in [verweerder sub 1] , die grotendeels werden gehouden door [verweerder sub 3] .

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om, uitvoerbaar bij voorraad, een voorlopig getuigenverhoor te bevelen met bepaling van de dag, het uur en de plaats waarop dit verhoor zal plaatsvinden, met aanwijzing van een rechter-commissaris te wiens overstaan de verhoren zullen worden gehouden en voorts met bepaling van de dag waarop [verzoeker] uiterlijk een afschrift van de beschikking en het verzoekschrift aan belanghebbenden zal moeten doen toekomen. [verzoeker] wenst de volgende getuigen te horen:
de heer [verweerder sub 4] ;
de heer [belanghebbende sub 7] ;
de heer [A] ;
de heer [D] ;
de heer [B] ;
de heer [E] ;
de heer [verweerder sub 6] .
3.2.
[verweerders sub 1 t/m 4 c.s.] voert verweer en verzoekt de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair om het verzoek af te wijzen en subsidiair, indien het verzoek wordt toegewezen, te bepalen dat het voorlopig getuigenverhoor zich beperkt tot de inhoud van de gesprekken tussen [verweerder sub 4] en [verzoeker] over zijn vertrek bij [verweerder sub 1] , althans een door de kantonrechter aan te wijzen aantal personen en onderwerpen en
(zowel primair als subsidiair) [verzoeker] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.3.
[verweerders sub 5 en 6 c.s.] voert verweer en verzoekt de kantonrechter om het verzoek af te wijzen, althans slechts toe te wijzen met een beperkt probandum, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van dit geding, uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover voor de beoordeling van belang – nader ingegaan.

4.De beoordeling

Voorlopig getuigenverhoor
4.1.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. [verzoeker] heeft het vermoeden dat hem een onjuiste voorstelling van zaken is gegeven rondom zijn vertrek bij [verweerder sub 1] . [verzoeker] wenst getuigen te horen om zijn rechtspositie te bepalen en om zijn kansen in een aanhangig te maken bodemprocedure beter te kunnen inschatten.
4.2.
[verweerders sub 1 t/m 4 c.s.] voert aan dat het verzoek moet worden afgewezen omdat het verzoek niet voldoet aan de wettelijke vereisten, [verzoeker] geen belang heeft bij zijn verzoek en [verzoeker] misbruik maakt van bevoegdheid.
4.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.4.
Bij de beoordeling van dit verzoek stelt de kantonrechter het volgende voorop.
De doelstelling van een getuigenverhoor is (onder meer) om een partij de mogelijkheid te verschaffen om aan de hand van een voorlopig getuigenverhoor zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van een geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen.
4.5.
Als uitgangspunt in deze procedure geldt volgens vaste rechtspraak dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ex artikel 186 Rv – als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet – in beginsel moet worden toegewezen.
Dit is slechts anders indien het verzoek in strijd is met een goede procesorde,
de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel wordt misbruikt (art. 3:13 BW)
of het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
Verder geldt dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt (art. 3:303 BW).
4.6.
Het verzoek van [verzoeker] voldoet – anders dan verweerders menen – aan de wettelijke vereisten. Ingevolge artikel 187 lid 3, aanhef en onder a en b, Rv dient de verzoeker de aard en het beloop van de vordering te vermelden, alsmede de feiten of rechten die zij wil bewijzen. De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] voldoende duidelijk heeft omschreven op welk feitelijk gebeuren het voorlopig getuigenverhoor betrekking zal hebben:
[verzoeker] heeft het vermoeden dat [verweerder sub 4] of anderen bij [verweerder sub 1] op de hoogte waren van de overname van (de aandelen in) [verweerder sub 1] en dat zij hebben nagelaten [verzoeker] hierover in te lichten. Daardoor is [verzoeker] bij het maken van afspraken rondom zijn vertrek mogelijk uitgegaan van onjuiste informatie door onjuiste inlichtingen of het niet vermelden van relevante informatie door [verweerder sub 4] en anderen bij [verweerder sub 1] . [verzoeker] overweegt de vaststellingsovereenkomst (partieel) te vernietigen op grond van dwaling dan wel de rechter te verzoeken, in plaats van de vernietiging uit te spreken, de gevolgen van de overeenkomst te wijzigen ter opheffing van het geleden nadeel als bedoeld in artikel 6:230 lid 2 BW. In dat kader wil [verzoeker] de getuigen horen.
4.7.
