ECLI:NL:RBMNE:2019:3841

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
C/16/483667 / FO RK 19-1034
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van de moeder over een minderjarige in het kader van de ontwikkeling en opvoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 augustus 2019 een beschikking gegeven over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2008. De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland heeft op 3 juli 2019 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting met gesloten deuren op 30 juli 2019, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting, aanwezig waren. De vader van het kind was niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder alleen belast is met het gezag over het kind, dat onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling. De Raad heeft gerapporteerd dat het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. De rechtbank heeft geconstateerd dat het kind een belaste voorgeschiedenis heeft met meerdere uithuisplaatsingen en dat er sprake is van gedragsproblemen en hechtingsproblematiek. De moeder heeft persoonlijke problematiek, waaronder zwakbegaafdheid en emotieregulatieproblemen, waardoor zij niet in staat is om de benodigde structuur en zorg te bieden.

De rechtbank heeft op basis van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat zij niet in staat is om de zorg voor het kind te dragen. De rechtbank heeft de William Schrikker Stichting benoemd als voogd over het kind, omdat deze instelling onafhankelijk is en in het belang van het kind kan handelen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/483667 / FO RK 19-1034
Beëindiging gezag
Beschikking van 20 augustus 2019
in de zaak van:
Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
hierna te noemen de Raad,
tegen
[A] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder.
Met als belanghebbende:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI.
De rechtbank merkt als informant aan:
[B] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader.

1.De procedure tot nu toe

1.1.
De Raad heeft op 3 juli 2019 een verzoekschrift ingediend, met bijlage.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting met gesloten deuren van 30 juli 2019.
Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [C] en mevrouw [D] namens de GI;
  • de heer [E] namens de Raad.
Hoewel de vader wel is opgeroepen is hij niet op de zitting verschenen.
2. De feiten
2.1.
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
2.2.
De moeder is van rechtswege alleen belast met het gezag over [voornaam van minderjarige] . Dit betekent dat zij belangrijke beslissingen over [voornaam van minderjarige] alleen mag nemen.
2.3.
[voornaam van minderjarige] is onder toezicht gesteld van de GI. Sinds 7 december 2018 woont [voornaam van minderjarige] op grond van een machtiging gesloten jeugdhulp bij [instelling 1] in [vestigingsplaats 2] .
2.4.
De GI heeft in de brief van 27 december 2018 geschreven dat zij bereid is om de voogdij over [voornaam van minderjarige] op zich te nemen.