Het verweer van verweerders dat [verzoeker] geen belang heeft bij het voorlopig getuigenverhoor, volgt de kantonrechter niet. De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] (ter zitting) voldoende (nader) gemotiveerd heeft gesteld dat hij getuigen wenst te horen om zijn juridische positie te kunnen bepalen. Daarbij heeft [verzoeker] voldoende concrete aanknopingspunten naar voren gebracht ter onderbouwing van zijn verzoek. Van louter een
fishing expeditionis dan ook geen sprake. Een voorlopig getuigenverhoor dient ertoe degene die daarom verzoekt, in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen. In deze procedure ligt de toewijsbaarheid van die vordering dan ook niet ter toetsing voor. Dat de vordering op grond van dwaling volgens verweerders evident kansloos is omdat de vernietiging niet kan worden gegrond op een dwaling die enkel toekomstige omstandigheden betreft, kan hen niet baten. Voorshands kan niet worden aangenomen dat de vernietiging is gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven (art. 6:228 lid 2 BW). Op voorhand staat dan ook niet vast dat een nog in te stellen vordering volkomen kansloos is. Daar komt bij dat het voorlopig getuigenverhoor ook tot doel hoeft om verdere concretisering van de vordering mogelijk te maken.
4.8.
Volgens verweerders is het ongeloofwaardig dat door [verweerder sub 4] de in het verzoekschrift genoemde toezeggingen zijn gedaan. Voor de vraag of het verzoek tot het horen van getuigen kan worden toegewezen, hoeft echter niet vast te staan dat de stellingen waarop [verzoeker] zich beroept feitelijk juist zijn. Dat zal uit het getuigenverhoor moeten blijken. Het voorlopig getuigenverhoor is immers bedoeld om de verzoeker in de gelegenheid te stellen opheldering te verkrijgen omtrent de voor het eventueel aan te spannen geding van belang zijnde feiten en omstandigheden – die hem nog niet precies bekend zijn –, zulks teneinde hem in staat te stellen zijn positie beter te beoordelen, met name ook ten aanzien van de vraag tegen wie een eventueel geding moet worden aangespannen.
4.9.
Aan het verweer van dat het getuigenverhoor onnodig veel tijd en geld gaat kosten en dat een belangenafweging daarom moet nopen tot afwijzing van het verzoek, gaat de kantonrechter voorbij. De kantonrechter is van oordeel dat het zo kan zijn dat een getuigenverhoor (ook) voor verweerders belastend is, maar dat bezwaar is niet van dien aard dat sprake zou zijn van een zodanige onevenredigheid dat in redelijkheid niet tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor kan worden overgegaan. Het door verweerders aangevoerde belang bij geheimhouding, maakt dit niet anders. De vraag of de getuigen een beroep kunnen doen op enig verschoningsrecht ligt thans niet ter beoordeling voor.
Een getuige die zich wenst te beroepen op een wettelijk verschoningsrecht of die meent een andere reden te hebben waarom het afleggen van een verklaring van hem/haar niet kan worden verlangd, zal in beginsel ter terechtzitting moeten verschijnen om daar tegenover de rechter-commissaris en de belanghebbenden de gronden van zijn/haar weigering kenbaar te maken.
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat [verzoeker] voldoende belang heeft bij zijn verzoek. Hetgeen verweerders verder hebben aangevoerd kan niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid of dat het verzoek afstuit op een ander door de kantonrechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Hoewel [verzoeker] onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij gerekwestreerden sub 2 tot en met sub 7 als wederpartijen heeft aangemerkt, staat dit niet in de weg aan het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor.
Het verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor zal worden toegewezen.
Beperking probandum getuigenverhoor
4.11.
De kantonrechter ziet aanleiding om het voorlopig getuigenverhoor te beperken tot het feitelijk gebeuren zoals hiervoor omschreven in r.o. 4.6 voor zover dat van belang is voor de voorgenomen aantasting van de vaststellingsovereenkomst. Het voorlopig getuigenverhoor wordt derhalve niet gehouden met het oog op een eventuele aantasting van de SaTD. [verzoeker] heeft ter zitting erkend dat de rechtbank Amsterdam exclusief bevoegd is om over geschillen met betrekking tot de SaTD te oordelen. Bovendien heeft [verzoeker] de bij de SaTD betrokken partijen niet als wederpartijen aangemerkt in deze procedure.
Beperking aantal getuigen
4.12.
[verweerders sub 5 en 6 c.s.] heeft onder meer aangevoerd dat [verzoeker] onvoldoende belang heeft bij het horen van [verweerder sub 6] . [verweerder sub 6] was tot het vertrek van [belanghebbende sub 7] in april 2018 niet op de hoogte van of betrokken bij eventuele plannen voor een overname van [verweerder sub 1] door [verweerder sub 5] die zouden hebben bestaan ten tijde van het vertrek van [verzoeker] . Door [verzoeker] wordt niet aan de minimale stelplicht voldaan, want [verweerder sub 6] wordt niet eens genoemd in het verzoekschrift. Het is dan ook volstrekt onduidelijk wat [verzoeker] van hem zou willen horen. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat [verweerder sub 6] iets zal kunnen verklaren dat [verzoeker] niet van [belanghebbende sub 7] te horen kan krijgen. [belanghebbende sub 7] was ten tijde van het vertrek van [verzoeker] de hoogste baas van [verweerder sub 5] en bezit de meeste, zo niet alle informatie, aldus [verweerders sub 5 en 6 c.s.]
4.13.