3.Het verzoek en de standpunten

3.1.
De Raad heeft de rechtbank verzocht het ouderlijk gezag van de moeder over [voornaam van minderjarige] te beëindigen, omdat [voornaam van minderjarige] zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de moeder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een voor [voornaam van minderjarige] en zijn ontwikkeling aanvaardbaar te achten termijn. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de Raad op 1 juli 2019 onder meer het volgende gerapporteerd.
[voornaam van minderjarige] is in 2008 onder toezicht gesteld, vanwege ernstige zorgen over de bedreiging in zijn basisbehoeften. [voornaam van minderjarige] heeft een belaste voorgeschiedenis, onder meer door meerdere uithuisplaatsingen. Hierdoor is forse ontwikkelingsschade ontstaan, waaronder op het gebied van zijn emotionele en sociale ontwikkeling en zijn basisvertrouwen in anderen. Daarnaast vertoont hij gedragsproblemen die passend zijn bij hechtingsproblematiek. [voornaam van minderjarige] heeft daarom een opvoedomgeving nodig waarin hem structuur, duidelijkheid, voorspelbaarheid, veiligheid en nabijheid wordt geboden. De moeder kan hem dat niet bieden. Bij de moeder is sprake van persoonlijke problematiek (zwakbegaafdheid in combinatie met emotieregulatieproblematiek). Ook heeft zij onvoldoende opvoedvaardigheden om voor [voornaam van minderjarige] te zorgen. Het perspectief van [voornaam van minderjarige] ligt niet meer bij de moeder, en de aanvaardbare termijn is inmiddels verstreken.
3.2.
De moeder is het niet eens met het verzoek. Zij heeft verweer gevoerd. De rechtbank zal hierna ingaan op haar stellingen.
3.3.
De GI is het eens met het verzoek. Volgens de GI kan de moeder niet goed voor [voornaam van minderjarige] zorgen. Zo is zij het nog steeds niet eens met de machtiging gesloten jeugdhulp, waardoor [voornaam van minderjarige] niet goed behandeld kan worden. Ook werkt zij niet altijd goed mee. [voornaam van minderjarige] is daardoor nog steeds niet goed onderzocht.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad toewijzen. Hierna zal worden uitgelegd hoe de rechtbank tot die beslissing komt.
4.2.
De rechtbank kan, op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW), het gezag van een ouder beëindigen als:
- een kind zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en
- die ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen, zoals dat is opgeschreven in artikel 1:247 lid 2 BW, binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van het kind aanvaardbaar te achten termijn.
4.3.
Waar het in deze zaak om gaat, is de vraag wie vanaf nu voor [voornaam van minderjarige] zal zorgen en de belangrijke beslissingen over hem kan nemen. Meestal zorgen de ouders samen voor hun kind of doet één van de ouders dat alleen. Die ouders nemen ook de belangrijke beslissingen over hun kind. Dat noem je gezag. Het gaat dan bijvoorbeeld over het wel of niet innemen van medicijnen of naar welke school het kind gaat. Soms lukt het de ouder(s) niet goed om voor een kind te zorgen. Dan wordt er een andere plek gezocht waar het kind kan wonen. Als een ouder niet meer voor het kind kan zorgen, kan hij of zij ook geen belangrijke beslissingen meer over het kind nemen. Die ouder ziet het kind dan namelijk te weinig om goed te kunnen zeggen wat het kind nodig heeft. Dan moet de rechter kijken of er iemand anders is die de beslissingen kan nemen. Als iemand anders dan de ouders die beslissingen neemt, heet dat niet gezag maar voogdij. Degene die de voogdij heeft noem je de voogd.
4.4.
[voornaam van minderjarige] heeft veel meegemaakt in zijn leven. Hij heeft op verschillende plekken gewoond waardoor hij zich niet altijd veilig heeft gevoeld. Ook heeft hij gedragsproblemen die onder andere bestaan uit stelen, schelden en agressief gedrag. Ook zet hij andere kinderen onder druk en luistert hij niet goed naar volwassenen. De moeder heeft gezegd dat die problemen niet haar schuld zijn, maar hoe het komt dat [voornaam van minderjarige] deze problemen heeft maakt eigenlijk niet uit. [voornaam van minderjarige] heeft die problemen nou eenmaal en er moet goed bekeken worden hoe daarmee om moet worden gegaan. Vanwege die problemen is het belangrijk dat degene die voor [voornaam van minderjarige] zorgt heel duidelijk is en veel regelmaat geeft. Toen [voornaam van minderjarige] nog op [instelling 2] woonde ging het niet goed met hem. Sinds hij op [instelling 1] woont gaat het beter. [voornaam van minderjarige] voelt zich daar zelf ook beter. Dat komt onder andere doordat hij veel hulp krijgt van mensen die daar voor hebben geleerd. Dat heeft hij ook nodig om een verstandige volwassene te worden. Als [voornaam van minderjarige] zijn gedragsproblemen blijft houden en niet de hulp krijgt die hij nodig heeft lukt dat niet. De moeder wil graag voor [voornaam van minderjarige] zorgen, maar zij heeft zelf ook problemen. De moeder heeft gezegd dat dat niet waar is, maar dat klopt niet. Mevrouw [F] van GGZ Centraal, de vrouw die de moeder helpt, zegt namelijk ook dat zij die problemen heeft. De problemen die de moeder heeft is dat zij het moeilijk vindt om goed om te gaan met haar emoties en dat zij vaak somber is. Ook is zij is zwakbegaafd. Dat betekent dat zij moeite heeft met leren en achterloopt in haar ontwikkeling. Daarom krijgt zij hulp. Vanwege haar problemen heeft de moeder al haar energie voor zichzelf nodig. Dat betekent dat zij niet ook nog voor [voornaam van minderjarige] kan zorgen. [voornaam van minderjarige] kan dus niet meer thuis wonen bij de moeder. De moeder heeft gezegd dat zij hulp kan krijgen van haar familie om voor [voornaam van minderjarige] te zorgen, maar die hulp is niet genoeg. De problemen van [voornaam van minderjarige] zijn namelijk te moeilijk voor de moeder, ook al krijgt zij hulp.
4.5.
Omdat de moeder niet meer voor [voornaam van minderjarige] kan zorgen moet iemand anders de belangrijke beslissingen over [voornaam van minderjarige] gaan nemen. De rechtbank vindt het een goed idee als de GI dat gaat doen, omdat de GI onafhankelijk is. Dat betekent dat zij niet aan één kant staan, niet aan de kant van de moeder en niet aan de kant van de instelling waar [voornaam van minderjarige] woont. De GI staat vooral aan de kant van [voornaam van minderjarige] . De rechtbank zal de GI daarom benoemen als voogd over [voornaam van minderjarige] .

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
beëindigt het gezag van de moeder over
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ;
5.2.
benoemt de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd de Amsterdam, als voogd over [voornaam van minderjarige] ;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Geerding als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.