[verzoeker] heeft naar aanleiding van het verweerschrift van [verweerders sub 5 en 6 c.s.] bij brief van
23 april 2019 meegedeeld dat hij heeft moeten concluderen dat [verweerder sub 6] geen bijdrage kan leveren aan de door [verzoeker] beoogde waarheidsvinding. Indien het verzoek wordt toegewezen, zal [verzoeker] [verweerder sub 6] noch andere bestuurders van [verweerder sub 5] oproepen als getuigen.
4.14.
De kantonrechter overweegt het volgende over de te horen getuigen.
4.15.
Naar aanleiding van het verweerschrift van [verweerders sub 5 en 6 c.s.] heeft [verzoeker] geconcludeerd dat [verweerder sub 6] geen bijdrage kan leveren aan de door [verzoeker] beoogde waarheidsvinding.
Gelet daarop zal de kantonrechter het verzoek ten aanzien het horen van [verweerder sub 6] (voor zover dit niet als ingetrokken moet worden beschouwd) afwijzen.
4.16.
Ten aanzien van de overige getuigen geldt dat [verzoeker] – naar aanleiding van het bezwaar van verweerders – onweersproken heeft gesteld dat bij de gang van zaken rondom zijn vertrek en de eventuele overname van [verweerder sub 1] , naast [verweerder sub 4] , ook andere (voormalige) managementteamleden betrokken waren en dat zij hierover kunnen verklaren.
Dat [belanghebbende sub 7] kan verklaren over de overname van [verweerder sub 1] staat niet ter discussie.
Het horen van de overige getuigen zal dan ook worden toegelaten.
4.17.
Uit een oogpunt van werklastbeheersing is de kantonrechter evenwel genoodzaakt het aantal te horen getuigen vooralsnog te beperken tot vijf. [verzoeker] wordt verzocht aan de rechter-commissaris schriftelijk de namen van de vijf getuigen op te geven die zij allereerst wenst te doen horen. De kantonrechter merkt daarbij op dat indien [verzoeker] na het horen van deze getuigen het horen van nog enkele getuigen noodzakelijk acht, de beslissing daaromtrent door de rechter-commissaris zal worden genomen.
Overige bepalingen
4.18.
De kantonrechter wijst [verzoeker] erop dat voor het verhoor in beginsel maximaal 60 minuten per getuige wordt gereserveerd. Indien [verzoeker] van mening is dat meer tijd noodzakelijk is, dient zij daartoe – binnen 14 dagen na dagtekening van deze beschikking – een gemotiveerd verzoek aan de rechter-commissaris te doen.
4.19.
De advocaat van [verzoeker] dient voor de oproeping van de getuigen zorg te dragen. Bij het tijdstip van oproeping van de getuigen dient rekening te worden gehouden met de te verwachten duur van het verhoor per getuige. De namen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week vóór het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de kantonrechter te worden opgegeven.
4.20.
Aangezien [verweerders sub 1 t/m 4 c.s.] en [verweerders sub 5 en 6 c.s.] in de procedure zijn verschenen en de griffier een afschrift van de beschikking aan hen zal verzenden, zal de kantonrechter ervan afzien om te bepalen dat [verzoeker] een afschrift van de beschikking aan hen dient te doen toekomen. [verzoeker] is op voet van artikel 188 lid 1 Rv wel gehouden om aan [belanghebbende sub 7] een afschrift van het verzoekschrift en de beschikking te doen toekomen.
Proceskostenveroordeling
4.21.
[verweerders sub 5 en 6 c.s.] heeft in haar verweerschrift verzocht om [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten. De kantonrechter ziet – gelet op het verweerschrift van [verweerders sub 5 en 6 c.s.] en de reactie daarop van [verzoeker] – aanleiding om [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten van
[verweerders sub 5 en 6 c.s.] , die worden begroot op € 240,00 (1 punt salaris gemachtigde).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor, met beperking van het probandum zoals overwogen in rechtsoverweging 4.11;
5.2.
benoemt mr. A.M. Loots tot rechter-commissaris;
5.3.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te
Almereaan de Diagonaal 37 op een nader door de rechter-commissaris te bepalen datum en tijdstip;
5.4.
bepaalt dat partijen
binnen veertien dagenna heden schriftelijk aan de kantonrechter – ter attentie van de rekestenadministratie – een opgave doen van hun verhinderdata over de periode van de komende zes maanden;
5.5.
bepaalt dat de advocaat van [verzoeker] voor de oproeping van de getuigen zorg zal dragen;
5.6.
bepaalt dat [verzoeker]
binnen één weekna de datum van deze beschikking een afschrift van het verzoekschrift en van deze beschikking bij aangetekende brief of bij exploot aan [belanghebbende sub 7] moet doen toekomen;
5.7.
verzoekt de advocaat van [verzoeker] het oproepingsschema (met de namen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen) een week voor de zittingsdatum aan de kantonrechter en aan de wederpartij toe te zenden;
5.8.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van deze procedure aan de zijde van
[verweerders sub 5 en 6 c.s.] begroot op € 240,00 aan salaris gemachtigde;
5.9.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2019.